Waar blijft de logica ?
Terwijl het belastingvrije minimum nog steeds wordt aangepast aan de evolutie van het indexcijfer, zijn de belastingschalen zelf al jaren niet meer aangepast. Een evolutie die vragen oproept.
Welke bedragen worden vandaag op fiscaal gebied nog aangepast aan de evolutie van het indexcijfer ? Het zijn er niet veel : de belastingvrije som, de verhogingen van die belastingvrije som, en het maximumbedrag van de bestaansmiddelen die men mag hebben om nog als persoon ten laste te worden beschouwd.
Alle andere bedragen, schijven en plafonds zijn al jaren bevroren en zullen dat allicht ook nog vele jaren blijven. Zo is bijvoorbeeld het maximumbedrag dat men per jaar aan fiscaalvriendelijk pensioensparen kan besteden al verschillende jaren geplafonneerd op zo’n schamele 22.000 frank. Het belastingvrij gedeelte van de interesten op een gewoon spaarboekje zit eveneens al jaren vast op 55.000 frank. En het kostenforfait voor werknemers, bedrijfsleiders en beoefenaars van vrije beroepen die hun werkelijke beroepsuitgaven niet bewijzen is ook al verschillende jaren geplafonneerd op 110.000 frank. Enzovoort, enzovoort.
SCHALEN.
Hetzelfde geldt voor de schalen van het tarief van de personenbelasting. Die zitten eveneens muurvast geblokkeerd. Met als gevolg dat de personenbelasting bij voortduur 25 % bedraagt op de eerste schijf van 253.000 frank, 30 % op de volgende schijf tot 335.000 frank, 40 % op het gedeelte tot 478.000 frank, 45 % op de daaropvolgende schijf tot 1.100.000 frank, 50 % op het gedeelte tot 1.650.000 frank, 52,5 % op de volgende schijf tot 2.420.000 frank en 55 % op hetgeen die bovengrens overstijgt. Tarieven die om te beginnen telkens moeten worden verhoogd met 3 opcentiemen aanvullende crisisbijdrage, en daarenboven ook nog met de aanvullende gemeentebelasting.
KAAP.
Voor iemand die bijvoorbeeld in een gemeente woont die 8 % aanvullende gemeentebelasting heft, wil dit zeggen dat de marginale belastingdruk vanaf 478.000 frank belastbaar inkomen de kaap van 50 % bereikt. Op de schijf van 478.000 frank tot 1.100.000 frank bedraagt de basisbelasting immers 45 %. 3 opcentiemen aanvullende crisisbijdrage op 45 % is gelijk aan 1,35 %. En 8 % aanvullende gemeentebelasting op 45 % is nog eens goed voor 3,6 %. Samen geeft dat dus 45 + 1,35 + 3,6 = 49,95 %, of op een haar na, net geen 50 %.
BELASTINGVRIJ.
Zoals gezegd, wordt de belastingvrije som nog wel geïndexeerd. Voor het aanslagjaar 1997 bedraagt ze, voor een alleenstaande 198.000 frank, en voor een gehuwde 156.000 frank. Voor het aanslagjaar 1998 (inkomsten van 1997) klimt ze voor een alleenstaande voor het eerst over de kaap van de 200.000 frank naar 203.000 frank. Voor gehuwden is de belastingvrije som, voor het aanslagjaar 1998 gelijk aan 160.000 frank. Twee gehuwden (die ook als zodanig worden belast) hebben aldus voor het aanslagjaar 1998 recht op een belastingvrij minimum van 320.000 frank ; De vrijstelling wordt immers “per echtgenoot” toegepast.
KINDEREN.
Ook de verhogingen van de belastingvrije som worden nog altijd van jaar tot jaar aangepast aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Een eerste kind geeft voor het aanslagjaar 1997 recht op een verhoging met 42.000 frank, en voor het aanslagjaar 1998 op een verhoging met 43.000 frank. Exact 1000 frank meer. Voor twee kinderen bedraagt de verhoging voor het aanslagjaar 1997 108.000 frank, en voor het daaropvolgende aanslagjaar 110.000 frank. Bij drie kinderen gaat de belastingvrije som respectievelijk voor de aanslagjaren 1997 en 1998 met 244.000 frank en met 249.000 frank omhoog. Bij vier kinderen is dat met 394.000 frank voor het aanslagjaar 1997 en met 402.000 frank voor het aanslagjaar 1998. Voor elk kind boven het vierde komt daar nog eens 150.000 frank bij voor het aanslagjaar 1997, en 153.000 frank voor het aanslagjaar 1998.
VOORBEELD.
Neem bijvoorbeeld een (samenwonend) echtpaar met vier kinderen ten laste. Elk van beide echtgenoten heeft dan recht op een belastingvrije som van (voor het aanslagjaar 1998) 160.000 frank. En die belastingvrije som wordt vervolgens, in hoofde van de echtgenoot met het hoogste beroepsinkomen, verhoogd met 402.000 frank (de verhoging voor de vier kinderen). Zijn belastingvrije som bedraagt aldus 562.000 frank.
Pikant detail : het inkomen dat deze echtgenoot boven deze belastingvrije som verdient, wordt vanaf de eerste frank wegbelast tegen 50 %. Hoger hebben we immers gezien dat de marginale belastingdruk vanaf een belastbaar inkomen van 478.000 frank vrijwel gelijk is aan 50 % (als men in een stad of gemeente woont die om en bij de 8 % aanvullende gemeentebelasting heft).
Zijn er slechts drie kinderen ten laste, dan heeft men meer geluk. De belastingvrije som is dan (in hoofde van de echtgenoot met het hoogste beroepsinkomen) gelijk aan 160.000 frank plus 249.000 frank, of samen 409.000 frank. De marginale belastingdruk op hetgeen deze echtgenoot meer verdient (dan 409.000 frank), begint dan met een tarief van ongeveer 45 % (crisisbijdrage, en bij wijze van voorbeeld 8 % aanvullende gemeentebelasting inbegrepen). Maar dat geldt slechts voor de eerste schijf van 69.000 frank (het verschil tussen 409.000 frank en 478.000 frank). Vanaf een belastbaar inkomen van 478.000 frank bereikt de marginale belastingdruk immers ook hier de magische grens van 50 %.
En van jaar tot jaar bereikt men die grens een beetje vlugger. Omdat de belastingvrije som zoals we hebben gezien de geldontwaarding wel volgt (of anders gezegd, aangepast wordt aan de evolutie van het indexcijfer), maar de grens van 478.000 frank (vanaf waar de kaap van 50 % marginale belastingdruk grosso modo bereikt wordt) ijskoud op dat niveau bevroren blijft.
EIGENAARDIG.
Meteen is ook gezegd dat er met die belastingvrije som iets zeer eigenaardigs aan de hand is. Want als die belastingvrije som inderdaad een echt minimum is een bedrag waarvan de wetgever vindt dat men het in alle omstandigheden nodig heeft om te leven (wat uitlegt dat het niet wordt belast) dan is het in geen enkel opzicht begrijpbaar dat het inkomen dat daar bovenuitstijgt onmiddellijk wordt wegbelast tegen tarieven van 45 en 50 % (crisisbijdrage en aanvullende gemeentebelasting inbegrepen).
BESTAANSMIDDELEN.
Een ander netelig probleem : de bestaansmiddelen die men mag hebben om nog als persoon ten laste te worden beschouwd. Voor het aanslagjaar 1997 waren zij geplafonneerd op 72.000 frank netto ; voor het aanslagjaar 1998 is dat op 74.000 frank. Ervan uitgaande dat de nettobestaansmiddelen doorgaans gelijk zijn aan 80 % van de bruto-inkomsten, wil dit dus zeggen dat bijvoorbeeld een kind maximaal 92.500 frank bruto mag verdienen, om nog (voor het aanslagjaar 1998) als persoon ten laste in aanmerking te kunnen komen. Een vakantiejob van een maand vormt dus geen probleem.
ALLEENSTAAND.
Voor kinderen die ten laste zijn van personen die fiscaal als alleenstaanden worden beschouwd (bijvoorbeeld uit de echt gescheiden personen, of feitelijk gescheiden echtgenoten vanaf het jaar dat volgt op het jaar van de feitelijke scheiding) geldt een hoger bedrag : hun bestaansmiddelen mogen netto 114.000 frank bedragen voor het aanslagjaar 1997 en 117.000 frank voor het aanslagjaar 1998.
In brutotermen mogen zij bijgevolg (voor het aanslagjaar 1998) 146.250 frank inkomsten hebben. Maar let wel, de inkomsten worden in dit geval niet alleen gevormd door bijvoorbeeld de inkomsten van een vakantiejob, maar ook door de onderhoudsgelden die in hoofde van deze kinderen worden uitbetaald. Een kind waarvoor bijvoorbeeld 10.000 frank onderhoudsgeld per maand wordt betaald, heeft op jaarbasis al een inkomen van 120.000 frank, waarvan 80 % en dus 96.000 frank als bestaansmiddel in aanmerking komt. In de veronderstelling dat hij ten laste is van een alleenstaande ouder, mag hij netto (voor het aanslagjaar 1998) weliswaar 117.000 frank netto bestaansmiddelen hebben. Maar aangezien de onderhoudsgelden in het voorbeeld (netto) 96.000 frank bedragen, is er nog slechts een marge van 117.000-96.000 of 21.000 frank.
MAQUIS.
Een kind dat in die omstandigheden een vakantiejob wil doen, zal allicht twee keer nadenken. Want een verdienste van (netto) meer dan 21.000 frank heeft in het voorbeeld tot gevolg dat hij zijn fiscaal statuut van persoon ten laste verliest. En dat verlies kan zeker als het een tweede, derde, vierde, of daaropvolgend kind betreft meer kosten dan het vakantiewerk kan opbrengen. Verplichte rust (of het maquis) is in die omstandigheden de boodschap.
Jan Van Dyck
Jan Van Dyck is fiscalist.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier