‘Versterk steden op buurtniveau, zoals in Barcelona’

Laurenz Verledens vastgoedexpert bij Trends

In het verleden hebben we wonen en werken uit elkaar getrokken, nu lijken ze weer naar elkaar toe te groeien. Een ontwikkeling die kansen biedt voor onze steden, meent planoloog Maarten Hajer.

Maarten Hajer, faculteitshoogleraar Urban Futures aan de Universiteit van Utrecht, wordt een beetje krikkel van de hype rond smart cities. “Ik merk dat stadsbestuurders in de ban zijn van dat verhaal”, zegt hij. “En het valt niet te loochenen dat het belang van technologie in onze steden toeneemt. Ik ben ook helemaal niet tegen technologie, maar ik heb wel een probleem met het idealiseren van de slimme stad. We moeten kritisch durven na te denken over hoe en waar we die slimme technologie willen inzetten.”

Maarten Hajer is dit jaar ook hoofdcurator van de zevende editie van de Internationale Architectuur Biennale Rotterdam (IABR). Het hoofdthema is ‘the next economy’ in onze steden. Als tegengewicht voor het smartcityverhaal pleit Hajer voor meer smart urbanism. “Onze steden staan voor belangrijke opgaven waarvoor we veel creativiteit nodig zullen hebben. De tentoonstelling laat zien dat ontwerpers en planners met hun verbeeldingskracht kunnen helpen bij het uitdenken van een alternatieve toekomst voor onze steden.”

Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor onze steden?

MAARTEN HAJER. “Er is een hele grote trek naar de stad. We moeten al die mensen die in de stad een betere toekomst zoeken, werk bieden. Vooral in wat vroeger de derde wereld heette, wordt dat een enorme opgave. Voor Afrika is de verwachting dat er in de komende decennia 800 miljoen mensen naar de steden trekken. Wat gaan die mensen daar doen? We moeten daarom zeer urgent nadenken over de productieve stad.

“Een tweede grote uitdaging is de vergroening van de economie. Daar liggen ook geweldige kansen om hele fijne steden te maken waar mensen minder afhankelijk zijn van gemotoriseerd vervoer. Op IABR 2016 zie je veel ontwerpen die wonen en werken combineren. In het verleden hebben we wonen en werken steeds meer uit elkaar gehaald. Het resultaat is dat honderden miljoenen mensen tegen wil en dank in de file staan. In Peking staan mensen elke dag 2,5 uur ‘s ochtends en 2,5 uur ‘s avonds stil. Niemand doet dat voor zijn plezier; mensen staan in de file omdat steden slecht gepland zijn.

“De noodzaak om wonen en werken weer bij elkaar te brengen is heel groot. En daar zie je ontzettend interessante bewegingen rond ontstaan. In Toronto hebben Apple en Google hun kantoren verplaatst van de suburbs – vlak bij de ringweg – naar het centrum van de stad. Ze hebben dat gedaan op vraag van hun werknemers. Want die mensen wonen in de stad en willen met de fiets naar het werk. Dat het wonen het werken stuurt, is een grote verandering met veel kansen voor de steden.

“De derde uitdaging is heel actueel: de solidaire stad. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de stad geen plek wordt waar verschillende bevolkingsgroepen met hun rug naar elkaar toe leven? Dat gaat ook over gezondheidsverschillen. In Utrecht bedraagt het verschil in levensverwachting tussen wonen in een arme en een rijke wijk liefst dertien jaar. Dat is toch krankzinnig! En Utrecht is geen alleenstaand geval; ik denk dat het in Brussel niet anders is. Het geeft aan dat er meer aandacht moet zijn voor de dimensies van segregatie. Dat wordt veel manifester omdat onze steden ook sterk vergrijzen en op een andere manier dan vroeger. De thuiszorg neemt toe en mensen zullen veel meer op elkaar aangewezen zijn. Dan moet die stad in staat zijn mensen tegen vereenzaming te beschermen.”

U bent wel hoopvol voor Europa. Onze steden hebben een goede uitgangspositie om aangename leefplekken te blijven, stelt u.

HAJER. “Het bijzondere van veel Europese steden is hun middeleeuwse oorsprong. Onze steden waren ommuurd en ook heel gecomprimeerd gebouwd. Pas aan het einde van de negentiende eeuw zijn die wallen in de meeste steden verdwenen. Vanuit die historische context is de mate waarin de auto een doorbraak heeft geforceerd in de Europese steden meestal relatief beperkt gebleven. Vergelijk bijvoorbeeld Barcelona maar eens met Atlanta. Beide steden tellen ongeveer veel inwoners, maar Atlanta is tien keer groter dan Barcelona. En de CO2-afdruk van Atlanta is een drama.

“Barcelona kan – zoals vele andere Europese steden – zich gemakkelijker positioneren voor een groene toekomst. De compactheid, de kleinere schaal helpt daarbij. Het biedt een grote kwaliteit. Chinese steden zijn krankzinnig snel gegroeid en zijn daardoor ook wijd uit elkaar gegroeid. In Peking wordt enorm met ruimte gemorst. Chinese steden zouden er baat bij hebben om wat Europeser te worden en wat meer te denken vanuit straten in plaats vanuit snelwegen.”

In een van uw columns toont u zich erg enthousiast over de aanpak en visie van Barcelona. Wat is het recept van die stad?

HAJER. “Wat leuk is aan Barcelona, is dat het laag over laag is ontwikkeld. Iedere keer weer vertrekt de stad van de kracht van de buurt. In de negentiende eeuw heeft de planoloog Cerdà de basis gelegd. Hij ontwierp voor de uitbreiding van Barcelona een plan met gesloten bouwblokken waarvan de hoekgebouwen afgevlakt zijn. Op die manier werd ieder kruispunt eigenlijk een pleintje. Begin twintigste eeuw zijn die plannen effectief gerealiseerd en in de jaren negentig hebben ze op basis van het oorspronkelijke plan die pleinen hier en daar versterkt. Een van de uitgangspunten van dat buurtidee is dat mensen op wandelafstand hun boodschappen voor vers eten moeten kunnen doen.

“Met de introductie van de slimme technologie voegt Barcelona opnieuw een laag toe. Het introduceert smart labs, plekken waar scholieren en jonge mensen de mogelijkheid krijgen met nieuwe technologie te werken. En weer kiest Barcelona ervoor om dit op buurtniveau te organiseren. Ik vind dat een hele slimme strategie. Veel steden zouden kiezen voor centralisatie. Dat biedt misschien het voordeel van een hogere efficiëntie, maar gaat ten koste van meer kleinschalige werkgelegenheid, van het lokale winkelbestand, enzovoort.”

In de vorige eeuw is de maakindustrie uit onze steden geweerd. Zijn we te ver gegaan in het verhinderen van hinder in onze steden?

HAJER. “Ja, maar je mag niet vergeten dat toen die zonering bedacht werd, het werk en de productie van een heel andere aard waren. Productie was lawaaierig, stonk, was ongezond… Nu onze economie verdienstelijkt is, wordt werk niet meer geassocieerd met negatieve effecten, tenzij met autoverkeer en parkeerproblemen. De woon-werkmilieus die je nu in Europese en Noord-Amerikaanse steden ziet opduiken, spelen daarop in. Want inderdaad: vandaag is de noodzaak om wonen en werken uit elkaar te knippen er niet meer.

“Dat pleidooi voor productie in de stad is volgens mij ook een sociologisch fenomeen. We komen op een punt dat productie bijna volledig uit ons zicht is verdwenen. Kinderen weten misschien niet eens meer wat een fabriek is. Op het moment dat iets bijna verdwijnt, ontstaat er vaak een soort nostalgie. Nu zie je in de steden plots weer veel fietsenmakers. En we vinden dat wel iets hebben, mensen die met bouten en moeren bezig zijn, en die smeer aan hun handen hebben. Zie het als een soort tegenbeweging tegen de smart city. We waarderen dat artisanale en tolereren ook dat sommige dingen herrie maken. Terwijl we eerst helemaal gefixeerd waren op het wegdrukken van industrieel lawaai vinden we het nu – weliswaar met strengere milieunormen – niet meer zo erg als er een garage om de hoek is.”

Past het idee van de stadslandbouw ook in die beweging?

HAJER. “Ik vind stadslandbouw vooral symbolisch heel belangrijk. Omdat het overduidelijk een kritiek is op een hele industriële manier van voedselproductie en eten. Er zit duidelijk de wens in om weer beter te begrijpen waar voedsel vandaan komt, maar het is natuurlijk geen voedselstrategie. Stadslandbouw is geen realistische productiemanier om een stad mee te voeden.”

In lijn met de ideeën van Richard Florida positioneren steden zich graag als aantrekkingspolen voor creatievelingen. Maar is dat wel voor elke stad weggelegd?

HAJER. “U hebt natuurlijk gelijk: met alleen maar dat attractieve, creatieve werk zullen we het niet redden. In het betoog van Richard Florida klonk ook wel iets naïefs: als je er maar voor zorgt dat er voldoende koffiebars zijn in je stad, dan komt de stadseconomie wel vanzelf op gang. Zo werkt het natuurlijk niet. Zeker voor de steden in Afrika zal de toekomst toch ook moeten liggen in de maakindustrie, in het assembleren en dergelijke… Overigens hebben we in onze steden nu wel een onthutsend aantal koffiebars.

“Dat perspectief van die creatieve toplaag is enkel weggelegd voor de grote centrumsteden zoals – in onze contreien – Amsterdam, Rotterdam, Antwerpen, Brussel… Trouwens, als je daar met een statistische blik naar kijkt, valt dat creatieve toch ook wel wat tegen. Heel veel werk in onze grote steden is eigenlijk service-industrie: van banken over verzekeringen tot zorg. Dat is toch een stuk minder hip dan wat Richard Florida ons voorhoudt.”

Laurenz Verledens

“In Utrecht bedraagt het verschil in levensverwachting tussen wonen in een arme en een rijke wijk liefst dertien jaar. Dat is toch krankzinnig”

“Chinese steden zouden er baat bij hebben om wat Europeser te worden”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content