Waar betaalt u de minste belastingen?
Veel bedrijven voelen zich het slachtoffer van willekeurige bedrijfstaksen die de gemeenten heffen. Volgens Voka stegen de lokale lasten op ondernemingen het afgelopen decennium met 30 %. Kan een gedeeltelijke overheveling van de vennootschapsbelasting hier soelaas bieden?
ôOndanks het verkiezingsjaar blijft de lokale belastingdruk op particulieren en bedrijven stijgen,” zegt Mark Andries, adjunct-directeur van het kenniscentrum van Voka, het Vlaamse netwerk van ondernemingen. Uit de jongste enquête van Voka blijkt het om een structurele verhoging te gaan. Zowel in de aanvullende personenbelasting als in de opcentiemen op de onroerende voorheffing breken de gemeenten opnieuw records. Het gemiddelde tarief bedraagt nu respectievelijk 7,19 % en 1310. Het afgelopen decennium stegen de lokale lasten op ondernemingen volgens Voka met 30 %.
Maar het bedrijfsleven gaat in verzet. Kurt Ghekiere, voorzitter van de Kuurnse bedrijvenclub: “Terwijl ondernemers vroeger liever in de schaduw opereerden, komen ze nu openlijk uit voor hun ongenoegen. Met succes. We zijn erin geslaagd om in gemeenschappelijk overleg met het gemeentebestuur de lokale belasting op economische entiteiten in 2002 te verminderen met 200.000 euro (het maximum is nu 1500 euro in plaats van 9000 euro) en zelfs eenmalig te maken. Door de stijging van de fiscale druk volgt het bedrijfsleven nu de gemeentepolitiek op de voet. Zo kunnen we korter op de bal spelen. Dat is een belangrijke kentering.”
Onder druk van het bedrijfsleven paste ook Izegem zijn belasting op economische activiteiten aan. Daar kregen de ondernemingen een korting van 270.000 euro, terwijl de starters vrijgesteld werden. Andries: “Samen met de lokale werkgeversorganisaties lieten wij de lokale belasting op bedrijfsuitrustingen die door de Vlaamse overheid vrijgesteld waren, in Lommel en Overpelt schorsen. Ook zorgde ons schrijven ervoor dat Duffel, Puurs en Bornem hun taksen op onroerende goederen die regionaal vrijgesteld waren, afschaften. Gelijkaardige acties hadden ook succes in Diest, Gent, Eeklo en Dendermonde.”
155 bedrijven draaien op voor tekort
Maar uitzonderingen bevestigen de regel. Veel gemeenten blijven de bedrijven lukraak belasten zodra ze een gat in de begroting hebben. De politieke stem van ondernemers weegt immers niet zo zwaar door. Michel Geldof, gedelegeerd bestuurder van het tractorenbedrijf Geldof Industries uit Harelbeke: “Ons bestuur zat met een tekort van 400.000 euro. Eerst wilden ze die last verdelen onder de 1603 firma’s die in de gemeente actief zijn. Uiteindelijk pikten ze er de 155 beste ondernemingen uit. Zo konden ze het aantal misnoegde kiezers tot een minimum beperken. Maar wij betalen nu aanzienlijk meer. Wel werd de oorspronkelijke belasting op 19 april met 136.000 euro verminderd.”
De nieuwe Vlaamse regering zal moeten kiezen, meent Louis Tobback ( SP.A), de burgemeester van Leuven. “Ofwel holt ze de lokale autonomie verder uit, ofwel geeft ze de gemeenten de nodige middelen om een echt gedecentraliseerd beleid te voeren. Minstens de helft van de Lambermontgelden die in 2005 vrijkomen, moet naar de plaatselijke besturen gaan.”
“De hogere overheden nemen maatregelen die de gemeenten geld kosten,” bevestigt Christophe Peeters, VLD-schepen van Financiën in Gent. Als voorbeeld verwijst hij naar de opmaak van ruimtelijke structuurplannen, de vrijstelling van de onroerende voorheffing op de bedrijfsuitrusting, de verlaging van het kadastrale inkomen om het wonen in de stad te bevorderen en de stijgende personeelslasten (inclusief pensioenlasten) als gevolg van een CAO. Peeters: “Voor al die gederfde inkomsten zijn er geen compensaties voorzien, uitgezonderd een lichte verhoging van het Gemeentefonds. Daarom zijn wij genoodzaakt stapsgewijs de belastingen te verhogen. Wel geef ik toe dat reglementen zoals de heffing op drijfkracht of oppervlakte middeleeuws zijn. Maar we kunnen niet anders. Daarom is een andere financiering van de lokale besturen noodzakelijk. Een gedeeltelijke overheveling van de opbrengsten uit de vennootschapsbelasting aan de gemeenten zou soelaas kunnen bieden.” Een pact tussen hogere overheden en gemeenten dus, waarbij de gemeenten de verschillende belastingen op bedrijven afschaffen in ruil voor een min of meer vaste vergoeding uit de vennootschapsbelasting.
Fiscale kampioen: Blankenberge
Met 44 verschillende belastingen en acht retributies is Blankenberge de fiscale kampioen in Vlaanderen. Je kunt het zo gek niet bedenken of de kustgemeente heft er een taks op: van honden tot strandstoelen en van benzinepompen tot riolen. “Toch is ons systeem rechtvaardig, want niemand betaalt voor een ander,” verdedigt burgemeester Ludo Monset (VLD). “Plaatselijke bewoners moeten toch niet opdraaien voor de lasten die voortvloeien uit het toerisme en de activiteiten van bouwpromotoren? Daarom hebben we gerichte belastingen bedacht voor specifieke zaken. Daarmee kunnen we de aanvullende personenbelasting relatief laag houden. Bovendien, wie kan er iets hebben tegen een belasting op krotwoningen of het vervoer van dronken personen?”
Daarnaast heffen niet minder dan 197 van de 308 lokale besturen in Vlaanderen een of andere bedrijfstaks. Koploper is nog altijd de vermaledijde taks op drijfkracht, die vennootschappen op het gezamenlijke vermogen van hun motoren belast. Mechelen trok deze heffing dit jaar nog flink op, hoewel het bestuursakkoord oorspronkelijk voorzag in een afschaffing. Alleen Malle gaf dit jaar gehoor aan de vraag van Voka om geen belasting op drijfkracht meer te heffen. Asse en Bredene namen gelijkaardige maatregelen, maar voerden tegelijk nieuwe compensaties in. Ook de belastingen op oppervlakte en personeel behoren tot de klassiekers. Maar de jongste tijd maken andere taksen (zie tabel: Alternatieve vormen van lokale belastingen) opgang, zoals reclamedrukwerk en afval.
Lokale belastingen wegen steeds zwaarder op de ondernemingen, aldus Andries. “Het gaat zonder uitzondering om belastingen die niet gekoppeld zijn aan het resultaat van de bedrijven en die, zeker in moeilijke economische omstandigheden, rechtstreeks op de rentabiliteit en het concurrentievermogen van de bedrijven drukken. Bovendien bestaan zulke taksen in andere lidstaten amper of niet. Zo moeten Nederlandse bedrijven aan hun gemeentebestuur alleen ‘onroerende zaakbelasting’ betalen, de Nederlandse versie van de onroerende voorheffing. De andere ontvangsten halen ze voornamelijk uit retributies, waar een directe dienstverlening tegenover staat.”
Volgens Andries krijgen Belgische ondernemingen behalve de drijfkrachtbelasting – uniek in Europa – vaak ook nog te maken met pseudomilieuheffingen door de lokale overheid, zoals de belasting op het verspreiden van huis-aan-huisbladen. “Een op drie Vlaamse gemeenten heft een taks op reclamedrukwerk, maar elk volgens een ander systeem of tarief. Dat is een administratieve nachtmerrie voor de ondernemer die de kostprijs voor zijn bedeling in het land wil berekenen.”
Hebben de gemeenten geen keus?
Gemeenten maken dus steeds meer gebruik van hun fiscale bevoegdheden om hun uitgaven te dekken. Terwijl nationale en regionale regeringen de voorbije jaren trots met allerlei lastenverminderingen uitpakken, toveren de lokale besturen allerhande bedrijfsheffingen uit hun mouw.
“Aangezien de gemeenten telkens bijkomende verplichtingen krijgen, slinken hun reserves zienderogen,” zegt Van Grembergen. “Bovendien heeft de federale overheid de beloofde 172 miljoen euro aan Elia-gelden – compensaties voor de gederfde inkomsten uit dividenden van intercommunales als gevolg van de vrijgemaakte energiemarkt – nog altijd niet doorgestort. Zij moeten hun belastingen dus wel verhogen.”
“Fout,” zei de federale minister van Begroting Johan Vande Lanotte (SP.A) eerder in de media. “Volgens ramingen van het Instituut voor de Nationale Rekeningen bedraagt het gemeentelijk overschot niet minder dan 730 miljoen euro in 2003. Voor dit jaar schatten wij het overschot op 433 miljoen euro. Je kunt dat moeilijk desastreuze cijfers noemen.” Zijn er dan geen problemen? Toch wel. Vande Lanotte: “Vanaf 2004 dalen de inkomsten van de elektriciteit spectaculair en de vergrijzing dreigt. Daar moeten we samen met de gewesten en gemeenten dringend werk van maken in een open dialoog, liefst niet op basis van schimmige politieke spelletjes.”
Ondertussen verhoogden de gemeenten sinds het begin van deze legislatuur hun aanvullende personenbelasting geleidelijk van gemiddeld 6,59 % in 2000 naar 7,19 % in 2004. “Maar deze stijging is afgevlakt,” zegt Jan Leroy, stafmedewerker van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten ( VVSG). “Dit jaar behield meer dan 90 % van de lokale besturen hun vorige aanslagvoet. Hetzelfde geldt voor de opcentiemen op de onroerende voorheffing. Zij namen de afgelopen jaren met ongeveer 20 % toe, maar blijven sinds 2004 grotendeels constant.”
Voorts verwerpt de VVSG de kritiek van Voka dat voornamelijk de bedrijven het gelag betalen. Leroy: “De gemeenten halen 80 % van hun inkomsten uit de aanvullende personenbelasting en de opcentiemen op de onroerende voorheffing, die op hun beurt voor 80 % door de burgers gedragen worden. Bovendien verbiedt de wetgever ons een omzet- of winstbelasting in te voeren. Daarom zijn wij genoodzaakt ons te behelpen met makkelijk uitvoerbare lapmiddelen, zoals de belasting op drijfkracht.”
Gelukkig hoeven de Vlaamse bedrijven vanaf 2004 het gewestelijke aandeel van de onroerende voorheffing niet meer te betalen. Andries: “Dat was vorig jaar een belangrijke eis van Voka in het sociale overleg. Die maatregel betekent een belastingverlaging van ongeveer 6 % voor de ondernemingen.”
Opbrengsten uit vennootschapsbelasting
Vandaag, 13 mei, presenteert Voka het derde luik van haar memorandum voor de Vlaamse verkiezingen volgende maand. De werkgeversorganisatie wil dat het probleem van de lokale belastingdruk op de agenda van de komende regeringsonderhandelingen komt.
Andries: “In de eerste plaats eisen wij dat de Vlaamse overheid een fiscaal pact met de gemeenten sluit om de achterhaalde belastingen op drijfkracht en personeel af te schaffen. Ten tweede moet de volgende regering de onroerende voorheffing op de waarde van de bedrijfsuitrusting verlagen. Zij kan dat door nieuwe investeringen te belonen met vrijstellingen.”
Ook stelt Voka voor de verdeelsleutels van het Gemeentefonds aan te passen, zodat gemeenten met een belangrijke bedrijfsactiviteit op hun grondgebied extra middelen krijgen, op voorwaarde dat ze geen lokale bedrijfsbelastingen (meer) heffen. Andries: “Bovendien willen we afstappen van de forfaitaire afvalbelastingen op bedrijven. Die taksen staan immers los van het principe dat de vervuiler betaalt.”
Voka wil ook dat er een einde komt aan de kafkaiaanse situatie van de gemeentelijke belastingen op het verspreiden van huis-aan-huisbladen en reclamedrukwerk. Andries: “Dat er bijna zoveel soorten drukwerkbelasting bestaan als er gemeenten zijn, zorgt voor een administratieve overlast en rechtsonzekerheid voor onder meer uitgevers, winkelketens en drukkerijen. Bovendien staat de hoogte van die belastingen vaak totaal niet in verhouding met de ophaal- en de verwerkingskosten die het drukwerk veroorzaakt voor de gemeenten, zeker wanneer de waarde van het oud papier in rekening wordt gebracht.”
Ten slotte eist Voka meer fiscale autonomie op het vlak van de vennootschapsbelasting. Andries: “De gewesten zouden – net als bij de personenbelasting – een gedeelte van de opbrengsten uit de vennootschapsbelasting krijgen, waarmee ze de gederfde inkomsten van de gemeenten kunnen compenseren. Dan beschikt Vlaanderen over de mogelijkheid om kortingen aan de bedrijven toe te kennen.”
eXtra informatie op www.trends.be: Op de Trends-website vindt u een lijst van alle Vlaamse gemeenten, gerangschikt volgens hun belastingregime voor bedrijven. Ook kunt u hier de Voka-nota ‘Barometer lokale fiscaliteit 2004’ en de VVSG-analyse over de lokale belastingverhogingen raadplegen.
Eric Pompen
Met 44 verschillende belastingen en acht retributies is Blankenberge de fiscale kampioen in Vlaanderen.
“Het bestuur van Harelbeke zat met een tekort van 400.000 euro. Om die last te verdelen, pikte het er de 155 beste ondernemingen uit. Zo konden ze het aantal misnoegde kiezers tot een minimum beperken.”
“Het is hoog tijd voor een andere financiering van de lokale besturen, zoals een gedeeltelijke overheveling van de opbrengsten uit de vennootschapsbelasting naar de gemeenten.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier