Vijf mythes over risicokapitalisten

Er bestaan hardnekkige mythes over risicokapitaalverstrekkers. Starters doen er verstandig aan een realistisch beeld te hebben van wat ze mogen verwachten.

Mythe 1: risicokapitaal is de belangrijkste financieringsvorm voor start-ups

Voor start-ups is een financiering met risicokapitaal de uitzondering, niet de norm. Historisch bekeken heeft slechts een miniem percentage — minder dan 1 procent — van de Amerikaanse bedrijven risicokapitaal opgehaald. Bovendien krimpt de sector: na een piek eind jaren negentig is het aantal actieve risicokapitaalverstrekkers tussen 2001 en 2011 gedaald van 744 naar 526. De hoeveelheid risicokapitaal die start-ups in 2011 hebben opgehaald, bedroeg iets minder dan 19 miljard dollar, tegenover 39 miljard dollar in 2001, blijkt uit de cijfers van de National Venture Capital Association (NVCA).

Naast risicokapitaal hebben ondernemers nog andere mogelijkheden om kapitaal te vinden. Businessangels zijn privépersonen die bedragen ter beschikking stellen die kleiner zijn dan die van de risicokapitalisten. Ze investeren in start-ups die pas beginnen, terwijl risicokapitaalverstrekkers iets later instappen.

Crowdfunding is een andere, nieuwe kapitaalbron. Daarbij halen ondernemers kleine hoeveelheden kapitaal op bij een groot aantal personen. Die krijgen geen aandeel in het bedrijf, maar ontvangen in ruil bijvoorbeeld producten van de nieuwe onderneming. Het Amerikaanse crowdfundplatform Kickstarter rapporteerde dat in 2012 meer dan 18.000 projecten via de website bijna 320 miljoen dollar hebben opgehaald — het drievoud van het jaar daarvoor.

Mythe 2: risicokapitaalverstrekkers nemen veel risico als ze investeren in een start-up

Van risicokapitalisten wordt vaak gezegd dat ze risico’s nemen en zich achter gedurfde nieuwe ideeën scharen. Dat klopt slechts gedeeltelijk: ze nemen wel veel risico met het kapitaal van beleggers, maar bijzonder weinig met hun eigen middelen. In de meeste risicokapitaalfondsen maken de eigen middelen van de vennoten niet meer dan 1 procent van het totaal uit. Door het inkomstenmodel van de sector, de lange investerings-cyclus en het gebrek aan zichtbare prestatiegegevens zijn risicokapitaalverstrekkers minder rekenschap verschuldigd voor hun prestaties dan de meeste andere professionele investeerders.

Als durfkapitalisten in een start-up investeren, doen ze dat in de hoop dat het nieuwe bedrijf een succes wordt. Maar de kans is groot dat ze het financieel ook goed doen als de onderneming mislukt. Dat komt omdat ze standaard een jaarlijkse vergoeding van 2 procent van het verstrekte kapitaal vragen voor de hele looptijd van de financiering (meestal tien jaar), plus een percentage van de winst als succesvolle bedrijven de volgende stap zetten en worden overgenomen of naar de beurs trekken.

Mythe 3: risicokapitaalverstrekkers zijn fantastische adviseurs en mentors

Een andere hardnekkige bewering over risicokapitaalverstrekkers is dat ze een bedrijf veel meer bieden dan geld alleen: de start-up zou kunnen rekenen op ervaring, operationele en sectorale expertise, een groot netwerk van interessante contactpersonen, diensten en een imposant verleden vol succesvolle investeringen. In sommige gevallen is die extra inbreng echt waardevol. Maar er is een groot verschil tussen de inspanningen die de diverse risicokapitaalverstrekkers doen om de ondernemingen in hun portefeuille te begeleiden. Bovendien lopen de capaciteiten van de durfkapitalisten en de kwaliteit van het advies sterk uiteen.

Er bestaan geen concrete gegevens over de mate waarin de sector die begeleiding waarmaakt. Sommige risicokapitaalverstrekkers doen wellicht geweldig werk, terwijl andere weinig meer doen dan cheques uitschrijven. Sommige CEO’s hebben weinig behoefte aan advies en willen enkel de financiering. Maar ondernemers die ervan uitgaan dat het advies van durfkapitalisten een grote meerwaarde betekent, zouden weleens flink teleurgesteld kunnen zijn.

De beste manier om te bepalen of een aanbieder van risicokapitaal of een vennoot meer te bieden heeft dan kapitaal alleen, is op onderzoek uit te gaan, net zoals een bedrijf een kandidaat-medewerker grondig screent voordat hij wordt aangeworven voor een belangrijke functie in het bedrijf. Het is bijvoorbeeld interessant te praten met de CEO’s van andere bedrijven in de portefeuille van de onderneming en te vragen hoe bereikbaar de vennoot is, wat zijn of haar inbreng is in de gesprekken in de bestuurskamer, en of ze constructieve hulp hebben gekregen bij het oplossen van problemen in de onderneming. Biedt de risicokapitalist ook andere diensten aan, zoals pr? Zijn die nuttig gebleken? Wie maakt deel uit van de raad van bestuur? Een vennoot of een werknemer? Heeft hij ook zitting in andere bedrijven in de portefeuille? Beschikt die persoon over ervaring in de sector? In hoeveel andere raden van bestuur heeft hij zitting?

Mythe 4: risicokapitaalverstrekkers maken veel winst

Vorig jaar publiceerde ik met mijn collega’s van de Kauffman Foundation een rapport over de risicokapitaalsector en de winstgevendheid ervan. We stelden vast dat de prestaties van de sector in het algemeen teleurstellend zijn. Al sinds eind jaren negentig presteren risicokapitaalfondsen niet significant beter dan de beurzen, en sinds 1997 heeft risicokapitaal voor beleggers minder opgebracht dan ze hebben geïnvesteerd. Een zeer kleine groep goed presterende bedrijven slaagt er wel in grote opbrengsten te boeken: minstens het dubbele van het geïnvesteerde kapitaal, zonder de vergoedingen. We weten niet precies welke firma’s tot die groep behoren, omdat de prestatiecijfers niet algemeen beschikbaar zijn en niet consistent worden gerapporteerd. Het gemiddelde fonds haalt echter net het break-evenpoint of is verlieslatend.

Investeringen in risicokapitaal worden algemeen beschouwd als investeringen met een groot risico en een hoge beloning. De gegevens in ons rapport hebben aangetoond dat investeerders in risicokapitaal zelden kunnen rekenen op hoge opbrengsten, ondanks de hoge vergoedingen, de illiquiditeit en het risico.

Mythe 5: risicokapitaalverstrekkers innoveren

Het is ironisch dat risicokapitaalfirma’s zichzelf positioneren als ondersteuners, financiers en bevorderaars van innovatie, terwijl de sector zelf de voorbije twintig jaar nauwelijks enige innovatie heeft gekend. Risicokapitaal heeft door de jaren heel wat veranderingen doorgemaakt, maar in de structuur van de fondsen, het verstrekken van kapitaal en het betalen van de vennoten zijn er geen verschillen met twintig jaar geleden. Alle innovaties in de financiering van start-ups, zoals crowdfunding en platformen als AngelList en SecondMarket, ontstonden buiten de risicokapitaalsector.

Ondernemers beschikken over meer mogelijkheden om hun bedrijf te financieren. Een groep nieuwe durfkapitaalverstrekkers is teruggekeerd naar de basis met kleine fondsen en een focus op mooie opbrengsten in plaats van op hoge vergoedingen. En de aanhoudend zwakke prestaties van de sector leiden ertoe dat institutionele beleggers eindelijk twee keer nadenken voordat ze investeren in risicokapitaal. Daardoor zullen aanbieders van risicokapitaal een belangrijke, maar wellicht kleinere rol spelen in de financiering van baanbrekende start-ups.

DIANE MULCAHY / © HARVARD BUSINESS REVIEW/NYTIMES SYNDICATE

Risicokapitalisten nemen wel veel risico met het kapitaal van beleggers, maar bijzonder weinig met hun eigen middelen.

Het gemiddelde durfkapitaalfonds haalt net het break-evenpoint of is verlieslatend.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content