VLAAMS LEIDERSCHAP IN BRUSSEL
In zijn zopas uitgegeven “Libres mémoires” (Editions Racine) verheugt Jean Daloze, oud-hoofdredakteur van La Libre Belgique, zich over het feit dat de staatshervorming Brussel tot een centraal knooppunt maakt “dat Vlamingen en Franstaligen veroordeelt tot samenwerking”. Daloze ziet het nog ruimer : “Met veel genoegdoening, en dat klinkt paradoksaal, hoor ik dat de torenhoge Belgische staatsschuld, die een ernstig probleem vormt, tot gevolg heeft dat ze een dwingend element is van de Belgische eenheid omdat opsplitsing ervan utopisch is” (blz. 33).
Jean Daloze vertolkt wat in de Franstalige geesten omgaat : de schuldenberg dient hun belang. Meer nog, dit ruikt naar chantage. Want hoe werkt deze idyllisch klinkende “samenwerking” in de praktijk ? Mogen we herinneren aan een uitspraak van Rufin Grijp (SP), Vlaams minister in de Brusselse gewestregering, een jaar geleden op TV-Brussel ? Grijp zei op 23 april ’94 dat “een nieuwe wet het vanaf 1 januari ’95 mogelijk zou maken alle geschorste benoemingen wegens schending van de taalwetten in Brusselse OCMW’s te vernietigen. ” Toen ging het al om 695 sedert jaren aanslepende onwettige benoemingen, waartegen de Brusselse regering niets onderneemt. Ook vandaag blijft zij de wet negeren.
En wat doen de Vlaamse excellenties in dit, jawel paritair samengesteld, orgaan ? Op kritieke momenten vinden zij een alibi om de “samenwerking” niet in het gedrang te brengen. Zo verliet Vic Anciaux (VU) de zaal op het ogenblik dat er gestemd werd over een injektie van 4 miljard in de noodlijdende Brusselse openbare ziekenhuizen, waar de taalwet systematisch verkracht wordt met de stilzwijgende instemming van de toezichthoudende overheden. Dat de Vlamingen de goedkeuring van het reddingsplan niet koppelden aan de toepassing van de wet, wordt door Jos Chabert (CVP) vergoelijkt met de “geruststelling” dat men ernaar zal streven de taalwetten voortaan wél na te leven.
CVP-voorzitter Johan Van Hecke, wiens partij pretendeert het Vlaams politiek leiderschap in Brussel te belichamen, mag dan “het Brussels samenlevingsmodel verkiezen boven elk konfliktmodel, ” toch was er niet de minste behoefte aan nieuwe toezeggingen om de Brusselse Vlamingen te sussen. Aan de Franstaligen, die zo graag pronken met hun demokratische inborst, dient alleen duidelijk gemaakt te worden dat de wet de wet is. Het roeren van de Vlaamse grieventrommel heeft lang genoeg geduurd. Samenwerking (federale loyauteit) is geen eenrichtingsverkeer.
Wat baat het te verkondigen dat “de Brusselse Vlaming beter wordt van het Sint-Michielsakkoord” en te juichen “uitgesproken positief is dat ook partikulieren klacht kunnen indienen over de niet-naleving van de taalwetten” (CVP-raadslid Simonne Creyf in De Standaard van 3 maart ’93), als wettelijke procedures tot niets leiden ? En hoe ernstig zijn nieuwe toezeggingen voor de hoofdstad, als de wet niet eens toegepast kan worden in een dorp als Voeren ? De vraag of de Vaste Kommissie voor Taaltoezicht daar bijvoorbeeld effektief onwettige straatnaamborden van de gevels kan laten halen, wordt immers door een lid van die kommissie lakoniek afgewimpeld met : “In teorie is dat mogelijk, maar niet erg waarschijnlijk want dat zou meteen een regeringskrisis tot gevolg hebben. “
E.B.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier