Vlaamse kabouters klompendansen in het buitenland

Vlaanderen is een tuinkabouter in zijn buitenlandbeleid. Dat heeft alles te maken met de mensen en de mentaliteit en niets met de wetten. De nieuwe Vlaamse regering moet vijf jaar geknoei van Patrick Dewael en Bart Somers doen vergeten. 11 juli is een mooi moment om daarover te prakkeseren.

Rarara, wat is een van de mooist verstopte geheimen over de Vlaamse bevoegdheden?

Antwoord: dat de Vlamingen een uitgebreid en voor hen nuttig buitenlandbeleid kunnen voeren.

Vlaanderen is sinds 1993 – en later aangevuld door de Lambermontakkoorden – wettelijk klaar voor het internationale verdragsrecht, voor onderhandelingen over Europese, handels-, landbouw- en gezondheidszaken, cultuur en ontwikkelingsbijstand. Alleen al voor ontwikkelingspolitiek is een bedrag ter beschikking van rond 500 miljoen euro.

Gewezen Vlaams premier Luc Van den Brande (CD&V) deed daar iets mee; zijn opvolgers Patrick Dewael en Bart Somers (beiden VLD) hingen hun kar aan die van het duo Verhofstadt-Michel, en dat decreteerde ” geen ambras“. Zo geschiedde. De desertie van Dewael naar de federale regering had een slechte adem; zijn machtsdesertie in de Vlaamse regering was het voorspel.

Wie wordt de volgende minister van Buitenlandse Zaken van Vlaanderen: Yves Leterme, Geert Bourgeois, Inge Vervotte, Luc Van den Brande of Eric Van Rompuy? Dat de bevoegdheid, zoals onder Van den Brande, in één hand moet, is voor auteur en oud-diplomaat Jan Hendrickx een noodzaak: “We gaan toch niet opnieuw in de chaotische situatie van de regeringen-Dewael en -Somers verzeilen, waar de buitenlandbelangen van Vlaanderen verspreid zaten over vier departementen, en waar dan nog viermaal een ministeriële bevoegdheidswissel bovenop is gelegd? Je kon niet beter illustreren hoe je neerkeek op een belangrijk en wettelijk domein van de nieuwe Vlaamse macht. Er was discontinuïteit van mensen en ideeën.”

Jan Hendrickx publiceert ‘Vlaanderen en zijn buitenland. Praktijken en kansen’ (ISBN 90 5826 318 5) bij het Davidsfonds. De titel is droog en academisch, de materie niet. Vlaanderen kan sinds de grondwetswijziging van 1993 zijn buitenlandse relaties zelf organiseren voor alle materies waarvoor het binnen België bevoegd is. De bevoegdheden zijn breed en groeien.

Jan Hendrickx is geen beroepsflamingant. De oud-kabinetschef van de ministers Pierre Harmel en Leo Tindemans, de ex-secretaris van het ministercomité voor internationale economische en financiële betrekkingen en een internationale consultant voor projectenhulp, schreef over ‘Een identiteit voor christelijke democraten?’ (1973), ‘Vormen van internationale economische en financiële samenwerking’ (1977), ‘Ontmoetingen met de geest’ (2003). Ex-ambassadeur Hendrickx was het werkpaard voor de samenwerking – die verdragrechtelijk een primeur werd – tussen Vlaanderen en de drie Baltische staten.

JAN HENDRICKX (EX-AMBASSADEUR).

“Vlaanderen wordt sterker ten koste van België en dat heeft logischerwijze en terecht gevolgen voor de buitenlandse betrekkingen. Internationale bevoegdheid verwierven wij ruimschoots vanaf 1993 en die moeten wij na tien jaar eindelijk au sérieux nemen. Regionaliseren om te regionaliseren is fout, er moet een kwaliteitsverbetering van het beleid op volgen. Ik ben geïnteresseerd in vergelijkend grondwettelijk recht, doceerde dat vak aan het Hoger Instituut voor Bestuurswetenschappen en ben dus geboeid door de grondwetsherziening van 1993 die een spoorslag gaf aan het Vlaamse buitenlandbeleid.

“De eerste reden van mijn boek was dus de kans die werd geschapen voor Vlaanderen in het buitenland; de tweede reden mijn groeiende wrevel over de onbekwaamheid van een deel van de Vlaamse politici om die revolutie ernstig te nemen. Bij hoorzittingen van het Vlaams Parlement is het gesukkel bij de onderwerpen die ver van de dorpskerk spelen bangelijk. Ik schreef mijn boek niet vanuit een grote Vlaamse bewogenheid. De tweespalt echter tussen de mogelijkheden die politici hebben geschapen en de zwakheid van diezelfde politici om er iets samenhangends mee te verwezenlijken, scherpte mijn pen.”

HENDRICKX. “Denk alleen al aan de waterverdragen die Vlaanderen op een minimum van tijd heeft onderhandeld met Nederland, na decennialang Belgisch getreuzel. De Belgische knopen werden losgetrokken en daardoor ontstond plots diplomatieke vrijheid. Denk aan de koppeling tussen het schone Maaswater en de Schelde.

“De Vlamingen hebben eigen belangen te verdedigen voor de landbouw – die verschilt grondig van de Waalse -, de ontwikkelingsbijstand, de internationale handel en gezondheidszorg – denk aan Peter Piot, het Tropisch Instituut en aids -, de relatie met Nederland, de Angelsaksische wereld en de Europese Unie – wij zijn met belangrijke andere gebieden van Europa een zogenaamde constitutionele regio, dus een regio met grondwettelijke bevoegdheden, en dat geeft ons rechten bij bijvoorbeeld onderhandelingen over de Europese grondwet. Die zijn door de regering-Verhofstadt niet uitgeoefend.

Louis Michel (MR) stuurt het Belgische Afrikabeleid richting Congo, een onderdeel van de Belgische koloniale erfenis, terwijl de Vlaamse beleidsbrieven voorrang geven aan de samenwerking met Zuid-Afrika. De 6 miljoen Vlamingen hebben door hun deltaligging, traditie, emancipatie, voortschrijdende zelfstandigheid een eigen internationale roeping. Bij de groeiende Europese regelgeving moeten wij rechtstreeks aan zet komen.”

Ziet u een groeiende tegenstelling tussen de Belgische buitenlandpolitiek en de Vlaamse buitenlandbelangen?

HENDRICKX. “De periode-Louis Michel is een periode waarbij ons ministerie van Buitenlandse Zaken een bijhuis werd van het Franse ministerie van Buitenlandse Zaken. Een verzelfstandigd Vlaanderen wil die francofiele aanpak niet. We liggen naast de Latijnen, maar evolueren naar een politieke cultuur die aansluit bij de Nederlanders en de Scandinaven. De Waals-Brabantse ministers Louis Michel en André Flahaut (PS) hebben onze relaties met de Angelsaksische wereld verbrod. Zij zijn pluimgewichten die op aansporing van Parijs dachten te boksen als zwaargewichten.”

De Vlaamse administratie voor buitenlandse zaken – zij bestaat – is de enige administratie die geen federale ambtenaren kreeg toebedeeld. De ervaring en de netwerken blijven federaal en de Vlaamse regering heeft niet de staf waar zij recht op heeft. Hoe verklaart u dat?

HENDRICKX. “Ja, dat is erg bizar. Ik heb daar geen verklaring voor. Steeds verhuisde een groep ambtenaren van de gedecentraliseerde ministeries naar Vlaanderen, Brussel of Wallonië. Buitenlandse zaken heeft zich daaraan onttrokken en sloeg een gat in de Vlaamse expertise. De Vlaamse buitenlandadministratie doet haar best, is sterker dan de Vlaamse ministers onder het bewind van de minister-presidenten Dewael en Somers en groeide uit het Commissariaat-Generaal voor de Internationale Culturele Betrekkingen. Het federale departement van Buitenlandse Zaken is een departement met een grote traditie en een stevige corpsgeest en ik heb daar met plezier een aantal jaren gewerkt. Het handicapt het jonge Vlaamse buitenlandbeleid dat er niemand mocht oversteken. Dat is wel gebeurd van de federale naar de Vlaamse dienst voor de export.”

Kan die zogenaamde vergetelheid worden hersteld?

HENDRICKX. “Ik geloof dat niet. Het federale Buitenlandse Zaken blijft bestaan en de Vlamingen, Brusselaars en Walen bouwen daarnaast parallelle ambtenarijen uit. Met andere woorden, alles wordt duurder maar niet noodzakelijk beter.”

Hebben de federale ministers van Buitenlandse Zaken de federale loyauteit opgebracht die nodig is voor het goed functioneren van een federaal land?

HENDRICKX. “Louis Michel heeft die federale loyauteit niet opgebracht. Hij heeft – en zo werkt de politiek – wel het vacuüm ingevuld dat de Vlaamse regering heeft gelaten, volgens eigen inzichten of telegeleid door de regeringen-Verhofstadt. Hetzelfde zie je voor de reflectie over het buitenlandse beleid. Michel heeft het Koninklijk Instituut voor Buitenlandse Betrekkingen twee eminente profs gegeven – Rik Coolsaet en Franklin Dehousse -, tien vaste medewerkers en een flinke begroting. De Rubens Stichting voor Internationale Betrekkingen, een privé-initiatief uit 1999 waarvan ik de stichtende voorzitter ben, werd weggehoond door minister-president Dewael en de Vlaamse regering.”

Was er een verschil tussen Luc Van den Brande en Patrick Dewael?

HENDRICKX. “De verschillen zijn groot. Tussen 1991 en 1993 moest Luc Van den Brande de materie leren kennen. Na 1993 heeft hij er de schouders onder gezet en leidde hij als minister-president het buitenlandse beleid van Vlaanderen. Hij heeft het verdragsrecht van Vlaanderen aangekleed. Toen ik in 1999 bij zijn opvolger kwam, Patrick Dewael, zei die meteen: ‘geen verdragsrecht, ik wil de communautaire problemen van België niet exporteren’. Alsof het daarom handelde. Die man is afhankelijk van zijn vriend Verhofstadt. Hij vergemakkelijkte de recuperatie door Louis Michel – in zijn kabinet zat een federale diplomaat. Dat is een detail, maar symbolisch voor zijn houding en die van zijn regering.”

Zijn Vlaamse parlementariërs bekwaam voor en geïnteresseerd in een buitenlands beleid?

HENDRICKX. “Principieel streven de Vlamingen naar de regionalisering van de bevoegdheden. Als zij die dan hebben, weten zij, voor in hun ogen meer exotische materies zoals het buitenlandbeleid, zelden wat ermee aan te vangen. Ik stel: als je de bevoegdheden hebt, doe er dan wat mee. Ik ben geen radicale vechter voor decentralisering, maar als de wet er is, moet hij worden toegepast door iedereen, politici incluis. Buitenlandse zaken is voor de publieke opinie in België in het algemeen een vreemde kwestie, des te meer in Vlaanderen waar de Vlaamse emancipatiebeweging nooit aandacht heeft besteed aan buitenlandse zaken, buiten zijn culturele component. De federale diplomatie wordt daar nog bekeken, ten onrechte, als Franstalig en nobiljons. Vlaanderen heeft hier een mentale achterstand en we hebben tijd nodig voor de verandering. Als België blijft bestaan, dan is trouwens samenwerking met loyale federale diplomaten positief.”

Is de Benelux en de heronderhandeling van dit vijftigjarige verdrag tegen 2008 een proefgeval?

HENDRICKX. “Vlaanderen moet zijn relaties met Nederland economisch, cultureel en politiek beter vastpakken. Met uitzondering van de waterverdragen en het culturele verdrag van 1995 zijn alle akkoorden met Nederland – ook dat over de Taalunie en de grenssamenwerking – federale verdragen. In die wirwar duikt nu Vlaanderen op, dat sinds 1993 een internationale persoonlijkheid is. Blijft het Beneluxverdrag bestaan, dan moet er worden onderhandeld op een andere grondslag. Er zijn sedert 1948 zaken naar Europa gegaan en zaken naar Vlaanderen. Het minste wat moet gebeuren, is dat voor een Beneluxverdrag II Vlaanderen mee onderhandelingspartij is.

“Ik pleit voor een aanpak zoals deze van de Conventie voor de Europese grondwet. Alle bestaande verdragen werden gestroomlijnd in een nieuwe tekst die samenhangender, krachtiger en doorzichtiger is dan de aparte verdragen. Organiseer een Conventie voor de Benelux en de nieuwe Vlaamse regering moet daarvan de pionier zijn.”

Frans Crols

Frans Crols

“Louis Michel en André Flahaut zijn pluimgewichten die op aansporing van Parijs dachten te boksen als zwaargewichten.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content