Verenigingsmanagers verenigen zich
U zult er dit jaar nog niet veel van gemerkt hebben, maar op 15 oktober was het ‘Dag van de verenigingsmanager’. De werkmieren van sectororganisaties en beroepsverenigingen bouwen aan een eigen netwerk.
Liefst drie- tot vierduizend mensen werken bij de ongeveer 640 sectororganisaties en beroepsverenigingen in ons land. De verschillen zijn echter groot: 52 procent van de organisaties heeft geen enkele werknemer, terwijl de grootste tien zowat 1000 medewerkers tellen.
Die tien waren in 2012 goed voor 92,5 miljoen euro lidgeld, een stijging met 3 procent ten opzichte van het jaar tevoren. “Zelfs in crisistijden blijven bedrijven dus investeren in hun beroepsvereniging”, meent Werner Annaert, algemeen directeur van Febem (Federatie van Bedrijven voor Milieubeheer). “Want ze beschouwen die als een van de middelen om uit de crisis te raken.”
Met de BSAE, de Belgian Society of Association Executives, willen de verenigingsmanagers zichzelf op de kaart zetten. “Want”, zegt David Nassen, directeur van het ISB (Vlaams Instituut voor Sportbeleid en Recreatiebeheer), “ik vertegenwoordig dan wel de gemeentelijke sportsector en publieke sportinfrastructuur, en Werner de milieubeheerbedrijven, maar 80 procent van onze dagelijkse job is identiek.”
In de VS is een CAE (certified association executive) een extra troef voor wie een vereniging wil leiden, Nederland heeft verschillende opleidingen. In België gaapt de grote leegte, vertelt Marc Mestdagh, CEO van het verenigingsmanagementbureau 2Mpact en medeoprichter van BSAE.
“Een van de grootste knelpunten is dat ‘de verenigingsmanager’ zich te weinig bewust is van zijn profiel. Dus beseffen onze verenigingsprofessionals nog te weinig dat ze lid zouden moeten zijn”, meent Mestdagh. Precies omdat het zo’n specifiek beroep is, wil de BSAE er een aanvullend diploma van maken. De eerste contacten met opleidingsinstituten zijn gelegd.
Ook willen de initiatiefnemers op termijn van 15 oktober een dag maken waarop activiteiten worden georganiseerd voor en door verenigingsmanagers. Al wordt momenteel vooral gefocust op het verder uitbouwen van het netwerk dat BSAE in de eerste plaats is, en de verdere professionalisering van de sector. “Er zijn modellen, bijvoorbeeld voor de verhouding management en bestuur. Die kunnen nieuwkomers helpen”, zegt Nassen.
Groei hoeft niet
Toch blijft het opvallend dat ruim 300 verenigingen geen werknemers hebben. Mestdagh: “In Nederland betekent geen budget geen vereniging. Vlamingen zetten gewoon de tering naar de nering, want de mensen van een sector willen wel een ontmoetingsplaats. Al krijgt de sector steeds meer vorm: mensen willen meer focus, dus zie je steeds meer nicheverenigingen ontstaan, en vervagen tegelijkertijd de grenzen tussen de sectoren. Daarom zie je ook steeds meer one-issue-samenwerkingen tussen verenigingen die in andere dossiers soms tegengestelde belangen hebben.”
Annaert: “Groei is geen kerndoelstelling: elke vereniging moet regelmatig evalueren wat belangrijk is voor haar leden. Een directeur moet ervoor zorgen dat de vereniging fit blijft, en erover waken dat het belang van de organisatie juist niét primeert op dat van de leden. Dat is essentieel.”
Eigen inkomsten vergaren naast lidgelden is dan ook soms balanceren op een slappe koord, want de concurrentie met consultants is niet ver weg. “Leden vragen zich meer en meer af: wat brengt het lidmaatschap op? Dat wordt een uitdaging. Veel werk gebeurt immers achter de schermen, en kan niet altijd worden gecommuniceerd”, vult Nassen aan. Zelf haalt ISB een pak inkomsten uit de verkoop van zwembrevetten, maar Febem bijvoorbeeld haalt het gros van zijn budget uit de lidgelden.
Gatekeepers
Directeurs van verenigingen beantwoorden ook aan een behoefte van beleidsmakers. “Wij zijn dikwijls de gatekeepers van een sector”, zegt Annaert. “We hebben een breed netwerk, informeren onze leden en de buitenwereld, en we verdedigen de belangen van ‘onze’ bedrijven. Wij vertalen wat er leeft naar de politiek, en kweken omgekeerd ook begrip voor de politiek bij onze leden. Via ons kan een politicus een groot stuk van de sector bereiken. Dus pleit ik ervoor dat ze dat kanaal ook gebruiken. Onze grootste concurrenten zijn niet de andere sectorverenigingen, maar het niets, als elk bedrijf zijn eigen belangen bij de politiek tracht te verkopen.”
Verenigingsmanagers moeten hun dossiers kennen, commerciële vaardigheden bezitten, het fingerspitzengefühl om te communiceren en voldoende betrokkenheid bij wat de achterban doet. Bovendien hebben ze een coachende rol. “Het is de raad van bestuur, de leden zelf, die de strategie bepaalt”, zegt Nassen. “Wij hebben de opdracht dat proces te faciliteren, de goede voorbeelden te tonen. Wij zijn toekomstwerkers, die erg transparant moeten werken. Uiteindelijk zitten daar soms concurrenten bij elkaar, die zowel eigenaar als klant van de vereniging zijn.”
LUC HUYSMANS, FOTOGRAFIE JONAS HAMERS/IG
“Onze grootste concurrenten zijn niet de andere sectorverenigingen, maar het niets”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier