VIETNAM
Volgens Azië-kenners is Vietnam het mooiste land van dat continent. Vijf jaar na de openstelling voor het toerisme heeft het nog maar weinig aan authenticiteit ingeboet. De landschappen zijn adembenemend; de steden Hanoi en Saigon zijn uitermate boeiend. Maar het mooiste van Vietnam zijn de Vietnamezen: ijverig, nieuwsgierig naar de wereld, open-minded en – ondanks het gruwelijke verleden – boordevol humor.
Vele honderden jaren lang heeft het Vietnamese volk geleden onder oorlog en onderdrukking. De eeuwenlange verknechting door China, de Franse kolonisatie en de militaire inmenging van de USA – die tot ons collectief geheugen behoort – hebben diepe wonden geslagen. Elk diepergaand gesprek met een Vietnamees komt onvermijdelijk terecht bij de tragedies van de jaren ’60 en ’70 die zovele families hebben verscheurd en levens verwoest. Maar oorlog en geweld hebben de veerkracht van dit taaie volk niet kunnen aantasten. Vietnam wil vanonder het juk vandaan. De oudere generatie doet dat door keihard te werken. De ongelooflijke werkkracht van dit volk is het eerste wat opvalt wanneer men door dit land reist. De jongere generatie heeft het hoofd naar het westen gewend. De openstelling van Vietnam heeft een heilzame werking gehad. Dan denken we niet zozeer in termen van arbeidsplaatsen en inkomsten: veel van de winsten worden afgeroomd door buitenlandse investeerders onder het mom van joint ventures. Maar we hebben het in de eerste plaats over de contacten die dit spontane en open volk legt met bezoekers uit het westen die dit keer wel met goede bedoelingen komen. Door die contacten is voor hen een wereld opengegaan die tot voor kort volslagen onbekend was. De vermenging van de nieuwe invloeden en de eeuwenoude cultuur vormt vooralsnog een geslaagd huwelijk in Vietnam.
Het is merkwaardig om vast te stellen hoe dit volk zijn haatgevoelens heeft leren beheersen, ja wegcijferen. Sedert het communistische regime de (economische) touwtjes min of meer heeft losgelaten en de inwoners (quasi) vrij zaken kunnen doen en handel drijven, is de laatste Aziatische tijger helemaal wakker geworden. Een reis door het land is dan ook ongemeen boeiend voor wie verder wil zien dan een mooi landschap of een prachtige tempel, maar ook in het hart van de mensen wil kijken. Het land staat open voor zo’n avontuur. Vietnam en zijn inwoners zullen er binnen de kortste keren in slagen het hart van de reiziger te veroveren.
Hanoi
is zonder twijfel de mooiste stad. De oude wijk, waar nog zovele Aziatische ambachten op straat beoefend worden. De honderden eetstalletjes met hun veelheid aan kruiden, groenten, soepen, vissen, vleeswaren en wat nog meer voor eetbaars: slangen, kikkers, honden… Kleurrijk gewriemel van mensen, daartussen cyclo-pousses met pédaleurs die hoog op het zadel zitten en over de menigte heen kijken. Baseballpetten en nog vele non la, de typische konische hoedjes, die we automatisch associëren met rijstvelden en buffels. Oude huizen met balkonnetjes in smeedijzer. Grote boulevards met de koloniale paleizen in Franse stijl. Het vroegere paleis van de Chef van Tonkin, waar de regering haar gasten onderbrengt. De opera die pas gerestaureerd werd ter gelegenheid van het grote, internationale feest van La Francophonie in 1997, maar waar men verder geen bestemming voor heeft. Hotel Metropole (nu Sofitel), dat nog steeds die prachtige atmosfeer van een Grand Hôtel uitademt. De Tempel van de Literatuur, een oord van meditatie. Het grote meer in het centrum van de stad met de romantisch verlichte bruggetjes ‘s avonds. Ja, het is allemaal mooi en prachtig. En er wordt overal gerestaureerd en geïnvesteerd. Joint venture is het magische woord. In de eerste plaats door Aziatische landen: Taiwan, Singapore, Korea, Thailand (ondanks de crisis); maar ook Europese landen én de Verenigde Staten: jawel.
Het Frans moet stilaan wijken. De meeste jongeren leren een tweede Aziatische taal bij of Engels. Maar de Alliance Française bestaat nog steeds, geeft taalcursussen en heeft een bioscoopzaal waar dagelijks Franse films uit de oude doos getoond worden, naast een uitgebreide bibliotheek. De vele Franse toeristen – grootst in aantal – vormen een nieuwe stimulans om Frans te leren. Maar de Franse bezoekers komen meestal één keer terug naar de oude kolonie: om hun vroegere woonplaats of die van hun ouders te zien. Toch is de Franse cultuur nog manifest aanwezig in de architectuur van de stad. En in de Vietnamese taal, die merkwaardig genoeg in ons Arabisch schrift te boek gesteld wordt. Dat hebben ze te danken (te wijten?) aan de jezuïet Alexander de Rhode die de verspreiding van het woord gods wel erg letterlijk nam en in 1651 het Chinese schrift verving door ons alfabet. Met als gevolg dat we de Vietnamese woorden kunnen lezen – al werpen de accenten soms wat roet in het eten – én begrijpen. o to staat voor auto; lôp voor enveloppe; xam voor chambre; ga voor gare; ga to staat voor taart. Op straat brengen venters het echte stokbrood van onze zuiderburen aan de man: misschien noemt men het ba get? Met een beetje verbeelding kun je heel wat ontcijferen, wat de taalbarrière al een stuk kleiner maakt. Bovendien leggen Vietnamezen graag contacten met buitenlanders en in de meeste gevallen is dat niet om spullen te verkopen of zaakjes te doen, maar gewoon uit nieuws- en leergierigheid.
Een avondje uit in Hanoi mag dus geenszins op het programma ontbreken. U begint best bij The Press Club (Brussel heeft er zelfs geen!), waar u op het prachtige dakterras, aan de bar of in de sigarenkamer alles te weten komt over Hanoi by night. Het is geen bruisend nachtleven, maar toch zijn er enkele adressen de moeite waard om te bezoeken. Denken we in de eerste plaats aan de mooie cafeetjes met terras in de buurt van hotel Metropole, waar studenten (die het zich kunnen veroorloven) graag een glas komen drinken en hopen met buitenlanders in gesprek te geraken, bijvoorbeeld Mailà Café of Au Lac Café. Voor het stevigere werk wordt meestal verwezen naar The Magic Club, een pracht van een disco met de modernste klank- en lichtinstallaties. Er wordt stevig gedanst door het jonge Vietnamese volkje in jeans en gympies. We zijn ver verwijderd van de klassieke en poëtische manier van het-hof-maken die de ouders van deze youngsters nog aanwendden, tussen de oorlogsbedrijven in. Met zinnen als “Loopt er een toegangsweg naar de rozentuin?” en “Zon en regen behoren tot de hemel” hoopten Vietnamezen op vrijerspad hun geliefde voor zich te winnen. Romantici doen het vandaag nog. Het oppervlakkige dansen in de disco lijkt niet iedereen gelukkig te maken. Zoals het kapstertje van 22 dat in tranen uitbarst wanneer ze haar verhaal doet. Van thuis mocht ze niet trouwen met haar vriend, die nochtans goed zijn brood verdiende, en nu heeft de jongen het uitgemaakt. Haar vader wil dat ze met een Fransman trouwt. “Maar ik heb die man nooit gezien en ik wil niet naar Frankrijk”, snikt het meisje ten einde raad. “Ik kan toch niet trouwen als er geen liefde is?” Het westen is dus blijkbaar niet voor iedereen de grote droom. Maar als zij niet op het aanzoek ingaat, staan er wel voldoende andere meisjes in de rij om met de onbekende Fransman te trouwen…
Het gonst van bedrijvigheid in – wat men noemt – de Stad van Zesendertig Straten en Gilden. Alles en iedereen krioelt door elkaar. Toen het plots mocht, heeft iedereen die een paar spullen te koop had, zijn voorgevel uitgeslagen en een ‘etalage’ gemaakt. Wie een kookvuur had, heeft dat op straat gezet om een ‘restaurant’ te beginnen. In de meeste gevallen kan je er voor enkele franken (enkele duizenden dong) bijzonder lekker eten. De aanbevelingen die men in sommige hotels krijgt om vooral niet ‘buiten’ te eten, zijn dan ook onterecht, zelfs beledigend aan het adres van de Vietnamese eethuisjes waar vaak beter voedsel op het bord komt dan in de ‘internationale’ keukens van de luxehotels. Wie het echte Vietnam wil leren kennen, moet langs de keuken passeren!!! Men zal het zich niet beklagen. Want vaak krijg je behalve lekkere spijzen ook de gelegenheid om met de mensen in contact te komen. Tijd nu om de stad te verlaten.
Het binnenland
blijft drukbevolkt. Met zowat 80 miljoen inwoners op een oppervlakte van bijna 10 keer België is Vietnam één van de meest bevolkte landen in de regio. Het loont dan ook zeer de moeite om met de verschillende vervoersmiddelen die voorhanden zijn, het land te doorkruisen. Wij doen het van noord naar zuid. Noord-Vietnam en Zuid-Vietnam hebben jarenlang met getrokken messen tegenover elkaar gestaan en vormden een scheidslijn in de wereldpolitiek. Na de hereniging in 1976 heeft het zuiden zich moeten schikken naar de wil van het communistische noorden. Het land sloot zijn deuren om de zuivering ‘geruisloos’ te kunnen uitvoeren. Wie aan de verkeerde kant stond, kwam in heropvoedingskampen terecht; wie met de boot trachtte te vluchten, werd door piraten gekelderd. Wie naar Ho Tsji Minh-stad reist, krijgt vele van deze verhalen te horen.
De weg naar Ho Tsji Minh-stad is bezaaid met prachtige landschappen en vergeten steden en tempels. We nemen trein, bus en vliegtuig. We sporen naar de belangrijkste havenstad Haiphong. Varen met een jonk doorheen de Baai van Halong met zijn bizarre rotsformaties die indrukwekkend uit de zee oprijzen. Met een kano begeven we ons tussen de kalksteenheuvels en de druipsteengrotten van Hoa Lu. We varen met een sampan de Parfumrivier af en leggen aan in de keizerlijke stad Hue. Hier bevinden zich de mooiste paleizen en keizerlijke graftomben van weleer, dringend aan restauratie toe. De hele stad ademt vergane glorie uit en lijkt voorgoed ingedommeld. Op de markt na: een van de kleurrijkste die ik ooit heb mogen aanschouwen.
Een handvol toeristen kunnen de stad niet wakkerschudden. Op de trisjamannen na, de cyclo-rijders, die de enkele vreemdelingen blijven achtervolgen tot ze beet hebben. Hoewel we wel tien keer het vriendelijke aanzoek “One girl, one dollar”, wegwuiven, rijdt de eerste van de drie trisjamannen met zijn cliënt door een bamboegordijn recht een bordeel binnen, waar de dames uit elkaar stuiven als kippen in een hoenderhok. Het slachtoffer in kwestie kan net op tijd uit de cyclo-pousse springen. En wanneer de pédaleurs eindelijk begrepen hebben dat hun haring niet zal braden, brengen ze ons met lood in de benen naar de oude stad. “Vietnam, beaucoup boom boom“, verontschuldigt één van de fietsers zichzelf en zijn collega’s. De arme man is 65, vertelt dat hij 10 kinderen en 45 kleinkinderen heeft. Hij hijgt onder de inspanning. “City close”, zegt hij nog. Het is 9 uur. Hue is gesloten. Alleen in een straatje zonder eind heeft men met wat planken enkele zitplaatsen en tafeltjes op de stoep getimmerd. Het bier kost er dubbel zoveel als in Hanoi. Een eenoog met Confucius-baard komt voorbij. Een man met een houten been en één arm strompelt al bedelend tussen de tafels door. De oorlog is nog tastbaar aanwezig in het straatbeeld. De trisjamannen brengen ons weer naar het hotel. De nachtwaker ligt achter de balie te slapen onder een muskietennet. Verzonken in een diepe slaap, net als de stad Hue.
Wanneer we de volgende dag naar Danang rijden, merken we dat dit slechts schijn is. Niemand slaapt. Iedereen werkt. De ooit keizerlijke stad ligt midden in de armste streek van Vietnam. Vrouwen en jonge kinderen verrichten keihard labeur bij de aanleg van nieuwe wegen. Zo’n 20% van de bevolking is analfabeet in Vietnam. Op het platteland houden we halt bij een schooltje. De kinderen worden haast hysterisch en willen onze blanke huid aanraken, betasten. “Tintin, Tintin” schreeuwen ze, wanneer ze mijn T-shirt van Kuifje zien. Ze dachten blijkbaar dat ík Kuifje was, de reporter uit België… Kuifje is even op bezoek in een dorpsschooltje op het platteland van Vietnam en alle kinderen kennen hem.
De volgende dag, in het vliegtuig op weg naar Saigon, zit ik naast een jonge kinderarts die al even enthousiast is: het is zijn eerste vlucht. Op uitnodiging van een Zwitsers farmaciebedrijf om een training course te volgen. Hij is 27 – gehuwd, één kind – en verdient 2,5 miljoen dong per maand. Het klinkt indrukwekkend, maar het is nauwelijks 200 dollar. Hij behoort tot de happy few. Een arbeider verdient circa 500.000 dong of 40 dollar en daar moet hij 12 tot 14 uur voor werken, 6 dagen op 7. “Toch is de gemiddelde levensverwachting gestegen tot 69 jaar”, zegt de arts. Hij voegt er niet zonder fierheid aan toe: “Omdat we zo’n goede dokters hebben”. Dit heeft voor gevolg dat de bevolking blijft groeien, ondanks de twee-kinderen politiek die al 14 jaar gevoerd wordt. Het gezin verliest alle voordelen wanneer er een derde kind geboren wordt. Dat wordt dus ten allen prijze vermeden. De pil is nochtans niet in zwang. Sporadisch wordt een spiraal gebruikt, maar meestal doet men een beroep op de periodieke onthouding. Met alle gevolgen vandien. Het aantal abortussen is schrikbarend hoog. Toch is de levensstandaard er de jongste vier jaar – sedert de poorten voor het toerisme zijn opengegaan – fel op vooruitgegaan. Dat uit zich in een toenemend aantal gloednieuwe bromfietsen ( Honda, Suzuki, Piaggio…) die de fietsen en de cyclo’s stilaan verdringen in het chaotische stadsbeeld. In de koloniale stad Danang zijn de fietsers nog de baas. Saigon – haast niemand gebruikt de nieuwe benaming Ho Tsji Minh-stad – is het terrein van de moto geworden.
Saigon
is een stomende en buitengewoon boeiende stad. Meer dan 7 miljoen inwoners maken er een chaos van die soms aan Bangkok doet denken. Het is er ook heet en vochtig. We zijn inmiddels al 1730 kilometer van Hanoi verwijderd. De stad is ook veel moderner dan het koloniale Hanoi. Hedendaagse torenbuildings, boulevards en gebouwen uit de Franse koloniale periode en boeddhistische tempels werden vaak lukraak naast elkaar neergepoot. Het lijkt wat op Shangai, de snel groeiende stad in China die ooit het Parijs van het Oosten is geweest. Saigon roept andere herinneringen op. Tot 1975 was het de hoofdstad van Zuid-Vietnam, een speerpunt in de strijd tegen het communisme. Het Paleis van de Onafhankelijkheid, gebouwd door de in Parijs opgeleide Vietnamese architect, Ngo Viet Thu, staat symbool voor die periode. Vandaag is het een museum. Het paleis ziet er nog min of meer uit zoals dat het geval was op 30 april 1975 bij de val van Saigon. De ondergrondse stad Cu Chi, 30 kilometer buiten Saigon, is nu één van de belangrijkste toeristische aantrekkingspolen geworden. In het labyrint van onderaardse tunnels (200 kilometer lang) hielden de guerillastrijders van de Vietcong zich schuil. Maar toch zit de oorlog bij vele inwoners nog te diep om zomaar als toeristische attractie te worden afgedaan.
“Het is waar: vele gebeurtenissen die me zijn overkomen, hebben me heel diep in mijn hart geraakt”, getuigt een Vietnamese vrouw. “Ik probeer ze te verdringen, maar telkens komen ze terug en ze doen me heel veel pijn. Het uit elkaar gerukt worden van mijn ouders, de dood van mijn vader in de USA, mijn broer die door zeepiraten werd omgebracht, de gevangenis vanwege de betrokkenheid met de boat people, het misprijzen van de mensen, van de buren wanneer we terugkeerden zonder bezittingen… Om niet te stikken moet ik blijven hopen dat een nieuwe horizon voor me zal opengaan.” In die paar zinnen zit het lijden van Saigon vervat.
Deze wereldstad is inderdaad op zoek naar een nieuwe horizon, naar een nieuwe vrijheid. Sedert de poort van het kapitalisme door de communistische leiders op een kier werd gezet (1987) – zoals dat ook in China het geval is geweest – werden de veranderingen ingeluid en evolueert alles in snel tempo. Saigon is weer een bruisende stad geworden met flitsende neonreclames ( Philips, Sony, JVC…) en een intens nachtleven. In The Gossip speelt een Filippijnse band met loeiende gitaren de pannen van het dak; Thai Son is the place to be voor wie Vietnam uit de bol wil zien gaan; Apocalypse Now (What’s in a name?) is de bar voor expats. Winkels, bars, restaurants blijven vaak 24 uur geopend. Dag en nacht is alles te koop in deze stad.
Maar er is ook de keerzijde. Duizenden mensen wonen en leven op straat. Vaak zijn het diegenen die vóór 1975 tot de intelligentsia behoorden en leidinggevende functies uitoefenden. Zij werden na de oorlog gestraft voor hun ‘verkeerde’ ideeën, ‘gezuiverd’ in kampen en hun eigendom en bezittingen werden ‘geconfisceerd’ door de staat. Slechts weinigen hebben zich weer kunnen opwerken. Velen van hen slapen nu op straat of in het beste geval in hun cyclo. Om te dromen van een volgend leven dat niet door een oorlog zal verwoest worden.
We reisden met incentive-bouwer In Search of Excellence die o.a. Vietnam als bestemming heeft uitgewerkt. Tel: (09) 220.90.90. Fax: (09) 220.90.91. E-mail: Ise.incentives xskynet.be
Thai Airways vliegt zowel op Hanoi als Saigon. Vanuit Brussel kan men dagelijks via Frankfurt, Amsterdam of Parijs naar Bangkok vliegen, met directe aansluiting naar Vietnam. Info: (02) 502.47.44. Fax: (02) 502.69.47.
HENK VAN NIEUWENHOVE
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier