Vuil geld: speculatie op grondstoffen

Toen keizer Vespasianus in het jaar 70 na Christus een belasting ging heffen op het gebruik van openbare toiletten, fronsten nobele Romeinse senatoren de wenkbrauwen van verontwaardiging. “Pecunia non olet”, (geld stinkt niet), antwoordde Vespasianius grinnikend.

Twintig eeuwen later zijn de woorden van Vespasianus nog altijd actueel. Alle officiële verklaringen over de beteugeling van witwasserij, maffia, speculatie, exploitatie van de zwakkeren ten spijt, blijft geldbezit tot vandaag – en meer dan ooit – de enige maatstaf van zogenaamd aards geluk en macht.

Meer dan eens kreeg de zondige immoraliteit van de nieuwe rijken alom vergiffenis dankzij hun fatsoenlijke omgang met het establishment en een verstandig beklimmen van de sociale ladder. Want geld stinkt niet.

De 1125 dollarmiljardairs (the Billion Dollars club) pronken met een rustig gemoed op de jaarlijkse Forbes listing. Naast ondernemers die toegevoegde waarde creëerden of zij die dankzij vaderlijke verdiensten op de lijst verschijnen (de Duitser Albert von Thurn und Taxis, 25 jaar oud, is 2,3 miljard dollar waard), halen de nieuwe dollarmiljardairs goedkeurende media attentie en applaus. Zelfs veel Russen slagen erin zonder moeite keizerlijke paleizen in het Westen te kopen.

De vraag die nu rijst, is hoe lang het adagium “geld stinkt niet” nog kan worden waargemaakt als je kijkt naar de onbeteugelde speculatie op grondstoffen, die sinds een tiental jaren hoogtij viert. De enige plek om uw tegoeden te beschermen, zeggen bankiers wereldwijd, zit in opties op commodities. Ook onze pensioenfondsen beleggen in commodities. Er zijn, naar verluidt, een miljard pc’s op de aardbol. Welnu, vanuit die pc’s kan de eerste de beste belegger investeren in alle mogelijke grondstoffen, waaronder voedselproducten. Hij kan op termijn opties kopen en verkopen zonder ooit die grondstoffen daadwerkelijk in ontvangst te nemen.

Zo vernemen wij dat de oogst van cacaobonen in 2008 al vijfmaal verkocht werd. De koffieoogst werd meer dan zevenmaal verkocht. De Tijd blokletterde onlangs dat de oliehandel voor 71 procent in handen is van speculanten. Dat wil zeggen dat maar 29 procent van de olie gekocht wordt door effectieve oliegebruikers. Hetzelfde verhaal geldt voor alle grondstoffen en voedselproducten zoals suiker, tarwe, soja, maïs en andere.

Pensioenfondsen, banken, hefboomfondsen en durfkapitaalgroepen doen allemaal mee. Voornamelijk termijnmarkten trekken speculanten aan. In plaats van de huidige marktprijs te betalen sluiten speculanten contracten af voor grondstoffen die ze pas over 6 tot 18 maanden zullen kopen. Op die manier wordt op papier een hoeveelheid grondstoffen verhandeld die de werkelijke hoeveelheid overtreft. Die belegger heeft geen enkele intentie de grondstoffen in ontvangst te nemen en ervoor te betalen. Zijn opzet is dat papier dankzij effectisering opnieuw te verhandelen, met winst uiteraard.

Het is uiteindelijk de verbruiker die betaalt. En het is ook niet de producent of de landbouwer die er rijker van wordt.

Termijnhandel van grondstoffen is natuurlijk geen nieuw verschijnsel. Een wereldmarkt zoals de Nymex in New York of de beurzen van London en Chicago, waar vraag en aanbod samenkomen, heeft jarenlang de stabilisering van de grondstoffenmarkt in de hand gewerkt. Het is het oneigenlijke gebruik van dat mechanisme dat aanleiding geeft tot misbruiken en scheeftrekking. Het zijn voornamelijk de hefboomfondsen die daar gretig gebruik van maken, zonder enige beperking en zonder controle. In vergelijking met de aandelen- en obligatiemarkt, die wereldwijd gereglementeerd is, ontsnapt de commoditiesmarkt aan alle controle en supervisie.

Betaamt het bijvoorbeeld dat banken en beleggingsadviseurs reclamespotjes en advertenties plaatsen van het type: “Profiteer van de grootste grondstoffenboom ooit”? Vandaar dat er stemmen opgaan om dergelijke speculatie een halt toe te roepen. Voor de Amerikaanse Senaatscommissie, waar een onderzoek loopt, verklaarde George Soros dat “er duidelijk redenen zijn om speculatie in grondstoffen te ontmoedigen”. Die is volgens hem “intellectueel ongezond, potentieel destabiliserend en schadelijk voor de economie”.

De Europese Commissie gaat ook onderzoeken in hoeverre speculanten de prijzen van voedsel en olie opdrijven. Zou Europa niet eens het voortouw kunnen nemen en niet wachten tot Amerika al dat “commodities”-papier naar hier laat overwaaien (denk aan de subprime). Het is wel geen gemakkelijke opgave voor de Europese Commissie om maatregelen uit te dokteren voor Europa, wetende dat het fenomeen een wereldwijde dimensie heeft. Maar is het te veel gevraagd om, na onderzoek, een aantal pistes uit te werken voor een wereldwijd debat over een probleem dat vroeg of laat zal moeten worden opgelost? (T)

DE AUTEUR IS JURIST.

Jean-Pierre De Bandt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content