Versoepeling consignatieverplichting

De nieuwe fiscale procedure brengt goed nieuws voor wie op het gebied van de BTW zijn rechten wil verdedigen: de consignatieverplichting wordt versoepeld.

In een geciviliseerde samenleving zou men verwachten dat aan alle burgers onbelemmerd toegang wordt verleend tot de rechtsmacht om daar hun rechten voluit te verdedigen. Op het gebied van de BTW is dat niet steeds het geval. De zogenaamde consignatieverplichting kan er zelfs voor zorgen dat de weg naar het gerecht brutaal afgesneden wordt.

KOHIER.

De procedure op het gebied van de BTW verschilt fundamenteel van de procedure die op het gebied van de inkomstenbelastingen van toepassing is.

Wat deze laatste belastingen betreft, is er om te beginnen de aangifte van de inkomsten waarna de belasting gevestigd wordt. Die vestiging gebeurt door de belasting officieel op te nemen in een kohier. De belasting wordt ingekohierd. Deze formele handeling is van zeer groot belang: zonder inkohiering is de belasting gewoon niet verschuldigd. Die inkohiering moet bovendien tijdig gebeuren. Binnen de daartoe vastgestelde aanslagtermijnen. Dit formalisme heeft tot gevolg dat menig landgenoot het al heeft kunnen meemaken dat hij voor een bepaald jaar geen belasting hoefde te betalen (en alle voorheffing heeft teruggekregen) louter en alleen omdat de belastingadministratie om een of andere reden de belasting niet tijdig had ingekohierd.

Na de inkohiering is er de mogelijkheid van bezwaar, en vervolgens kan men naar de gerechtelijke macht.

FEIT.

Op het gebied van de BTW verloopt de procedure veel minder formeel. Hier is geen sprake van vestiging of inkohiering van de belasting. De belasting is verschuldigd louter en alleen doordat het belastbaar feit zich heeft voorgedaan.

Een schoenenhandelaar bijvoorbeeld verkoopt een paar schoenen. Er vindt dus op dat ogenblik een levering van goederen plaats. Die levering vormt het belastbaar feit. De belastingschuld is vanaf dat ogenblik ontstaan. De schoenenhandelaar zal de verschuldigde BTW vroeg of laat moeten betalen. Meer is daar niet voor nodig.

Uiteraard moeten op het gebied van de BTW ook tal van formaliteiten worden vervuld. Maar die raken de kern van de zaak niet. De BTW-administratie hoeft in een eerste fase ook niets te doen. Het is aan de BTW-plichtige om de nodige formaliteiten te vervullen (BTW-aangifte indienen enzovoort) en om de BTW die hij verschuldigd is, tijdig te betalen.

INFORMEEL.

Het is pas wanneer de BTW-plichtige niet doet wat hij behoort te doen, dat de BTW-administratie in actie moet komen. De BTW-plichtige dient bijvoorbeeld geen aangifte in. Of hij betaalt de verschuldigde BTW niet op tijd. Of de BTW-administratie stelt vast dat de aangifte onjuist is, of dat een verkeerd tarief is toegepast enzovoort. Zij zal de BTW-plichtige dan een rechtzetting voorstellen. Maar ook dan verloopt alles nog informeel. De belastingplichtige kan contact opnemen met de administratie, kan discussiëren met de belastingcontroleur, kan contact opnemen met hiërarchisch hogeren binnen de administratie enzovoort. Kortom, in deze fase kan volop gezocht worden naar een vergelijk, naar een oplossing voor het gerezen probleem.

BEVEL.

Stel dat geen overeenstemming wordt bereikt. Of dat de belastingplichtige hardnekkig weigert de BTW te betalen die volgens de administratie verschuldigd is. Vooraleer de administratie de BTW, desnoods met harde hand, kan invorderen, zal zij nu wel een formele daad moeten stellen. Zij zal een dwangbevel moeten uitvaardigen. Geeft de belastingplichtige geen gehoor aan het bevel tot betaling, dan zal de administratie op basis van dat dwangbevel de nodige uitvoeringsmaatregelen kunnen nemen (beslag, inschrijving wettelijke hypotheek, enzovoort).

Het dwangbevel opent voor de belastingplichtige meteen ook de mogelijkheid om de betwisting voor te leggen aan de rechtbank. Als hij niet akkoord gaat met hetgeen in het dwangbevel te lezen staat, kan hij verzet aantekenen. Dit gebeurt door de administratie te dagvaarden voor de rechtbank.

STORTING.

Maar de toegang tot de rechtbank is niet onbeperkt. Krachtens de bestaande wetgeving kan de administratie aan de rechter op dat ogenblik vragen de belastingplichtige te veroordelen om voor de betwiste belastingschuld een provisionele storting te doen, of een borgtocht te stellen. Als de belastingplichtige daartoe veroordeeld wordt, kan de vordering ten gronde pas nadien worden voortgezet.

Heel erg is dit nog niet. Het gaat slechts om een mogelijkheid. En de rechter beslist zelf of hij wel of niet op het verzoek van de administratie ingaat. In de nieuwe procedure zal deze mogelijkheid overigens niet meer bestaan. De wetsontwerpen inzake de hervorming van de fiscale procedure voorzien in de schrapping ervan.

BEROEP.

Erger is het als de vordering van de belastingplichtige in eerste aanleg afgewezen wordt, en hij hoger beroep wil aantekenen bij het hof van beroep. In de (bestaande) wettekst staat te lezen dat de belastingplichtige de betwiste sommen dan eerst in consignatie moet geven, en dat hij dit moet doen binnen twee maanden nadat de belastingontvanger hem daartoe bij aangetekende brief verzocht heeft.

In het verleden is de administratie er steeds van uitgegaan dat de belastingontvanger altijd het recht heeft deze consignatie te vragen. Sommigen vonden zelfs dat de belastingontvanger wettelijk verplicht was om de consignatie te eisen.

Dat gaat zeer ver. In een aantal gevallen kan het tot gevolg hebben dat de belastingplichtige onmogelijk in beroep kan gaan.

VOORBEELD.

Neem bijvoorbeeld een belastingplichtige die – volgens de administratie – een te laag BTW-tarief heeft toegepast. Hij betwist dit, maar krijgt in eerste aanleg ongelijk. Vooraleer hij dan zijn rechten in beroep kan verdedigen, zou hij zonder meer verplicht zijn de betwiste belasting te consigneren. Dat kan zeer moeilijk zijn. Hij heeft de betwiste belasting immers niet ontvangen. Zijn klanten hebben hem slechts BTW betaald tegen het lage tarief.

Het kan nog erger. Stel dat de administratie het vermoeden heeft dat een belastingplichtige meer goederen geleverd heeft dan hij in zijn aangifte vermeld heeft. En dat zij de BTW op die vermoedelijke meeromzet vordert. Veronderstel ook dat dit vermoeden onjuist is. Er is geen meeromzet. Maar de belastingplichtige slaagt er niet in de administratie van zijn gelijk te overtuigen. En ook de rechter in eerste aanleg wil hem niet geloven. Vooraleer hij zijn lijdensweg kan voortzetten, zou hij dan verplicht zijn de betwiste belasting te consigneren. Maar hoe moet hij die betalen? Hij heeft de belasting niet ontvangen. Meer zelfs, hij heeft de inkomsten niet genoten waarop de (ten onrechte) gevorderde belasting slaat.

ONREDELIJK.

Het hoeft geen betoog dat de consignatieverplichting in die gevallen onredelijk en onbillijk is. Zij is indertijd uitgedacht om te verhinderen dat belastingplichtigen systematisch hoger beroep zouden instellen om de invordering van de belasting nodeloos uit te stellen. Maar zij kan uiteraard niet bedoeld zijn om belastingplichtigen te verhinderen op rechtmatige wijze hoger beroep aan te tekenen tegen een beslissing in eerste aanleg.

Het hoeft dan ook geen verwondering te wekken, dat de consignatieverplichting, zoals zij in de praktijk werd toegepast, heftig bekampt is geworden. Tot voor het Hof van Cassatie, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, en het Arbitragehof. Dat laatste Hof noemde de verplichting discriminerend. Althans als men ervan uitgaat dat de bevoegdheid van de belastingontvanger een gebonden bevoegdheid is, en hij dus verplicht is om de consignatie als het ware blindelings te vragen.

HERVORMING.

Van de hervorming van de fiscale procedure is daarom gebruikgemaakt om de consignatieverplichting te herdenken en te herschrijven.

In de nieuwe regeling zal de belastingontvanger in geen geval nog verplicht zijn om de consignatie te vorderen. In de wet zal uitdrukkelijk te lezen staan dat het slechts een mogelijkheid betreft. Voorts zal de belastingontvanger de consignatie niet meer zonder meer kunnen eisen. Hij zal daarbij krachtens de wet rekening moeten houden met de concrete gegevens van het dossier, en ook met de financiële toestand van de schuldenaar. In de nieuwe regeling zal de belastingplichtige aan de rechter ook kunnen vragen om het verzoek van de belastingontvanger ongegrond te verklaren. Hij zal daartoe een verzoekschrift moeten indienen binnen twee maanden te rekenen vanaf het ogenblik waarop de belastingontvanger de consignatie heeft gevraagd. Nog meer goed nieuws : de consignatie zal niet langer in speciën moeten gebeuren; zij zal vervangen kunnen worden door een zakelijke of persoonlijke zekerheid (bijvoorbeeld een borgstelling).

Overigens is dit alles nog niet voor morgen. De nieuwe regels zullen enkel gelden voor betwiste belastingen die opeisbaar zijn geworden vanaf 1 januari 1999. Voor de belastingen die voorheen opeisbaar zijn geworden, blijven de oude regels bestaan, en mag men zich dus nog steeds aan tal van betwistingen verwachten.

Jan Van Dyck is fiscalist.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content