Verlofstelsels staan onder druk

Alain Mouton

Voor het eerst sinds 1995 daalt het aantal werknemers in loopbaanonderbreking en tijdskrediet. Een gevolg van de strengere toelatingsvoorwaarden. Maar de kostprijs van de stelsels voor de sociale zekerheid daalt slechts langzaam.

269.658. Zoveel Belgen kozen in het derde kwartaal voor een of andere vorm van loopbaanonderbreking, tijdskrediet of thematisch verlof. Dat is 0,6 procent minder dan in dezelfde periode vorig jaar (271.257). Op zich is dat geen opvallende daling, maar het is wel de eerste sinds 1995 (zie grafiek Stijging loopbaanonderbreking/tijdskrediet gestopt). Ze komt grotendeels voort uit de strengere toelatingsvoorwaarden die de regering-Di Rupo in 2012 geleidelijk geïntroduceerd heeft.

Er zijn striktere voorwaarden voor anciënniteit, leeftijd en carrière en ook de duur wordt korter. Zo moet sinds 1 september een werknemer minstens vijf jaar aan de slag zijn waarvan twee jaar bij de huidige werkgever, voor hij recht heeft op tijdskrediet en een premie van de RVA. Ook wordt een onderscheid gemaakt tussen tijdskrediet met en zonder motief. Zonder motief blijft twaalf maanden voltijds tijdskrediet mogelijk, twee jaar halftijds en vijf jaar één vijfde of een combinatie daarvan. Met motief kunnen daar nog enkele jaren bij komen.

De bedoeling van die verstrenging is uitwassen tegen te gaan, zoals tijdskrediet om aan een realityprogramma deel te nemen of op wereldreis te gaan.

Landingsbanen

Maar dat is niet de hoofdreden van de strengere regels. Eigenlijk ligt de focus op langere termijn op het minder aantrekkelijk maken van landingsbanen. Die moeten de Belgen ertoe aanzetten vlak voor hun pensioen niet voor arbeidstijdverkorting te kiezen. Maar in de praktijk leidde dat niet tot langere loopbanen. Daarom is een landingsbaan op 50 jaar en na een carrière van 25 jaar niet langer mogelijk. Voortaan zijn 55 jaar en 25 jaar loopbaan nodig. In die groep moet het effect van de strengere regels het grootst zijn. 66 procent van de tijdskredietnemers (privésector) en 64 procent van de loopbaanonderbrekers (overheid) zijn ouder dan 50 jaar.

Uit de jongste RVA-cijfers blijkt dat de groei omgebogen is naar een daling, maar er is nog een weg te gaan. De recente daling slaat op de volledige en halftijdse onderbrekingen, terwijl de 1/5-vermindering van de werktijd nog is vooruitgegaan. Internationale vergelijkingen leren dat het voor een gezin met twee inkomens tot voor kort mogelijk was samen bijna zes jaar niet beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt. In landen met een sterke traditie in evenwicht tussen werk en privéleven, zoals Zweden (5 jaar en 3 maanden) en Denemarken (3 jaar en 3 maanden), is dat een stuk minder.

De Vlaamse werkgeversorganisatie Voka vindt de verstrenging van stelsels van loopbaanonderbreking een goede zaak, maar volgens haar is er meer nodig. Voka pleit voor een combinatie van loopbaankrediet en tijdsparen. Het tijdskrediet wordt dan vervangen door een individueel loopbaankrediet. Elke werknemer heeft recht op een basiskrediet om de loopbaan te onderbreken. Op basis van het aantal gewerkte jaren kan dat krediet worden aangevuld, eventueel door overuren en niet-opgenomen vakantiedagen op te sparen.

Eigenlijk gaat het om een rugzak-systeem waarbij verlofrechten worden opgebouwd die aangroeien met het aantal gewerkte jaren. Indien zoiets wordt gekoppeld aan een verdere uitdoving van stelsels als het brugpensioen, kan het door werken opgebouwde loopbaankrediet eventueel dienen om uit te bollen of vroeger te stoppen.

Gianni Duvillier van het Voka-kenniscentrum stelt het als volgt: “Het loopbaankrediet zien we voornamelijk als een gemotiveerde vorm van uit het arbeidscircuit stappen: voor gezinszorg, om een opleiding te volgen of als onderdeel van het loopbaaneinde. Het moet gedaan zijn met de uitwassen zoals tijdskrediet als recreatieve onthaasting.”

Kosten dalen traag

Aangezien de gebruikers een uitkering krijgen, leggen tijdskrediet en loopbaanonderbreking een beslag op de sociale zekerheid. De strengere regels zouden dit jaar een besparing van 53 miljoen euro opleveren. Volgens de vooruitzichten van het globaal beheer van de RSZ komen de totale kosten van de verlofstelsels dit jaar uit op 835 miljoen euro. De voorbije vijf jaar zijn de uitgaven in die categorie met 25 procent gestegen. Weinig uitgavencategorieën van de RVA hebben sinds 2007 zo’n sterke toename gekend. Bovendien gaat het om een structurele stijging.

De verstrenging van de vervroegde uittreding moet de uitgaven doen verminderen. In 2013 moeten de uitgaven voor de werknemers die hun arbeidstijd aanpassen, afnemen naar 834 miljoen euro. Dat is een gevolg van de beslissing van de federale regering om de nominale uitgaven te bevriezen. In 2014 zouden de uitgaven verder afnemen tot 819 miljoen euro.

Koekoeksei

De uitgaven dalen dus maar langzaam. Daarnaast kampt het stelsel met nog een ander probleem. De uitgaven voor de loopbaanonderbreking (203 miljoen euro in 2011) van de ambtenaren is een van de vele koekoekseieren in de mand van de sociale zekerheid. Hoewel de uitgaven voor de loopbaanonderbreking van het overheidspersoneel niets te maken hebben met de sociale zekerheid, moet die er toch voor opdraaien.

Dat was nooit de bedoeling. Net zoals het nooit de bedoeling was dat die verlofstelsels zo’n groot beslag op de RSZ zouden leggen. Lange tijd ging men ervan uit dat de begunstigden van tijdskrediet en aanverwante systemen in het bedrijf moesten worden vervangen door een werkloze, die dan op zijn beurt sociale bijdragen zou betalen. Maar die vervangingsplicht werd in 2004 afgeschaft. Het gevolg is dat die verlofstelsels een steeds zwaardere kostenpost vormen voor de sociale zekerheid. Tot de dag van vandaag.

ALAIN MOUTON

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content