Vlaanderen en Castilla y Leon. Vergeet wat de schoolmeester zei
Spanje en de Nederlanden, voor velen een verhaal
van oorlog en onderdrukking. Maar dat is slechts één zijde van de medaille. Spanje en de Nederlanden delen een eeuwenlange traditie van diepgaande wederzijdse beïnvloeding, zowel ekonomisch als kultureel. Of hoe gruwelverhalen een juiste kijk op de geschiedenis verhinderen.
Alva, Filips II, godsdienstvervolgingen door de Inquisitie, de bloedige Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) : beelden die de herinnering aan de 16de en 17de eeuw, toen de Spanjaarden in de Nederlanden de dienst uitmaakten, domineren. Volgens professor Eddy Stols en Werner Thomas van de Katholieke Universiteit Leuven moet dit beeld dringend worden bijgestuurd. Stols : “De relaties tussen de Nederlanden en het Iberisch schiereiland waren beslist positiever en heel wat diepgaander dan men meestal denkt. Zo was bijvoorbeeld het ekonomisch verkeer tussen de beide regio’s los van de politieke relaties steeds zeer intensief. ” Hoe die negatieve kijk op de Spaanse periode ontstond, is niet helemaal duidelijk. Eddy Stols vermoedt hier een maneuver van het 19de-eeuwse België : “Het pas onafhankelijk geworden België had dringend een vijand van doen om zichzelf te kunnen affirmeren. De omringende landen hiervoor uitkiezen was nogal riskant. Het obskure, devote en veraf gelegen Spanje daarentegen was daarvoor biezonder geschikt. Vooral de liberalen konden zo nog eens de katolieken aanvallen. Ik noem die anti-Spaanse mentaliteit de historische visie van de schoolmeesters : eenzijdig en allesbehalve korrekt. ” “Die kijk op Spanje was overigens niet uniek, ” voegt Thomas hieraan toe. “Zo werden nog tot in deze eeuw de Nederlandse kinderen afgedreigd met Alva. Spanje wordt al van in de 16de eeuw zwart gemaakt door de rest van Europa. ” De legenda negra hangt een afschrikwekkend beeld op van de Spaanse geschiedenis. Dit zwarte verhaal is eigenlijk afkomstig van zeg maar de Franse en Engelse propaganda. Recent historisch onderzoek relativeert sterk de verschrikkingen van de Spaanse Inquisitie. Engeland en Frankrijk wilden met hun gruwelverhalen de belangrijkste 16de-eeuwse grootmacht en tevens hun meest geduchte konkurrent zo in een slecht daglicht stellen.
De periode van de Spaanse Nederlanden begint met de kroning van een Gentenaar tot koning van Spanje. Door een aantal dynastieke toevalligheden kreeg Karel V (1500-1558) bij zijn troonsbestijging het grootste deel van West-Europa in handen. Met Spanje, bezittingen in Italië, de erfenis van de Boergondische hertogen, de Duitse keizerskroon en het in 1492 ontdekte Amerika bezat de Habsburger Karel V een rijk dat als de belangrijkste grootmacht uit de 16de eeuw mag worden beschouwd. Maar Karel V kreeg met heel wat problemen af te rekenen. “Het begon reeds toen hij de Spaanse troon besteeg, ” zegt Hans Nieuwdorp, de konservator van het Antwerpse museum Mayer Van Den Bergh. Nieuwdorp organizeert mee de prestigieuze tentoonstelling Vlaanderen en Castilla y León die deze herfst in de Antwerpse katedraal te zien is. “Zijn intrede in Spanje verliep zeker niet vlot. Voor de Spanjaarden was hij immers een buitenstaander. De adel en de bourgeoisie hadden niet veel op met die noorderling. Het beterde er zeker niet op toen ze zagen dat zijn hele hofhouding aanvankelijk bijna uitsluitend uit Vlamingen bestond. ” De eerste zorg van Karel V was om eenheid in zijn verspreide bezittingen te brengen. Een centraal bestuur moest de onderlinge vrede waarborgen en kon vooral een buffer vormen tegen de oprukkende Turken. De reformatie zette die eenheid echter op losse schroeven. De onhandige poging om via de Inquisitie oorspronkelijk opgericht om de bekering van de Spaanse moslims te kontroleren de in Duitsland en de Nederlanden suksesvolle protestanten terug te dringen, verergerde de situatie alleen maar. Toen het Habsburgse rijk steeds meer vanuit Spanje werd bestuurd, sloegen de godsdiensttroebelen in de Nederlanden om in een regelrechte opstand tegen het centraal gezag. Ondanks enorme militaire inspanningen kon Karels opvolger Filips II niet verhinderen dat de noordelijke Nederlanden zich afscheurden. De zuidelijke Nederlanden bleven nog tot in 1714 in Spaanse handen.
NOORD-ZUID.
De ekonomische relaties tussen de Nederlanden en het Iberisch schiereiland zijn echter al veel ouder dan de politieke banden. Beide gebieden vulden elkaar goed aan. Sinds de late middeleeuwen kenden de Nederlanden al een sterke ambachtelijke ontwikkeling. “Overigens mag je de Nederlanden niet al te nauw definiëren, ” benadrukt Stols. “Hier hoorden ekonomisch gezien ook het Rijnland en zeker ook het Maasbekken bij. ” Het hele gebied leverde flink wat verschillende goederen af, gaande van textiel uit Vlaanderen tot allerhande metalen voorwerpen uit het Luikse, waar toen reeds een bloeiende wapenindustrie bestond. Om die almaar stijgende produktie te kunnen verkopen, moest er wel naar buitenlandse markten worden gezocht. Het Iberisch schiereiland bleek een zeer interessante afzetmarkt. In Spanje en Portugal was de ambachtelijke traditie veel kleiner dan in onze gewesten. Het elan van de reconquista de herovering van Spanje op de islamitische Moren door de kristenen was vrij snel overgegaan in een expansiedrift die zich richtte op het veroveren van overzeese gebieden. De ontwikkeling van de ambachtelijke nijverheid kwam maar op het tweede plan. Bovendien was het stedelijk netwerk op het Iberisch schiereiland veel kleiner, wat de groei van een ambachtelijke produktie ook al niet bevorderde.
Hoewel Spanje geen afgewerkte produkten uitvoerde, kon het land wel grondstoffen leveren waar hier een grote behoefte aan was. Naast de wol voor het Vlaamse laken leverde Spanje ook nog zout, in die tijd onmisbaar voor het bewaren en bereiden van belangrijke voedingsmiddelen als vis en kaas. Suiker kwam uit het zuiden naar de Nederlanden om hier te worden bewerkt. De Nederlanden voerden ook heel wat Spaanse wijn in. Een vrij luxueus produkt overigens, want die wijn was een stuk duurder dan de gebruikelijke Duitse of Franse wijn. De Spanjaarden introduceerden ook zaken als citrusvruchten of krenten. Anders dan op het platteland was de stedelijke maatschappij in de Nederlanden toen reeds het meest verstedelijkte gebied van heel Europa wel te vinden voor dergelijke luxe. Spanje kreeg een steeds grotere variëteit aan ambachtelijke produkten terug. Naast het reeds genoemde textiel en metaal was bewerkt leder en bont in Spanje fel in trek. Ook de ontluikende edelstenenindustrie in Antwerpen kon rekenen op de kapitaalkrachtige Spanjaarden.
Grondstoffen in ruil voor afgewerkte produkten, het lijkt op het eerste gezicht een beetje op de noord-zuidhandel die later tussen Europa en zijn kolonies zou bestaan. “Dit beeld is zeker fout, ” zegt Eddy Stols. “Sinds de maritieme expansie was de koopkracht van de Spanjaarden sterk gestegen. Naast de rijke adel hadden nu ook een omvangrijke groep zeelui geld genoeg om de goederen uit Noord-Europa te kunnen betalen. Diezelfde zeelui hadden overigens de handel tussen het Iberisch schiereiland en de Nederlanden in handen. De aankoop van de goederen, de verscheping en de verkoop in het buitenland, het hele handelsproces verliep onder kontrole van Spaanse kooplui. Zeker tot in het midden van de zestiende eeuw speelden de Vlamingen in de handel tussen de twee gebieden eerder een passieve rol. ” Omstreeks 1550 veranderde dit. Vooral in de nieuwe suiker- en wijntrafieken kregen de Vlamingen het steeds meer voor het zeggen. Van die positie zouden ze tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) gebruik maken om in Spanje als handelsagent voor de Hollanders op te treden.
HANDELSKOLONIES.
Al gauw kregen de Spanjaarden in de Nederlanden vaste voet aan de grond. Ze vestigden zich in onze ekonomische centra : eerst in het middeleeuwse Brugge, maar vanaf de 16de eeuw vooral in Antwerpen, toen reeds één van de belangrijkste handelscentra van Europa. Mettertijd vergroeiden die Spaanse kooplui meer en meer met onze maatschappij, zodat na een tijdje de eerste Spanjaarden burgemeesterposten en andere ambten bekleedden. Families als De Villegas of d’Alcantara bewijzen dat de Spaanse kooplui zich hier met sukses integreerden.
Omgekeerd trokken de Vlamingen naar de Iberische wereld. Hun stijgende invloed in de handel vertaalde zich in de vestiging van kolonies in de Spaanse ekonomische centra. Vooral het zuiden van Spanje was erg in trek. Die gebieden waren pas veroverd en daardoor nog grotendeels braakliggend terrein voor ondernemende zakenlui. De meeste Vlamingen vond je terug in Sevilla. Daar genoot hun handelskolonie een verregaande autonomie. Later zouden ze ook in Cadiz hun stempel op de stad drukken. “De Vlaamse aanwezigheid op de Canarische eilanden is het mooiste voorbeeld, ” licht Stols toe. “Op het einde van de 17de eeuw zaten er op Tenerife veertig tot vijftig Vlaamse kooplui families niet meegerekend. Daar kontroleerden ze zowat het hele scheepvaartverkeer. Bij konflikten met de overheid kregen ze probleemloos de steun van de plaatselijke autoriteiten. Die beseften immers ook dat ze hun welvaart aan de Vlamingen te danken hadden. Tot op vandaag vind je op Tenerife nog steeds de sporen van die Vlaamse aanwezigheid terug. ” Ook in verschillende Spaanse steden merk je nog de Vlaamse invloed. Heel wat familienamen verwijzen rechtstreeks naar een Vlaamse oorsprong. In enkele gevallen werd de Vlaamse ondernemerstraditie door de erfgenamen gewoon voortgezet. Zo stichtte de Antwerpenaar Jacob Vandergooten in 1720 in Madrid de Réal Fabrica de Tapices, een tapijtweverij die enkele jaren later overgaat in de handen van zijn neef Livinio Stuyck (zie Trends van 16 augustus 1990). Diens opvolgers hanteren nu nog steeds de 18de-eeuwse technieken om de ooit wereldberoemde Vlaamse tapijten te maken. Dit voorbeeldje is zeker niet uniek, heel wat Vlaamse kooplui maakten in Spanje een dergelijk suksesverhaal mee.
De handel bleef niet beperkt tot het uitwisselen van grondstoffen en allerlei gebruiksvoorwerpen. Ook de kunsthandel bloeide op. Hans Nieuwdorp : “Die kunsthandel was in het begin zeker éénrichtingsverkeer. De Vlaamse kunst vond heel wat kopers in Spanje, niet alleen aan het hof maar ook bij kerkelijke instellingen, de adel en de kooplui. Pas later ontstond er een eigen Spaanse kunstproduktie. ” Kunsthandel mag je overigens niet te eng zien. Zo waren de Vlaamse musici, mensen als Philippe Rogier, Nicolas Payen of Gerard van Turnhout, en hun muziek al even populair als de Vlaamse schilderijen. We spreken tevens niet enkel over Rubens, maar ook over derde- en vierderangswerken waar een grote markt voor bestond. Schilders van het zevende knoopsgat deden werkelijk aan massaproduktie. Hun schilderijen vind je tot in de meest afgelegen streken van Latijns-Amerika terug. Ook de kunstambachten deden gouden zaken. Wandtapijten en meubels waren in Spanje zeker in trek. En tot in de eerste helft van deze eeuw zou Spanje een belangrijk afnemer van kantwerk blijven.
BANKROET.
Een even gegeerd produkt was dé technische innovatie van de 16de eeuw : het gedrukte boek. De drukkers uit de Nederlanden vonden in Spanje en Portugal een ruime afzetmarkt. Maar boeken hebben natuurlijk niet alleen een ekonomische waarde. Ze introduceerden ook het humanisme in Spanje. Nieuwdorp : “Het humanisme uit de Nederlanden sloeg snel aan in Spanje. De toenmalige intellektuelen hadden er duidelijk interesse voor. Karel V hielp hierbij een handje toen hij de humanist Erasmus als advizeur mee naar Spanje nam. De Spaanse elite raakte sterk door die nieuwe stroming beïnvloed. ” Toen de Inquisitie in de loop van de 16de eeuw de boekenproduktie begon te kontroleren, veranderden de drukkers hun aanbod. Nu waren het de religieuze werken die hun best-sellers werden. “Het Spaanse katolicisme haalde de mystici uit de Nederlanden maar al te graag binnen, ” legt Hans Nieuwdorp uit. “En de drukkers hier zagen met plezier een nieuwe markt opengaan. ” “Die geestelijke beïnvloeding stopte overigens niet in de 17de eeuw, ” merkt Stols op. “Net als voor het humanisme speelden wij ook voor het liberalisme de poort tot Spanje. De Spaanse vrijdenkers haalden hun inspiratie aan de Université Libre de Bruxelles (ULB). In ruil maakten de Spanjaarden ons vertrouwd met het anarchisme. Getuige daarvan het standbeeld van de Spaanse anarchist Ferrer op de campus van de ULB. Ook tijdens de Spaanse burgeroorlog kon het linkse kamp op veel Belgische steun rekenen. “
Spanje was in de late middeleeuwen reeds een belangrijke handelsnatie, maar zijn ekonomische macht zou nog veel groter worden met het veroveren van de Nieuwe Wereld. Na de ontdekking van Amerika in 1492 lieten de Spanjaarden er geen gras over groeien. Op enkele decennia tijd veroverden ze het grootste deel van Midden- en Zuid-Amerika. Al gauw bleek hoe rijk die nieuwe kolonies wel waren. De pas ontgonnen Amerikaanse mijnen stuurden grote hoeveelheden goud en zilver naar Europa. Naar schatting brachten Spaanse schepen in de 16de en 17de eeuw in totaal meer dan 300.000 kilo goud en maar liefst 33 miljoen kilo zilver naar Sevilla, de haven waar zich de hele toevoer van edele metalen koncentreerde. Die massale toevoer was één van de belangrijkste oorzaken van de monetaire krisis die Europa tegen het einde van de 16de eeuw zou treffen.
In het begin van de 16de eeuw profiteerde Antwerpen volop van de goud- en zilverstroom naar Europa. De Habsburgers hadden van Antwerpen hun financieel centrum gemaakt voor alle betalingen aan Noord-Europa. “Het geld om de Spaanse administratie en de Spaanse troepen te betalen, creëerde in Antwerpen een zeer sterke en machtige bankwereld, ” verduidelijkt Stols. “Antwerpen werd de belangrijkste financiële markt van Europa. ” Lang zou dit echter niet duren. De oorlog tussen de Habsburgers en de grote rivaal Frankrijk leidde in 1557 tot het bankroet van de Habsburgers. De Antwerpse kapitaalmarkt verloor door een betalingsmoratorium in één klap haar leidende positie. De geschiedenis herhaalde zich enkele jaren later. De oorlog in de Nederlanden kostte Filips II handenvol geld. Zelfs de aanvoer van edele metalen uit Amerika kon zijn kosten niet dekken. In 1576 en in 1596 kon de Spaanse kroon zijn schulden niet meer betalen. Het bankroet veroorzaakte een ramp : de Spaanse troepen die al maanden geen soldij meer hadden sloegen aan het plunderen. Dit incident ging de geschiedenis in als de Spaanse Furie.
ZUID-AMERIKA.
“Het aandeel van de Iberische wereld in de ekonomie van de Nederlanden in de 16de en 17de eeuw mag niet onderschat worden, ” betoogt Eddy Stols. “Zelfs als je het aandeel van het handelsverkeer tussen de Nederlanden en Spanje schat op één derde van de totale handel van de Nederlanden vergeet je nog heel wat zaken mee te tellen. ” De uitwisseling van grondstoffen en afgewerkte produkten veroorzaakte een enorme expansie in onze ambachtelijke nijverheid die zonder die handel wellicht niet mogelijk was geweest. Daar moet je nog de aanwezigheid van een grote Spaanse troepenmacht bijrekenen. Wapens en paarden werden hoofdzakelijk hier aangekocht. De Spaanse administratie en het verzekeren van de talrijke vrachtschepen brachten ook de financiële sektor op gang. Stols : “Het ekonomisch belang van het Iberisch schiereiland voor de Nederlanden valt dus moeilijk te ontkennen. Maar spijtig genoeg blijven velen zich op de politieke problemen uit die twee eeuwen blind staren. “
PAUL CORDY
HANS NIEUWDORP (MUSEUM MAYER VAN DEN BERGH) “Het humanisme sloeg snel aan in Spanje. “
TRIPTIEK VAN DE MAAGD MET HET KIND Dit werk van De Meester van de Magdalena-legende (eind 15de, begin 16de eeuw) komt uit de katedraal van Burgos. Vlaamse kunst was een gegeerd produkt op het Iberische schiereiland.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier