Verloren zoon
In de bijbel wordt een verloren zoon hartelijk verwelkomd, in de roman ‘Franklin’ van Tomas Lieske vergaat het de op de drift geraakte zonen veel tragischer.
“De toren bij de nikkelmijn keek als een bewaker uit over het wolvenlicht van de vlakke omgeving. Op de vele betonnen lagen was een labyrint van looprekken en bruggen aangebracht. Roestige ladders verbonden elke verdieping met de volgende en wie meende dat hij zich eindelijk aan het hoogste hek kon vastklampen, zag boven zich, vager in de pleistocene schemer, nieuwe ladders naar de hangende poolhemel reiken.” Met zo’n openingspassage dompelt de Nederlander Tomas Lieske de lezer meteen onder in een danteske wereld. Al gauw wedijveren pijnlijk naturalisme en een zwaar symbolisch geladen surrealisme om de aandacht. Beide polen zullen de hele roman lang gensters naar elkaar blijven vonken. In Franklin wil Lieske zich immers ontegensprekelijk zowel ontpoppen tot rasverteller als tot een literator die de realiteit ombuigt tot symbolen en metaforen.
Het verhaal dendert op gang in een ijzige Russische nikkelmijn in de jaren ’40 en komt pas een generatie later met horten en stoten tot stilstand in een nerveus Den Haag. De Nederlandse stad wordt nochtans vrij vlug bereikt. Daar belandt een bizar duo dat ontsnapt is uit het Siberische nikkelinferno. De ene is een raadselachtige Russische treinmachinist, de andere een Nederlander die zich tijdens de Tweede Wereldoorlog aansloot bij de SS en naar het Oostfront gestuurd werd, waar hij prompt deserteerde. Terug bij zijn ouders en zus, wordt de doodgewaande collaborateur niet van harte verwelkomd. De familie had zich braaf neutraal opgesteld en was liever nooit meer geconfronteerd geweest met de verloren zoon en diens onwelriekende verleden.
Vreemd genoeg begint pas kort na de thuiskomst het hoofdverhaal, waarin we een andere hoofdrol ontmoeten. Andermaal gaat het om een verloren zoon, de zoon van de zus deze keer, die evengoed zwaar in de fout zal gaan. Het loopt al fout bij de verwekking, die meer op een verkrachting lijkt. De vader, een zakenman, zal nooit echt tijd maken voor zijn zoon Franklin.
Nog voor zijn tiende verjaardag wordt Franklin achtergelaten in een internaat. Zijn ouders vertrekken naar Afrika. De door zijn moeder vrijwel krom geslagen Franklin construeert een eigen werkelijkheid en gaat steeds vaker over de schreef. Dit geval van verwaarlozing en van kwattekwaad tot (veel) erger leidt andermaal tot een unheimlich surrealistische sfeer.
Tomas Lieske zette zichzelf op de literaire kaart met de roman Nachtkwartier (1995) en de verhalenbundels Oorlogstuinen (1992) en Gods eigen kleinzoon (1996). Ook deze keer stalt hij zijn neiging tot het uitvergroten en haast karikaturiseren van de werkelijkheid tentoon. Ook de beeldrijke, sporadisch gezwollen stijl valt alweer op. Helaas mist zijn nieuwe roman de psychologische panache die nodig was geweest om de personages enigszins geloofwaardig te maken.
Tomas Lieske, Franklin. Querido, 335 blz., 900 fr.
luc de decker
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier