Vrouwen (1)
Focus van Trends (11 september 1997) over mijn beleid naar vrouwelijke ondernemers doet mij de wenkbrauwen fronsen. Enerzijds ben ik verheugd dat het vrouwenthema een zelden geziene aandacht van u krijgt, anderzijds betreur ik de inhoud van het artikel.
Reeds in 1992, toen ik de verantwoordelijkheid kreeg voor arbeid en gelijke-kansenbeleid, ben ik gestart met initiatieven naar de groep van vrouwelijke ondernemers en meewerkende echtgenoten. Ik ga ervan uit dat in het kader van het vernieuwingsbeleid in de economie moet gestreefd worden naar een valorisatie van het beschikbare ondernemerstalent bij de zelfstandige beroepsbevolking, mannen en vrouwen. Door de ondervertegenwoordiging van de vrouw bij de zelfstandige ondernemers moet een versterkend beleid gevoerd worden om bij vrouwen nieuwe zelfstandige talenten te mobiliseren en vrouwen te ondersteunen in hun positie als zelfstandige ondernemers.
Een eerste logisch initiatief leek mij het in kaart brengen van de situatie van vrouwelijke ondernemers en meewerkende echtgenoten. Zoals u ook in uw artikel vermeldt, heeft het kmo-studiecentrum van de KU Brussel in 1993 daarover in mijn opdracht een onderzoek uitgevoerd. Eén van de belangrijkste knelpunten, zo bleek uit het onderzoek, was het gebrek aan netwerken voor vrouwelijke zelfstandigen. Daarom heb ik in 1994 het Women In Networking-project gefinancierd. Dit was een project van CMBV, die vertrekkende van de reeds bestaande organisatiestructuur, netwerken heeft opgericht om kennis en ervaring uit te wisselen, aan belangenverdediging te doen en vrouwen aan te moedigen om zelfstandig ondernemer te worden. De WIN-netwerken hadden succes ; vandaag zijn er 17 groepen actief.
Samen met CMBV werd in 1995 een stap verder gezet met de oprichting van een Centrum voor zelfstandig ondernemende vrouwen (CEZOV). Opnieuw zorgde ik voor de financiering en later voor de cofinanciering van dit centrum.
Ook een volgend project (1995-1997) met het CEZOV dat vrouwelijke herintreedsters, werklozen en nieuwkomers op de arbeidsmarkt begeleidt om als zelfstandige te starten, krijgt van mij de nodige cofinanciering.
Specifiek naar meewerkende echtgenoten toe heb ik in 1993 een informatiecampagne gevoerd om hen te stimuleren zich aan te sluiten bij de vrijwillige verzekering tegen risico’s inzake ziekte en invaliditeit. Daarvoor was in 1989 de Belgische wetgeving aangepast in uitvoering van een Europese richtlijn waaraan ikzelf mijn volle medewerking verleend heb.
U spreekt o.m. over het Europese programma New Opportunities for Women. De verantwoordelijkheid voor dit programma ligt bij de gemeenschappen. De federale overheid kan projecten indienen voor maximum 30 % van het totale budget, de gemeenschappen voor 70 %. Concreet werden via het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid hiermee twee projecten gefinancierd, m.n. voor hetcreëren van een communicatiekanaal voor gelijke kansen naar lokale besturen en voor het opzetten van gelijkekansennetwerken tussen overheid en privé. Tevens verzekert het ministerie langs deze weg de cofinanciering van projecten van organisaties die kaderen in het gelijkekansenbeleid.
Acties naar vrouwelijke ondernemers kunnen doorgaans op weinig mediabelangstelling rekenen. Met het artikel in Trends heeft u deze discriminerende traditie doorbroken. Spijtig dat de inhoud en teneur van uw artikel de vrouwelijke ondernemers weinig ondersteuning zal bieden.
Miet Smet, minister van Tewerkstelling en Arbeid.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier