Voetbalgek.

Het lijkt godgeklaagd. Het spelletje is een van de meest bekeken én meest beoefende sporten ter wereld. Massa’s balzieke zielen komen er elk seizoen voor op de been. Het zwart-wit gestipte leder is het icoon van de pret- en pleziercultuur waarin we ons anno 2002 wentelen. De tijd die sommigen aan voetbal besteden is enorm, de financiële middelen die erin worden geïnvesteerd evenzeer. De inkomsten zouden dan ook navenant moeten zijn. En toch: economisch gezien ligt de voetbalsector in België op apegapen.

Van de achttien profclubs die de eerste voetbalklasse in dit land nog telt, is de helft virtueel failliet. Zo’n 137 miljoen euro – of een kleine 4% meer dan vorig jaar – bedraagt het totale voetbalbudget voor het komende seizoen, berekende Trends-journalist Daan Killemaes (zie blz. 38). Maar de inkomsten volgen niet. “Het bedrijfsverlies van de Belgische eerste klasse vorig seizoen mag op zo’n 20 tot 25 miljoen euro worden begroot,” concludeert Killemaes. “De schuldenberg is intussen 80 à 90 miljoen euro hoog.”

Het zijn alarmerende cijfers voor een sector met pakweg duizend werknemers. Maar de resultaten zijn nog verontrustender als je bedenkt dat vrije tijd in binnen- en buitenland een gigantische economie is geworden. Megabioscopen, winkelcentra, kinderparadijzen, concertzalen, fitnessclubs, pretparken, kuuroorden, conferentieruimten en vakantiedorpen schieten in België als paddestoelen uit de grond. Nog nooit werd het ‘niet-werken’ zo actief beleefd en commercieel uitgemolken. Hoe komt het dan dat voetbalclubs – met hun uitgelezen stadioninfrastructuur – daar niet meer van profiteren?

Een acuut gebrek aan professionaliteit in deze hypercompetitieve ‘aandachtseconomie’ – zoals een confrater bij NRC Handelsblad onlangs treffend de vrijetijdsbranche typeerde – is het antwoord. “We maken het begin mee van het economische denken bij de clubs,” zegt Jos Vaessen, voorzitter van Racing Genk, doodgemoedereerd. Excuseer, nu pas? De 58-jarige Maaskantse ondernemer – die in 1998 Vasco, Europa’s grootste producent van handdoekradiatoren, aan de Amerikanen verkocht – kan er nochtans niet van worden verdacht economisch analfabeet te zijn. Maar hij lijdt blijkbaar wel aan hetzelfde virus als zijn collega en bandenentrepreneur Roger Lambrecht ( Sporting Lokeren), koekjesfabrikant Willy Van den Wijngaert ( KV Mechelen) en watereigenaar Abbas Bayat ( Charleroi). Hij is voetbalgek.

De Belgische voetbalclubs worden bovendien sinds jaar en dag geteisterd door een sluipende Enronitis die elke verbeelding tart. Slechts drie clubs leggen hun jaarrekeningen neer als een heuse NV, de rest presenteert zich als een vzw. Onduidelijke persoonlijke giften en leningen, verdoken kapitaalverhogingen, ontransparante waarderingen en een voortdurende belangenverstrengeling tussen management en raad van bestuur zijn er schering en inslag. Op de koop toe kampt de sector met een systematische overcapaciteit. Het teveel aan clubs en spelers ondergraaft de inkomstenzijde nog extra.

Wie in deze economische wildgroei wil wieden, moet van zijn (club)hart een steen maken. Een competitie met niet meer dan veertien clubs – een idee dat slechts mondjesmaat ingang vindt – is de enige uitweg. Een clubvoorzitter die er nog steeds prat op gaat sportief bij de sterkste te kunnen behoren, hoewel hij economisch geen stud heeft om op te staan, leeft in het glorieuze verleden. De economische realiteit heeft hem al lang achterhaald. Zijn toekomst zal in de liefhebberij liggen.

Piet Depuydt, Hoofdredacteur [{ssquf}]

De Belgische voetbalclubs worden geteisterd door Enronitis: onduidelijke persoonlijke giften, verdoken kapitaalverhogingen, ontransparante waarderingen en interne belangenverstrengeling zijn schering en inslag.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content