‘Voorwaarden PMV-lening zijn niet gunstig’
België zet samen met Nederland in op de organisatie van de Wereldbeker Voetbal 2018. Dat moet voor ons land de katalysator zijn om de verouderde voetbalstadions te moderniseren. Op 2 december beslist de FIFA welk land de Wereldbeker mag organiseren. De kansen van België en Nederland worden klein geacht. Rusland, Spanje/Portugal en Engeland heten favoriet te zijn.
Toch heeft de Vlaamse overheid zich geëngageerd om de stadionvernieuwing financieel bij te springen. Eind vorig jaar selecteerde ze vier ‘speelsteden’: Antwerpen, Brugge, Gent en Genk. Zij kunnen bij de Participatie Maatschappij Vlaanderen (PMV) een beroep doen op een achtergestelde lening waarbij gewerkt wordt met een dubbel plafondbedrag: 10 miljoen euro voor een wedstrijd- en 5 miljoen euro voor een oefenstadion, en 20 procent van de bouwkosten van het stadionproject. Parking en niet-voetbalgerelateerde commerciële ontwikkeling zijn hiervan uitgesloten.
Daarnaast selecteerde de Vlaamse overheid zes kleinere ‘oefenstadions’: Mechelen, Sint-Truiden, Waregem, Leuven, Lokeren en Westerlo. De eerste vier willen het maximum van 5 miljoen euro lenen, Lokeren vraagt de helft van dit bedrag en Westerlo ongeveer een vijfde.
De ‘hefboomfinanciering’ van PMV gebeurt onder de vorm van een achtergestelde lening over 20 jaar en ‘tegen marktvoorwaarden’. Net over die marktvoorwaarden zijn de projectverantwoordelijken niet zo enthousiast. “De voorwaarden die PMV biedt zijn niet zo gunstig”, zegt de Brugse stadioncoördinator Gilbert De Neve, “Wij hebben het gevoel dat de stad Brugge goedkoper kan lenen.”
Vincent Mannaert van Zulte Waregem twijfelt aan het engagement: “Ik krijg de indruk dat PMV en de Vlaamse regering er zelf nog niet uit zijn wat ze nu precies willen doen en op welke manier. Er is nog altijd geen enkele definitieve beslissing genomen. En als we de organisatie niet naar België halen, krijgt de budgettaire realiteit misschien de bovenhand.”
De achtergestelde lening die PMV aan de clubs of de lokale overheden aanbiedt, vertrekt van de Europese referentierentevoet voor België voor langetermijninvesteringskredieten. Die rentevoet is volgens investeringsmanager Wouter Everaert van PMV niet te vergelijken met de Europese swap-rente op 20 jaar. Hij spreekt van een rentevoet die momenteel rond 1,25 procent schommelt. Daarbovenop rekent PMV een marge van 4 procent, mede opdat de lening door de Europese Commissie niet zou worden aangemerkt als staatssteun. De Vlaamse overheid voorziet wel jaarlijks in een rentesubsidie van 2 procent.
Dat zou betekenen dat de reële rente op de achtergestelde lening ongeveer 3,25 procent bedraagt, maar de basisrentevoet schommelt en is jaarlijks herzienbaar. “Niettemin, als je weet dat de tarieven voor een achtergestelde lening op de markt zich momenteel tussen 8 en 10 procent bevinden en dit voor een veel kortere looptijd, denk ik dat de voorwaarden best gunstig zijn”, oordeelt Everaert. “Bovendien gaat het om een hefboomfinanciering, die het aantrekken van bankfinanciering moet vergemakkelijken. De clubs of lokale overheden zijn uiteraard vrij om, zo mogelijk, een voordeliger financieringsstructuur uit te werken.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier