VOORDELEN VAN ALLE AARD. PROBLEMEN MET BEDRIJFSWAGENS. Hoe de belasting juist berekenen ?
Stel dat een bedrijf een wagen ter beschikking stelt van bijvoorbeeld een personeelslid, of van een bestuurder of een werkend vennoot. En dat die wagen ook voor privé-doeleinden gebruikt mag worden. Het betrokken personeelslid, of de bestuurder of werkend vennoot geniet dan uiteraard een “voordeel”.
WAARDE.
Fiskaal-technisch noemt men dergelijk voordeel een “voordeel van alle aard”. De waarde van dat voordeel wordt (bij bedrijfswagens) op forfaitaire wijze geraamd. Door het aantal privé-kilometers te vermenigvuldigen met een forfaitaire kilometerprijs die in funktie staat van de fiskale paardekracht van de wagen. Voor een wagen van bijvoorbeeld 4 pk is die kilometerprijs vastgesteld op 5,3 frank. Voor eentje van 10 pk is dat exact 10 frank. En voor een statige limousine van 19 pk of meer geldt een kilometerprijs van 14,6 frank. Het hele lijstje van de kilometerprijzen (van 4 pk tot 19 pk) vindt men terug in het Koninklijk Besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.
Daarin staat ook te lezen dat het voordeel berekend moet worden uitgaande van een aantal privé-kilometers dat ten minste 5000 per jaar moet bedragen.
Voor een wagen van 10 pk waarmee op jaarbasis bijvoorbeeld 7000 privé-kilometers worden afgelegd, is het forfaitair geraamde voordeel bijgevolg gelijk aan 70.000 frank. Worden met die wagen slechts 4000 privé-kilometers afgelegd, dan is het voordeel gelijk aan 50.000 frank. Het werkelijk gebruik (4000 km) is in dit geval immers lager dan de ondergrens van 5000 km, zodat het voordeel berekend moet worden uitgaande van ten minste 5000 km per jaar.
TUSSENKOMST.
In het uitvoerings-KB staat ook nog te lezen dat het aldus berekende voordeel verminderd mag worden met de tussenkomst die de genieter in voorkomend geval betaalt.
Stel dat het forfaitair geraamde voordeel 70.000 frank bedraagt, en dat de genieter aan het bedrijf 30.000 frank heeft betaald, dan is het belastbaar voordeel van alle aard bijgevolg nog slechts gelijk aan 40.000 frank. Betaalt de genieter 70.000 frank, dan is er vanzelfsprekend in het geheel geen belastbaar voordeel meer.
ACHTERPOORTJE.
Een vraag die blijkbaar nogal wat mensen bezighoudt, is of er geen achterpoortjes bestaan om te ontsnappen aan belasting, zonder aan het bedrijf de volledige som van het geraamde voordeel te moeten betalen.
Men moet zich ter zake geen illuzies maken. Wondermiddelen bestaan er niet. Men zou natuurlijk bij hoog en bij laag kunnen staande houden dat de wagen niet voor privé-doeleinden wordt gebruikt. Maar in veel gevallen is dat niet erg geloofwaardig, en zal de fiskus vrij eenvoudig het tegendeel kunnen bewijzen. Het minste privé-gebruik volstaat overigens om de hoger vermelde “ondergrens” van 5000 privé-kilometers op jaarbasis in werking te stellen.
SLIM.
Veel speelruimte is er dus niet. Maar wie niet sterk is, moet slim zijn. Een van de truukjes bestaat erin zeer aandachtig de kommentaren te lezen die de Administratie zelf aan de fiskale wetgeving wijdt. Soms vindt men daarin zaken die men niet zou verwachten. Zo staat op dit ogenblik in de administratieve kommentaar te lezen dat er geen belastbaar voordeel van alle aard aangerekend moet worden als de genieter van het voordeel een vergoeding betaalt die ten minste overeenstemt met de werkelijke gemiddelde kostprijs per kilometer van de gebruikte wagen.
En dat biedt natuurlijk onverhoopte perspektieven. Vooral als men een wagen ter beschikking heeft waarvan de kosten erg laag zijn. Denk aan een stevige personenwagen van 10 pk die al lang afgeschreven is en die ook weinig onderhoud behoeft. De kans dat de werkelijke kilometerprijs van dergelijke wagen lager is dan de forfaitair geraamde kilometerprijs (10 frank) is niet onbestaande. Het volstaat dan aan het bedrijf voor het privé-gebruik een prijs te betalen die ten minste gelijk is aan die werkelijke prijs (b.v. 8 frank) om zo aan alle belasting op het voordeel te ontsnappen.
STRIJD.
Het hoeft evenwel geen betoog dat deze administratieve regeling in strijd is met de regeling zoals die te lezen staat in het Koninklijk Besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen. Krachtens die laatste regeling kan men immers slechts aan belasting ontsnappen als men een vergoeding betaalt die ten minste gelijk is aan de forfaitair geraamde kilometerprijs. In het voorbeeld moet die vergoeding dus ten minste gelijk zijn aan 10 frank per privé-kilometer (met een minimum van 5000 km op jaarbasis).
Het voordeel van zo’n (afwijkende) administratieve regeling is evenwel dat ze bestaat, en dat de Administratie tot nader order geacht mag worden toch wel zelf rekening te houden met de regelingen die zij zelf in haar kommentaar heeft neergeschreven en zoveel jaar na mekaar daar te lezen laat staan. Wie het (afwijkende) regeltje kende, kon er dus gebruik van maken. Blijkbaar werd het in de praktijk ook niet door de Administratie betwist.
LIEDJES.
Maar schone liedjes hebben de neiging niet lang te duren. En dat is ook hier het geval. Blijkbaar is de Administratie nu immers ook zelf tot de konklusie gekomen dat hetgeen in haar kommentaar te lezen staat, niet strookt met de eigenlijke reglementering ter zake. Een reglementering die zij per slot van rekening ook zelf mee ontwerpt. En dus heeft de Administratie nu beslist dat het gedaan is. De afwijkende regeling zal bij een eerstvolgende gelegenheid uit de kommentaar worden geschrapt. De belastingambtenaren hebben intussen ook richtlijnen gekregen om er geen toepassing meer van te maken. Zij het dat de Administratie het verleden blijkbaar gerust laat. De schrapping zal slechts gevolgen hebben ten aanzien van de voordelen die vanaf 1 januari 1995 worden toegekend.
Wie vanaf dit jaar aan belasting wil ontsnappen, moet dus voortaan voor het privé-gebruik van een firmawagen onontkoombaar een kilometerprijs betalen die ten minste overeenstemt met de forfaitair vastgestelde prijs.
BTW-DIENST.
De belastingregeling ten aanzien van bedrijfswagens stelt overigens niet alleen problemen op het vlak van de forfaitaire raming. Problemen zijn er ook op het gebied van de BTW.
Wie wagens verhuurt, verricht een dienst die aan BTW onderworpen is. Idem voor wie bedrijfswagens onder bezwarende titel ter beschikking stelt van personeelsleden, bestuurders of werkende vennoten, om door hen voor privé-doeleinden te worden gebruikt. Zelfs als de betrokkenen daar niet effektief een geldelijke bijdrage moeten voor betalen. Het voordeel is immers nooit echt “gratis”. Het personeelslid, de bestuurder of werkend vennoot krijgt het in ruil voor de arbeid die hij in het bedrijf presteert. Hij betaalt als het ware “in natura”. Het gaat dus wel degelijk om een voordeel dat “ten bezwarende titel” wordt toegekend. En dus is het ook onderworpen aan de BTW.
UITHALEN.
De manier waarop die BTW berekend moet worden, stelt in de praktijk grote problemen. Normaal gezien gaat men ervan uit dat het forfaitair geraamde voordeel geacht moet worden de BTW te omvatten. Men moet die BTW er dus “uithalen”. Neem een voordeel van 70.000 frank voor de terbeschikkingstelling van een bedrijfswagen voor privé-gebruik. Aangezien het toepasselijk BTW-tarief 20,5 % bedraagt, moet je op dat voordeel dus de breuk 100/120,5 toepassen. Dat geeft 58.091 frank. Nemen we de proef op de som : 20,5 % BTW op 58.091 frank is 11.909 frank. Samen dus 70.000 frank. Die BTW moet door het bedrijf afgedragen worden aan de Schatkist.
GRONDSLAG.
Over de grondslag waarop de BTW aangerekend moet worden, is in de praktijk evenwel grondige twijfel ontstaan. Tot voor kort ging de Administratie ervan uit dat de BTW in principe verschuldigd was over het volledige voordeel van alle aard dat voortvloeit uit de “gratis” terbeschikkingstelling van bedrijfswagens voor privé-doeleinden van personeelsleden, bestuurders en werkende vennoten.
Meer dan twee jaar geleden lekte in de fiskale vakpers evenwel een administratieve beslissing uit waarbij gezegd werd dat dit niet langer het geval zou zijn. En dat men de maatstaf van heffing van de BTW mocht beperken tot het percentage van de in hoofde van de werkgever aftrekbare BTW voor de aankoop van en de onkosten met betrekking tot het betrokken voertuig.
Onder “aftrekbare” BTW verstaat men in dit verband de BTW die de werkgever binnen het BTW-systeem kan rekupereren. Normaal gezien is dit nooit meer dan 50 %.
GEHEIM.
Zoals gezegd dateert die administratieve beslissing van meer dan twee jaar terug. Zeer verwonderlijk is, dat de BTW-Administratie daar nooit ruchtbaarheid aan gegeven heeft. De beslissing is nooit gepubliceerd (zij het dat de minister van Financiën het bestaan ervan wel ooit bevestigde in antwoord op een parlementaire vraag). Die geheimdoenerij had er naar verluidt mee te maken, dat de Administratie de zaak nog verder aan het bestuderen was.
Nu meer dan twee jaar later is die studie blijkbaar nog steeds niet afgerond. Naar verluidt, omdat er op dit ogenblik meer dan ooit twijfel bestaat over de juiste grondslag waarop de BTW aangerekend moet worden. Meer bepaald rijst nu de vraag of men wel mag uitgaan van het forfaitair, voor de toepassing van de direkte belastingen, geraamde voordeel van alle aard. Of moet men niet eerder uitgaan van de kosten die de werkgever heeft gemaakt ? De studie duurt voort. Hopelijk (voor het bedrijfsleven) duurt ze niet nog eens even lang.
Jan Van Dyck
Jan Van Dyck is fiskalist.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier