Vermijd een verplicht bod op eigen bedrijf

Hans Brockmans
Hans Brockmans redacteur bij Trends

De nieuwe wet over het openbare bod op aandelen kan leden van familieholdings in nauwe schoentjes brengen. Voortaan regelen ze beter hoe leden van het aandeelhouderssyndicaat aandelen mogen kopen.

Leden van een aandeelhouderssyndicaat van een genoteerd bedrijf passen voortaan beter op hun tellen,” waarschuwt Chris Sunt, vennoot van het advocatenkantoor Freshfields. “Stel dat een van de leden aandelen bijkoopt, waardoor het syndicaat de drempel van 30 % van de aandelen bereikt. Dan moet dat syndicaat een bod doen op de overige 70 %. En dat tegen de hoogste prijs van de aandelen die ze het afgelopen jaar zelf kochten of (indien nog hoger) de gemiddelde prijs van het aandeel de voorbije maand. Elke aandeelhouder van die overige 70 % kan alle individuele leden van het syndicaat dwingen zijn aandelen over te nemen. Elke individuele aandeelhouder moet dus op vraag van die 70 % geld op tafel leggen om hun aandelen kopen. Dat is een dure operatie. Ik wil de situatie niet dramatiseren, maar in het uiterste geval kunnen verkooplustige aandeelhouders beslag laten leggen op de villa van de leden van het syndicaat om het bod te financieren.”

Dat is het resultaat van de nieuwe wetgeving die vanaf 1 september van kracht is als gevolg van de dertiende Europese richtlijn die het openbaar bod regelt (zie kader: Moderner overnamerecht). Het begrip ‘controleverwerving’ (zonder percentage) en de betaling van een premie als elementen die een verplicht openbaar bod uitlokken, zijn definitief van de baan.

De regel: wie meer dan 30 % van een publiek genoteerde onderneming verwerft, moet een bod doen op alle aandelen. Een recent voorbeeld. JER Europe Fund III kocht 30,53 % van de aandelen in Immobel van Suez-Tractebel tegen een prijs die lager was dan de beurskoers. Volgens de nieuwe regels had JER de hele procedure voor een openbaar bod op aandelen moeten opstarten.

Uitstel voor familieholdings

Ondernemingen met een bestaande referentieaandeelhouder worden vrijgesteld van deze verplichting als ze de situatie hebben genotificeerd aan de Commissie voor het Bank- en Financie- en Assurantiewezen (CBFA). Net daarom trokken de referentieaandeelhouders van Solvay, UCB en KBC de voorbije maanden hun percentage op tot een stuk boven 30 %. Zo kunnen na de notificatie eventuele aankopen en verschuivingen binnen het aandeelhoudersschap geruisloos gebeuren. Interne familiale verkopen worden niet beschouwd als een verandering van eigenaar. “Anders zouden de familiale bedrijven bij een overlijden en de overdracht van aandelen plots gedwongen worden een verplicht bod op de overige aandelen uit te brengen,” zegt Geert Verhoeven, vennoot van advocatenkantoor Freshfields en onder meer advocaat van Telenetaandeelhouder Liberty.

De verkoop van de controle in een referentievennootschap aan externe partijen wordt wel degelijk beschouwd als een verandering van eigenaar. Heen en weer schuiven met aandelen om een openbaar bod te vermijden, behoort definitief tot het verleden. Iemand als Albert Frère was daarin een meester, zoals bij de verkoop van Royale Belge-aandeelhouder Royale Vendôme aan Axa. Sunt: “Door te schuiven met minieme participaties kon men maximale rendementen creëren ten nadele van minderheidsaandeelhouders. Dat Belgische holdingkapitalisme is een definitief einde beschoren.” De CBFA controleert in de toekomst dus alle interne verschuivingen om te zien om ze de nieuwe regels respecteren. Omdat dit onmogelijk zou zijn zonder correcte informatie over de aandeelhouders, kan het niet dat belangrijke aandeelhouders zich verschuilen achter anonieme structuren. Familiale aandeelhouders die meer dan 3 % van een beursgenoteerd bedrijf bezitten, moeten zich voortaan met naam bekendmaken als ze van de vrijstelling van referentieaandeelhouder willen genieten. Aan de vaststelling van dit percentage kwam heel wat lobbywerk te pas. Sunt: “Sommige families beschouwden meer transparantie als een verkapte vermogensregistratie. En dat is dan de eerste stap naar een vermogensbelasting, zo werd geredeneerd.”

Familiaal verankerde bedrijven moeten voortaan dus zeer gedetailleerd hun aandeelhouderschap screenen om een openbaar bod te vermijden. Sunt: “Vandaag hebben heel wat familieholdings al een resem strikte regels over de verkoop van aandelen. Of beter: om die te vermijden. Vanaf nu moet er een gelijkaardig instrumentarium worden ontwikkeld om de aankoop van nieuwe aandelen te reglementeren. Anders zou iemand met de aankoop van een paar procent in het familiebedrijf de rest van de familie tot enorme investeringen kunnen verplichten.”

Gifpillen overboord?

De regeling over familiale aandeelhouders past binnen een breder kader voor het openbare bod op aandelen. Een van de uitgangspunten was de ontmoediging van beschermingsconstructies, waarmee de doelvennootschap de merites van een openbaar bod (lees: een hogere verkoopprijs voor de aandelen) aan de aandeelhouders kan ontnemen.

De richtlijn schuift als principe naar voren dat alle beschermingsconstructies (uitgifte van nieuwe aandelen, gouden aandelen en andere gifpillen) onmiddellijk vervallen als een partij een bod doet op alle aandelen. Het bleef bij een principe. De lidstaten kregen de mogelijkheid tot een opt-out. In België, Denemarken, Duitsland, Italië, Luxemburg, Nederland en Polen blijven de beschermingsconstructies gelden bij een openbaar bod. Toch krijgen individuele bedrijven de kans voor een opt-in: ze kunnen in hun statuten opnemen dat de regeling wel geldt. Verhoeven: “De niet-referentieaandeelhouders van het bedrijf zullen zo’n bod meestal toejuichen. Beschermingsconstructies leiden soms tot een discount op de prijs van het aandeel. Nu geloof ik niet dat veel Belgische beursgenoteerde bedrijven een opt-in doen. Het heeft weinig zin beschermingsconstructies op te bouwen om ze bij een aanval af te breken.”

Hans Brockmans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content