Viskom…
Ons reservoir aan managementtalent lijkt zo stilaan op een overbeviste vijver waarin – zelfs met het mooiste lokaas, de modernste hengels en de beste wil van de wereld – geen snoek meer te vangen valt. Alle maten en gewichten zijn al in de netten gestrikt. Oude en ervaren rotten zoals Karel Vinck ( NMBS). Gezonde en ambitieuze joekels als Johnny Thijs ( De Post) of Tony Mary ( VRT). Zelfs slimme exemplaren, zoals Bert De Graeve, die erin slaagden hun sprong naar zuurstofrijkere visgebieden te maken.
Andere exemplaren werden in de vijver teruggegooid: Frans Rombouts, omdat hij zich te veel als de spreekwoordelijke snoek in de karpervijver begon te gedragen, en Christian Heinzmann, omdat hij meer leek op een naar adem happende goudvis dan op een volgroeide en daadkrachtige zoetwaterzwemmer.
Conclusie: we moeten het visreglement wijzigen. Op dit ogenblik werpt headhunter Egon Zehnder de dobber uit naar een nieuwe topman voor Belgacom. De kans is groot dat het talent dat op deze aantrekkelijke job afkomt van mindere kwaliteit zal zijn, tenminste als de Belgische overheid – de hoofdeigenaar van Belgacom – het sluimerende potentieel dat zich in de operator bevindt ten volle wil aanspreken.
Wat stipuleert het (vis)reglement? Artikel 20 van de wet van 21 maart 1991 op de overheidsbedrijven zegt het niet letterlijk (dat zou ook moeilijk kunnen, gezien de Europese argwaan), maar uit de geest van de formulering kunnen we het volgende afleiden: de topman van een Belgisch overheidsbedrijf móét een Belg zijn. Uit de bewoordingen “andere taalrol” blijkt namelijk dat er gestreefd wordt naar een communautair evenwicht tussen de gedelegeerd bestuurder en de voorzitter van de raad van bestuur. Deze functies moeten met andere woorden alternerend door een Vlaming of Waal (en dus Belg) worden ingevuld.
Voor een topbedrijf als Belgacom, dat als een van de meest solvabele telecomoperatoren van Europa uit is op schaalvergroting om zijn groeiritme te kunnen aanhouden en cruciale fusiebesprekingen voert met het Franse Cegetel, is deze regel een regelrecht anachronisme. Waarom vasthouden aan die onzinnige belgitude?
De reden is niet ver te zoeken. Wie een blik werpt op de 200 grootste werkgevers in dit land (zie Focus, blz. 65), ziet al gauw dat de overheidsbedrijven – anno 2002 – nog steeds niet te verwaarlozen jobbastions zijn. De NMBS, De Post en Belgacom stellen samen niet minder dan 101.340 personeelsleden tewerk. Vorig jaar wist de in ongenade gevallen spoorbaas Etienne Schouppe zijn personeelseffectief nog op te krikken met 1,1%, alhoewel de omzet per werknemer bij de NMBS één van de laagste in België is (zie Briefing, blz. 12). Wie het durft aan deze hoge tewerkstelling bij de overheid te raken, moet in staat zijn om op te tornen tegen een diepgewortelde cultuur van vakbondsinmenging, partijpolitieke druk, communautaire belangen en bureaucratisch immobilisme. Een niet-Belg – zo luidt de redenering – kan die topjob nooit aan.
Voorbeelden in binnen- en het buitenland bewijzen echter het tegendeel. Het diep in de Kempense traditie gewortelde Janssen Pharmaceutica wordt succesvol geleid door een Indiase chief executive officer. Innogenetics heeft een Franse topmanager. Bij het Britse BT zwaait een Nederlander met de scepter. Door het opstappen van Etienne Schouppe kwam er in België definitief een einde aan het tijdperk van de ‘politieke’ overheidsmanagers. Nu rekruteert de overheid onder privé-managers voor deze topjobs. Belgacom is rijp voor een volgend tijdperk: dat van de Euromanager. Doen we dit niet, dan dreigt de vijver waarin we vissen de allure te krijgen van een viskom.
Piet Depuydt, Hoofdredactie [{ssquf}]
De wet die overheidsbedrijven verplicht een Belg aan de top te noemen, is voor Belgacom een regelrecht anachronisme.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier