VS, Sovjet-Unie. RIJP VOOR DOWNSIZING. Maar hoe ?
Eén van de meer diepgaande eindejaarsprogramma’s van de BBC, geprezenteerd door Christopher Hird, was gewijd aan één boodschap : de irrelevantie van de traditionele politiek tegenover de financiële globalizatie.
In hoever is die stelling juist ? En zo ja, wat moet er dan gebeuren ? De verkeerde moraal zou zijn dat politieke entiteiten groot moeten zijn. De juiste moraal is dat de grenzen van het overheidsingrijpen nu veel sneller duidelijk worden. Het aandeel van het nationaal inkomen van de belangrijkste industrielanden dat in het buitenland wordt geïnvesteerd is nu lager dan in de rekorddagen vóór de Eerste Wereldoorlog. Het verschil ligt in de snellere overdracht van informatie en geld. De netto geldstromen tussen de beurzen zijn de resultante van veel grotere stromen, die in enkele uren of minuten tijd op elkaar inspelen.
MONETAIRE EENMAKING.
De interaktie werkt echter in twee richtingen. De regeringen houden de financiële markten in het oog en de financiële markten letten nauwgezet op alles wat de regeringen doen. De ambtenaar van het Witte Huis die opmerkte dat hij meer macht zou hebben in de obligatiemarkten dan hij ooit als president van de VS zou kunnen hebben, maakte zich op z’n zachtst gezegd schuldig aan overdrijving. Snel reagerende kapitaalmarkten kunnen inderdaad sommige politieke opties bemoeilijken. Vaste maar aanpasbare wisselkoersen, van het type Bretton Woods of het Europees Monetair Stelsel, zijn waarschijnlijk niet langer realistisch te noemen. Men moet een keuze maken tussen zwevende koersen en een werkelijke monetaire unie tussen partnerlanden. Maar een monetaire autoriteit die stevig in haar schoenen staat, hoeft de obligatiemarkten niet slaafs te volgen bij het bepalen van haar korte-termijnrente.
Het is ook noodzakelijk de meer mobiele produktiefaktoren te vergoeden volgens de in de wereld geldende winstratio’s. Dit voorstel moet eveneens met een zekere omzichtigheid worden geformuleerd. De nettolonen van kaderleden en werknemers moeten tussen de verschillende landen onderling vergelijkbaar zijn. Maar de belastingtarieven kunnen nog altijd verschillen, zolang de lonen vóór belasting in de landen met een hogere belastingdruk overeenkomstig hoger zijn. Landen kunnen bovendien overleven met hoger dan normale “sociale” belastingen op de lonen, zolang de inwoners bereid zijn deze kosten door een lager nettoloon te kompenseren.
TE GROTE UNIES.
Bovendien, financiële globalizatie dikteert geenszins de omvang van politieke entiteiten. Integendeel, veel bestaande entiteiten zouden wel eens te groot kunnen zijn. De Westeuropese regeringen hebben enorme blunders begaan door postkoloniale verbonden in het leven te roepen zoals de tot mislukking gedoemde Centraalafrikaanse of Caraïbische federaties. Later hebben ze hun vergissingen herhaald door andere statenbonden, zoals de Sovjet-Unie of Joegoslavië, veel te lang te steunen. En ze bleven nonsens uitkramen door de situatie in Tsjetsjenië af te schilderen als een Russische binnenlandse aangelegenheid, terwijl ze over het hoofd zagen dat Rusland zelf een federatie is die door de tsaristische veroveringsdrang werd afgedwongen.
Deze les is ook op het Westen van toepassing. Vermits Amerikaanse managers pioniers zijn geweest in “downsizing” van bedrijven, is het niet meer dan eerlijk dat Thomas Naylor, vroeger professor ekonomie aan de Duke University, nu de “downsizing” van de Verenigde Staten in hun geheel mag voorstellen (1). Hij vindt dat het nutteloos is dat het Witte Huis of het Kongres vanuit Washington oplossingen opleggen voor problemen zoals de armoede, het groeiende aantal daklozen, het racisme, de drugs, het geweld, de kindermishandeling en het ontoereikende onderwijs. De VS missen inderdaad een “duidelijk gevoel van eenheid of samenhorigheid als band tussen de 50 afzonderlijke staten”.
Het feit dat de gekonfedereerde staten zich in de 19de eeuw van de rest van het land wilden afscheuren om racistische redenen en om de slavernij te behouden, betekent niet dat een secessie op dit ogenblik een verkeerde keuze zou zijn. Volgens Naylor zouden echter nu niet de zuidelijke staten voor een afscheiding kiezen, maar veeleer staten zoals Alaska, Hawaï, Oregon en Vermont. Hij wijst erop dat de staat Vermont na de spaarbankschandalen 800 miljoen dollar heeft bijgedragen aan de reddingsoperatie, die in totaal 500 miljard dollar kostte, hoewel in de staat zelf geen enkele savings and loans-bank over de kop was gegaan.
Naylor gelooft dat de staten nu al een wettelijk recht hebben om zich af te scheiden. Maar om katastrofes zoals in de Kaukasus te vermijden, zouden de afscheidingsbewegingen in Amerika hun strategie lang vooraf moeten plannen. Vóór de euroskeptici beginnen te juichen, wil ik hier aan toevoegen dat Naylor wél pleit voor het behoud van één enkele munt en het opstellen van een gezamenlijk defensiebeleid.
Er kan gepraat worden over de beste formule : een konfederatie zoals in Zwitserland of een sterke maar beperkte staat met verantwoordelijkheid voor de valuta, de veiligheid, de defensie en de handel. Naylor heeft misschien wel de neiging om Zwitserland te veel te idealizeren, waar “men de kinderen de deugden van onafhankelijkheid, hard werk, samenwerking en trouw aan de familie en de gemeenschap bijbrengt” en waar de welzijnszorg wordt geregeld door 26 heel kleine kantons.
In alle aangelegenheden die best centraal geleid worden, staat de Europese Unie nog steeds zeer zwak. Daarentegen mengt ze zich veel te veel in zaken zoals gemeenschappelijke landbouwmarktafspraken, of arbeidsmarkt- en milieuregulering, die beter lokaal kunnen worden afgehandeld. Als het nog niet bestond, zouden niet veel mensen zo’n model willen bouwen. Gelukkig zijn federale superstaten en reaktionair nationalisme niet de enige alternatieven voor de toekomst.
SAMUEL BRITTAN
(1) Challenge, decembernummer, M.E. Sharpe, 80 Business Park Drive, Armonk, New York 10504.
Samuel Brittan is ekonomist en columnist voor de Financial Times.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier