Verbrijzelde droom

Pogingen om Gécamines, de vroegere cashcow van Congo, te reanimeren, mislukken: de juniors hebben geen centen, de majors kunnen wachten. Een hard ontwaken voor de Congolezen in geldnood.

De tijdens de opmars van Kabila aangekondigde nieuwe belangstelling voor de kobalt- en koperproductie in Katanga van mijngroepen zonder terreinkennis zit in een impasse. Het is weinig waarschijnlijk dat de Zuid-Afrikanen van Anglo American en Billiton (Gencor), de enige ernstige kapitaalverschaffers in het zogenoemde Consortium Groupe Ouest voor de rehabilitatie van de kobalt- en kopermijnen van Kolwezi, bereid zijn quasi alleen alle kosten te dragen voor het heraanzwengelen van de vermolmde koper- en kobaltinstallaties (zie ook Trends van 21 augustus 1997). Samen hebben de twee zwaargewichten 20% in het Consortium, Gécamines ongeveer 40%, terwijl de overige participaties veeleer symbolisch lijken.

Voor het Kolwezi-project, dat ruwweg op 1,5 miljard VS-dollar mag worden geschat, hebben de andere deelnemers noch de expertise, noch de financiële slagkracht: niet First Quantum (een Canadese junior) en evenmin de Chinezen. China North, China Nuclear en China Non-Ferrous Metals beloven samen 150 miljoen VS-dollar, “maar meer dan een schenking in de vorm van laarzen en brillen zal dat niet zijn,” merkt een waarnemer schamper op. Het aandeel van Sonangol uit Angola (ingeschat op 200 miljoen dollar) is geen vers geld voor de mijnbouw: Sonangol mag meedoen als een cadeautje van Kabila ter vereffening van zijn oorlogsschuld aan Angola. En op het Belgische Union Minière, dat zich vasthaakt aan Anglo American, is zelfs de term junior in de mijnbouwsector niet meer van toepassing.

Ook elders in Katanga

slabakken de met grote trom aangekondigde mijnprojecten. Wegens geldgebrek. De op de beurs van Toronto genoteerde juniors, zoals de Zweeds-Canadese groep Tenke Mining Corp. (Lundin) en American Mineral Fields, zijn radeloos op zoek naar vers geld, onder andere bij Anglo en Billiton. Tenke Mining Corp. slaagt er niet in een tweede schijf van 40 miljoen dollar op te hoesten. In die omstandigheden ziet het er naar uit dat Tenke Mining zich zal beperken tot de gemakkelijke eerste fase van het project, waarbij koper en kobalt omzeggens voor het oprapen liggen. Om vervolgens in de tweede fase – wanneer, door de complexe geologische configuratie in Tenke-Fungurume, het moeilijk te ontginnen dieperliggende erts aan de beurt komt – de plaat te poetsen?

Alleen grote, gevestigde mijnhuizen kunnen de koper- en kobaltproductie in Congo op gang trekken. Zoveel is duidelijk. Maar zelfs een fractie van het benodigde kapitaal – zeg maar 150 of 200 miljoen dollar – op tafel gooien, doen ze niet. Te meer omdat een “gigantisch mijncontract in Congo” hun beurskoers nauwelijks zou beïnvloeden. Ook niet als ze morgen met financier Adolf Lundin een deal zouden sluiten om mee in de ontginning van het nochtans ertsrijke Tenke-Fungurume te stappen. Met de huidige lage koperkoers (en mooie, maar niettemin toch nog merkelijk lagere kobaltprijzen dan enkele jaren terug) kunnen ze nog rustig tien jaar geduld oefenen. Ook al kost hen dat 150.000 dollar “wachtgeld” per jaar aan présence op het terrein. Dat is een peulschil voor de majors, maar vooral ook onvoldoende voor Congo, dat hopeloos de broodnodige centen voor de heropbouw in een lege Schatkist tracht bijeen te schrapen.

Momenteel lijkt het er de majors op het terrein enkel om te doen in Katanga een voet tussen de deur te houden. Andere majors als Phelps Dodge, Rio Tinto of de aanvankelijke kandidaten voor Groupe Ouest, met name Falconbridge en BHP, blijven afzijdig. Ze zullen wellicht later bijspringen. Als de tijd rijp is. En op hùn voorwaarden. Intussen lijkt niemand bereid in te gaan op de vaak onrealistische eisen van Gécamines of van de nationalistisch geïnspireerde Congolese leiders. Het Zuidafrikaanse Iscor wacht trouwens nog op een ondertekening van het presidentieel decreet voor de rehabilitatie van de in 1989 ingestorte ondergrondse Kamoto-mijn. Het geduld geraakt stilaan op.

Dat betekent dat alleen de paar mini-projecten van het Zuidafrikaanse Richpoint in Shituru en Swanepoel aan de Lualaba en van de Belg Forrest in Kasombo ( Trends van 14 augustus 1997) operationeel zijn en voor de Kabila-regering wat geld in het laatje brengen. Gécamines kijkt aan tegen méér uitgaven dan inkomsten (cijfers die schommelen rond respectievelijk 30 en 20 miljoen dollar per maand). Het is dan ook niet verwonderlijk dat tegenwoordig elke maand zo’n 2 miljoen VS-dollar (of dubbel zoveel als onder Mobutu) uit de kas van de diamantmaatschappij Miba naar Kinshasa wordt versast. Een aderlating die op haar beurt de rendabiliteit van de diamantmijn in Kasai aantast, want ten koste gaat van het onderhoud van de Miba-installaties. Precies aan die bloeding is Gécamines ten onder gegaan.

E.B.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content