VOOR WIE MOET IK STEMMEN?
Al maanden trek ik Vlaanderen en Wallonië rond om te pleiten opdat het gezond verstand zou zegevieren bij de volgende communautaire ronde.
We kunnen het ons niet veroorloven het land maanden te paralyseren door communautair gepalaver, terwijl de NV België haar alarmpeil heeft bereikt. Ons land heeft sinds 1990 20 % marktaandeel verloren binnen de “oude” industrielanden – dus zonder rekening te houden met China en India. We bevinden ons op de 61ste plaats op 62 onderzochte landen als het over risico op delokalisatie gaat.
Een analyse van zeventig jaar kmo-beleid in België toont aan dat de subsidies – oorspronkelijk bedoeld om de oneerlijke concurrentie tussen grote en kleine bedrijven te neutraliseren – er enkel toe leidde dat er een vervalste concurrentie kwam tussen bedrijven die subsidies ontvangen en zij die er geen ontvangen. Het is veel gemakkelijker voor politici om subsidies uit te delen, en daar telkens de nodige persaandacht voor te krijgen, dan aan de bevolking en de ondernemingen uit te leggen dat dit op termijn nefast is voor onze concurrentiepositie en dat de aanpak fundamenteel moet wijzigen.
We kunnen ons het niet langer permitteren kampioen te zijn in Europa zowel qua fiscale als parafiscale lasten op arbeid, de zilveren medaille te behalen voor arbeidsmarktinflexibiliteit en overheidsinefficiëntie, en de bronzen plak voor hoge vennootschapsbelasting. We moeten innoveren, de ondernemersgeest stimuleren en het arbeidsethos aanwakkeren. Dit veronderstelt een mentaliteitskentering, te beginnen bij het onderwijs, en een maatschappij waarbij werken meer loont dan niet-werken (wat voor 40 % van de werklozen niet het geval is).
Voor de uitbouw van wat men een kennismaatschappij noemt, gestoeld op zin voor initiatief en een creatieve en innovatieve instelling, is een aantal randvoorwaarden noodzakelijk. De Wereldbank toonde ontegensprekelijk aan dat een efficiënte overheid en een overheid die investeert in onderwijs en gezondheidszorg, op een fundamentele wijze bijdraagt tot economische groei. Daartoe is het noodzakelijk dat de verschillende overheden op een constructieve manier kunnen samenwerken en dat overlapping van bevoegdheden wordt vermeden.
Fundamentele herstructureringen dringen zich op. Een bedrijf dat zienderogen marktaandeel verliest, moet herstructureren. Herstructureren voor een land betekent niet zozeer vestigingen sluiten, of het bedrijf opsplitsen, maar wel ervoor zorgen dat iedere vestiging doet wat ze moet doen op een zo efficiënt mogelijke manier en vooral niets doet waar ze geen toegevoegde waarde heeft. Een status-quo handhaven voor een bedrijf dat aan herstructurering toe is, is onverantwoord tegenover de stakeholders, zijnde de Belgen.
Het is logisch dat een staat haar structuur aanpast aan de steeds wijzigende behoeften en opportuniteiten. Een hervorming waarbij ieder beleidsdomein op het meest efficiënte niveau wordt uitgeoefend (wat insiders subsidiariteit noemen), is een noodzakelijke, maar niet voldoende voorwaarde om de inefficiëntie van de overheid (geschat op 12 miljard euro per jaar ten opzichte van het gemiddelde van Europa) aan te pakken. De opvolging en de begeleiding van werklozen moet gebeuren zo dicht mogelijk bij de leefwereld van de werklozen, en daartoe moet elke regio alle relevante instrumenten hebben. Verschillende arbeidsreglementeringen in het noorden en het zuiden van het land zouden echter voor bijkomende administratieve lasten zorgen voor de bedrijven. We kunnen ons niet permitteren om het leven van de ondernemers nog zuurder te maken.
Separatisten moeten ermee rekening houden dat de ceteris-paribusclausule, (alle andere omstandigheden gelijkblijvend), niet vervuld is. Voor de kleinere Vlaamse ondernemingen (minder dan tien werknemers) gaat 25 % van de “export” naar Wallonië; voor de grotere is dat nog steeds 20 %. Wallonië is dus het grootste “exportland” voor Vlaanderen. Zou dit zo blijven na de splitsing? Wie weet, maar als we het veel geprezen model Tsjecho-Slovakije er mogen bijnemen: daar daalde de export van Tsjechië naar Slovakije met 50 % zes maanden na de splitsing.
Brussel. Zij hadden geen Brussel, dat niet alleen een vijfde van het Belgische bbp vertegenwoordigt (met tien procent van de inwoners) maar ook ons grootste handelsmerk is. Een Brussel dat, dankzij de 350.000 pendelaars, aanzienlijk bijdraagt tot de tewerkstelling en de financiering van de regio’s. Indien bij separatisme het Berlijnse principe van financiering wordt toegepast (belastingen worden betaald op de werkplaats en niet de woonplaats), wat gebruikelijk is in internationaal recht, zou dat een paar miljarden schelen op de spreekwoordelijke borrel. Vlamingen en Walen hebben er dus economisch belang bij Brussel niet los te laten. De Walen hebben dat alvast begrepen en velen pleiten voor het principe van een residueel België indien Vlaanderen zelfstandig en onafhankelijk wordt.
Laat ons dus pragmatisch zijn. Dichotomie diaboliseert en immobilisme paralyseert. Een hervorming gebaseerd op interregionale samenwerking, op subsidiariteit en op het streven naar een efficiënte overheid is de beste oplossing voor onze economie en voor onze ondernemingen. De regionale autoriteiten kunnen daarbij, liefst gezamenlijk, zelfs een charter opstellen waarbij verlaging van de belastingdruk op arbeid, een flexibeler arbeidsmarkt en een efficiëntere overheid worden geëist van de volgende federale regering.
En toen vroeg een meisje met een frêle stem: “Ik ga akkoord met alles wat je zegt, maar voor wie moet ik nu stemmen?” Ik keek haar aan en bleef, jammer genoeg, het antwoord schuldig.
De auteur is secretaris-generaal van het Vlaamse Departement Economie, Wetenschappen en Innovatie. Hij schrijft deze column in persoonlijke naam.
Reacties: blikvanaernaoudt@trends.beWWW.TRENDS.BE
NV België: alarmpeil bereikt? Trends 26 oktober 2006
Rudy Aernoudt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier