Verdringt nouveau riche het oude geld?
Stoten de telgen van Colruyt, De Clerck en Saverys de oude, rijke Belgische adel van zijn voetstuk? Ja, als ze in hun onderneming actief blijven. Neen, als ze hun bedrijf te koop zetten. En waarom slagen sommige families er wel in om hun plaats stevig te verankeren?
Een plaats in Trends’ Rijkste zakenfamilies is geen garantie dat de kinderen en kleinkinderen ook gefortuneerd door het leven zullen gaan. “Zo’n lijst is slechts een foto,” weet Petercam-vennoot Pierre Drion, huisbankier van heel wat vermogende landgenoten. “Je moet de film zien om te weten of het een duurzaam vermogen is.”
Fortis-voorzitter Maurice Lippens schat ruwweg dat er in België een handvol families euromiljardair zijn, en dat er zo’n 200 een vermogen hebben opgebouwd van 25 miljoen euro, dikwijls nadat ze hun onderneming hebben verkocht. “Daar zijn veel Vlamingen bij,” weet Lippens. “En, vreemd genoeg, Fransen. Die zakken af naar België om de vermogensbelasting te ontwijken. Ze kopen de mooiste gronden in de rand rond Brussel, en toeren soms elke dag met de hst heen en weer naar Frankrijk.”
Rijkdom versnippert
Lippens wijst erop dat “rijkdom in België door de erfeniswetten gedoemd is te versnipperen.” In Groot-Brittannië, dat geen Napoleontische code heeft, gaat de welvaart generaties lang over van de vader op de oudste zoon. Hetzelfde geldt in de VS, waar de absolute testamentaire vrijheid geldt. “In die landen beheersen kapitalistische bolwerken al jaren mee de financiële scène. Daarom ook is de Engelse adel nog een van de sterkste economische pijlers. Werken is voor Belgische families het enige alternatief om hun vermogen in stand te houden. En maar goed ook. Het Britse systeem is binnen de familiale context fundamenteel oneerlijk en maatschappelijk verwerpelijk.”
Ook volgens Eric De Keuleneer, topman van Credibe en een bevoorrecht waarnemer van de Brusselse bourgeoisie, is rijkdom “erg vluchtig.” “Wie kent nog gefortuneerde Empains, Nagelmackers, Dumons of Henricots?” vraagt hij. “En waar zijn de Duitse families uit de Antwerpse maritieme en handelsbedrijven: de Kreglingers, Ahlersen, Ostherrieths, Brachts? Of de joodse financiële families, zoals Lambert, Errara of Bischoffsheim? In de negentiende eeuw waren ze de financiële motor van België. Nu zijn ze zo goed als verdwenen.”
Een extreem voorbeeld is de nalatenschap van Brusselaar Alfred Löwenstein, tachtig jaar geleden de derde rijkste man ter wereld (na John Rockefeller en Henry Ford). Op 4 juli 1928 komt hij in duistere omstandigheden om bij een vliegtuigincident. Zijn weduwe Misonne erfde omgerekend een miljard euro. Lippens: “Het fortuin werd in de loop der jaren verdeeld over verschillende families. Die zijn gefortuneerd, maar behoren niet tot de allerrijkste Belgen.”
Journalist Eric Meuwissen presenteerde in Richesse Oblige – La Belle Epoque des Grandes Fortunes (Racine, 1999) zestien Belgen die in het begin van vorige eeuw de meeste belastingen betaalden. Buiten de nakomelingen van Gaston de Pret-Roose de Calesberg (nog steeds op de eerste plaats via InBev) vinden we niemand van hen vandaag prominent in de lijst terug. Pierre Drion (Petercam): “95 % van die financiële elite verdween van de kaart. Alleen families die succesvol de omslag hebben gemaakt van landeigenaar naar industrieel en later naar de financiële wereld, of enkele industriële netwerken konden hun vermogen behouden, zoals dat van Solvay, Boël en Jansen.”
Deze families verankeren de Belgische economie al decennia via een netwerk rond UCB, Solvay, Solvac, Sipef en dergelijke. Paul Buysse, voorzitter van Bekaert: “Als het wat minder goed gaat in de ene tak, vangt de andere dat op. Dat geeft hen een bijna permanente, stabiele machtsbasis. Het maakt hen tot de blijvers in de Belgische economie.”
Geen Vlaamse vermogensclusters
Vlaanderen heeft amper blijvers, stelt Buysse vast. De nakomelingen van Leo Leander Bekaert nemen een uitzonderingspositie in als een stabiele machtsfactor. Buysse: “Onze ondernemingen worden gestart door één genie – een Paul Janssen of een Lieven Gevaert, bijvoorbeeld – en spartelen misschien nog door een tweede generatie. Dan is het meestal gedaan met hun economische invloed.”
Die Vlaamse situatie beangstigt Buysse. Hij hoopte ooit dat er in Vlaanderen – zoals in het zuiden – een cluster van families zou ontstaan, waardoor de sociologische meerderheid ook in termen van economische invloed zou worden vertaald. Buysse: “In dergelijke platformen leert men elkaar kennen, investeert men in risicovolle ondernemingen, speelt men informatie door, spreidt men het risico en werkt men dus op lange termijn. Vlamingen verkopen hun schitterende bedrijven, meer en meer, aan een buitenlandse groep. Dat is hun volste recht, maar drie generaties later is dat fortuin verspreid en – sociaal-economisch gezien – van geen tel. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, zoals de families rond Bekaert, Eternit, InBev, Sea Invest, Almanij en CMB. Maar in vergelijking met Franstalig België blijft het een mager beestje. Trends schreef onlangs dat we daarom een volk van parvenu’s dreigen te worden. Ik vrees dat het niet ver van de waarheid is.”
Hans Brockmans
“Werken is voor Belgische families het enige alternatief om hun vermogen in stand te houden. En maar goed ook.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier