Vertrouwelijk rapport: KMO’s betalen 60 % te veel voor hun stroom

Nog altijd ondermijnt veel te dure stroom de concurrentiepositie van de Belgische ondernemingen. De Belgische elektriciteitprijs bij een goed werkende markt en correcte tarieven voor KMO’s bedraagt 4,37 eurocent in plaats van 7 eurocent per kilowattuur, zo staat te lezen in een vertrouwelijk rapport van de Creg. Trends kon de hand leggen op de studie.

In 2003 betaalden de Belgische KMO’s gemiddeld 31 % meer voor elektriciteit dan hun concurrenten uit onze buurlanden (en handelspartners) Nederland, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië. Grafiek 1 ( KMO’s betalen 31 % meer dan collega’s in buitenland) toont bovendien aan dat deze handicap de jongste jaren fors toegenomen is. De elektriciteitsprijs die de gezinnen aangerekend wordt, daalde echter de jongste jaren tot het gemiddelde niveau van de buurlanden. Dat hebben de gezinnen te danken aan de behoorlijke tariefdalingen die de regering nog oplegde voor de totale vrijmaking van de Vlaamse markt op 1 juli 2003.

Maar ook een tarief dat op het gemiddelde niveau van de buurlanden ligt, is niet goed genoeg. De productiekosten van stroom die in de Belgische centrales wordt geproduceerd, liggen 5 % onder de gemiddelde productiekosten in de buurlanden – een gemiddelde dat al naar beneden is getrokken door de goedkope Franse kernenergie. De Belgische productiekosten liggen zelfs 40 % onder de Nederlandse kostprijs, en toch genoten de Nederlandse gezinnen in 2003 5 % lagere prijzen en de Nederlandse KMO’s zelfs 20 % lagere prijzen dan hun Belgische collega’s (zie grafiek 2: Waarom KMO’s te veel betalen).

Wat zou de Belgische elektriciteitsprijs zijn als bij de Belgische productiekosten de Nederlandse kosten voor transport en distributie en de Nederlandse marges voor producenten en verkopers worden bijgeteld? De oefening is relevant, omdat de Nederlandse transport- en distributiekosten – door ongeveer dezelfde bevolkingsdichtheid en het geografisch vlakke land – ongeveer op hetzelfde peil als de Belgische mogen verwacht worden. Bovendien heeft de Nederlandse markt wel meerdere sterke spelers en dus meer concurrentie. Deze oefening leert dat de Belgische elektriciteitprijs bij een goed werkende markt en correcte gereguleerde tarieven voor de KMO’s 4,37 in plaats van 7 eurocent per kilowattuur zou mogen kosten, en voor de gezinnen 8,52 in plaats van 10,26 eurocent. De Belgische KMO’s betalen dus 60 % meer dan deze ideale richtprijs, en de gezinnen 20 % te veel.

Deze opmerkelijke conclusies zijn te trekken uit Etude F040422-CDC-272 van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas ( Creg), de toezichthouder van de Belgische energiemarkt. De studie draagt nog het stempel ‘Vertrouwelijk’ en is vorig jaar besteld door de vorige federale minister van Energie Fientje Moerman ( VLD). Het onderzoek wordt nog besproken binnen de algemene raad van de Creg en daarom wou de toezichthouder nog geen commentaar kwijt. De spectaculaire cijfers liggen bovendien gevoelig omdat in Brussel en Wallonië, waar de markt voor de gezinnen nog niet vrij is, nog met nieuwe tariefonderhandelingen bezig zijn. Maar het studiewerk geeft geen bedrijfsgeheimen prijs en bevestigt eigenlijk wat iedereen weet: stroom is nog altijd veel te duur in België.

Wat drijft de prijs op?

Hoe komt het dat de goede Belgische uitgangspositie toch uitmondt in fors duurdere eindprijzen? De weg van de centrale tot het stopcontact is lang, en onderweg moeten er (te) veel kosten vergoed worden én (te) hoge winsten verdiend worden. Het is de verdienste van de Creg-studie om uit te pluizen waar precies in de hele ketting (productie, transport, distributie, verkoop) de kosten zitten, waar de marges verdiend worden, en hoe dat zit in de buurlanden.

De Belgische elektriciteitsprijzen worden in hoofdzaak door twee kostenmotoren opgedreven. Ten eerste zijn de gereguleerde kosten nog veel te hoog in vergelijking met die in de buurlanden. Vooral de distributiekosten zijn, ondanks de tariefverlagingen die de Creg hier al oplegde, nog veel te hoog (zie grafiek 3: Gereguleerde kosten liggen veel te hoog). Het is van alle tijden en van alle landen, maar bij een deregulering proberen de bestaande dominante spelers zoveel mogelijk winst te verankeren in de business die gereguleerd blijft. In elektriciteit is dat het transport en de distributie van stroom. Electrabel is voor 70 % eigenaar van hoogspanningsnetbeheerder Elia en deelt de distributieactiviteit met de gemeenten, die voor hun financiering ook baat hebben bij zo hoog mogelijke gereguleerde tarieven. De Creg zal met een vergrootglas de kosten moeten analyseren die de netbeheerders inbrengen om billijke tarieven te berekenen.

De tweede kostenmotor zijn de hoge winstmarges die spelers met eigen productiecapaciteit – Electrabel en SPE – weten te rapen op de Belgische markt. Het verschil tussen wat een KMO betaalt voor de elektriciteit en de optelsom van alle kosten (productie, transport en distributie) bedraagt 1,6 eurocent op een eindprijs van 7 eurocent per kilowattuur (zie grafiek 4: Hoge winstmarges op stroomprijs). Producenten en verkopers rekenen dus een winstmarge van 22 % op de eindprijs voor KMO’s. In de buurlanden is die marge gemiddeld 6 % en in Nederland is ze zelfs negatief. De winstmarge voor de producent bijvoorbeeld ligt driemaal hoger in België dan in Nederland (0,76 eurocent tegenover 0,26 eurocent), en ook de verkoper pikt nog eens een fikse winstmarge van 0,91 cent mee, terwijl die in Nederland negatief is (-0,63 eurocent). En in België is producent en verkoper vaak één en hetzelfde bedrijf: Electrabel.

In de buurlanden is er een beleid dat de stroomkosten voor de ondernemingen beperkt. In België is daar dus geen sprake van. De hoge prijzen voor de KMO’s zijn een erfenis van vijftig jaar energiebeleid dat relatief lage prijzen voor de grootverbruikers bedong, een hoog rendement voor Electrabel waarborgde en de gemeenten financierde. De gezinnen en de KMO’s betaalden de factuur. De gezinnen kregen de jongste jaren dus tariefdalingen, maar de KMO’s bleven grotendeels in de kou staan. Of dat een verstandig industrieel beleid is? En straks komen daar nog eens de zware heffingen bovenop voor de financiering van de groene stroom en de herfinanciering van de gemeenten.

Concurrentie helpt niet

De markt is in Vlaanderen volledig vrij, dus waarom zorgen concurrenten er dan niet voor dat de winstmarges voor een stuk worden weggeconcurreerd, zoals elk handboek economie voorspelt? Dat gebeurt niet omdat de goedkope Belgische stroom waarvan sprake voor het overgrote deel in handen is van één speler, Electrabel. De concurrenten die de Belgische KMO’s en gezinnen bevoorraden, moeten hun stroom dus ofwel bij Electrabel inkopen, ofwel invoeren. De goedkopere Franse stroom kan de markt opengooien, maar de invoercapaciteit is nog altijd veel te beperkt. En Nederlandse stroom kan wel de markt op, maar is dus een pak duurder. Electrabel is weliswaar verplicht om over enkele jaren gespreid 1200 megawatt te veilen, maar dat is veel te weinig om de markt open te breken, en het gaat om bestaande en niet om bijkomende capaciteit.

Dankzij zijn dominante positie op de Belgische en de Benelux-markt slaagt Electrabel er zelfs in de dure Nederlandse productieprijzen door te rekenen op de Belgische markt. “Het invoeren van het marktprincipe op een markt die aan de productiekant gedomineerd wordt door één speler zorgt dus niet voor prijsdalingen, maar voor extra marges voor de goedkope producenten,” zo analyseert Frank Vandermarliere, energieadviseur van Agoria, de cijfers uit de Creg-studie die we hem voorlegden.

De leveranciers die zich moeten bevoorraden op de groothandelsmarkt zijn de klos. De kloof tussen de groothandelsprijzen – de Creg hanteert bij gebrek aan een Belgische transparante groothandelsmarkt de prijzen van de Nederlandse APX-beurs – en de productiekosten is nergens groter dan in België en bedraagt 1,51 eurocent per kilowattuur. “Een nieuwe leverancier die geen centrales in België heeft en zich dus moet bevoorraden op de groothandelsmarkt, kampt met een nadeel van 1,51 eurocent per kilowattuur in verhouding tot de dominante speler. Weinig nieuwe leveranciers zijn dus komen opdagen, en de concurrentie blijft beperkt in België, waar de dominante speler een quasi-monopolie behoudt,” schrijft de Creg in de vertrouwelijke studie.

De marge die spelers zonder eigen productiecapaciteit op de Belgische markt kunnen verdienen, is door deze hoge aankoopkosten zelfs negatief bij de verkoop aan gezinnen en grootverbruikers. Alleen bij de KMO’s valt er wat marge te rapen. Het zijn cijfers die hoge toegangsdrempels tot de markt aangeven. Grote Europese spelers als E.on en EdF zijn tot op heden niet of nauwelijks geïnteresseerd in de Belgische middelgrote en grote verbruikers.

Toch enige concurrentie

“Je kan als nieuwe leverancier toch nog een marge halen op de Belgische markt door verstandig in te kopen,” zegt Wim Heyselberghs, CEO van Nuon België. De Nederlandse nieuwkomer op de Belgische markt kan wel rekenen op het Nederlandse productiepark van Nuon, en voert vanuit Nederland 1,5 tWh (terrawattuur) in om de Belgische klanten te bevoorraden. “Maar we willen op Belgisch grondgebied productiecapaciteit verwerven of bouwen, in de grootteorde van 1000 megawatt of meer. Het is echter heel moeilijk om sites te vinden,” zegt Heyselberghs.

Intussen heeft Nuon een marktaandeel van 8 % op de gezinsmarkt veroverd, en dat offensief bracht toch enig animo in de vrijgemaakte Vlaamse markt. De speelruimte voor een prijzenslag is krap door het productiemonopolie van Electrabel en de hoge gereguleerde kosten, maar toch zijn de elektriciteitsprijzen gezakt tot onder de Waalse en Brusselse gereguleerde tarieven. “En dat is de meest juiste vergelijking om het prijsverlagende effect van de vrijmaking in te schatten,” zegt André Pictoel, voorzitter van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt ( Vreg). “40 % van de klanten heeft een nieuw contract bedongen bij een nieuwe of bij zijn bestaande leverancier. Er is dus beweging op de markt.”

In welke mate de beperktere concurrentie op de KMO-markt de prijzen heeft beïnvloed sinds begin dit jaar, is moeilijker in te schatten omdat de bedrijven niet happig zijn om prijzen mee te delen. Maar veel kan er niet veranderen zolang het productiemonopolie van Electrabel niet wordt opengebroken.

Integendeel, het wordt uitkijken naar extra productiekosten door de gestegen olieprijzen. Het zijn kosten die vooral via de Nederlandse markt onvermijdelijk zullen binnensijpelen in de prijsvorming, en ze zullen doorgerekend worden. Dat zal niet de schuld zijn van de vrije markt, maar precies van te weinig vrije markt.

Daan Killemaes

In de buurlanden is er een beleid dat de stroomkosten voor de ondernemingen beperkt. In België is daar geen sprake van.

De Nederlandse gezinnen genoten vorig jaar 5 % lagere energieprijzen en de Nederlandse KMO’s zelfs 20 % lagere prijzen dan hun Belgische collega’s.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content