VENNOOTSCHAPSBELASTING. HET SOCIAAL OOGMERK. Justitie en Financiën zijn het oneens
Wie in het maatschappelijk of bedrijfsekonomisch verkeer iets met anderen wil ondernemen, heeft de keuze uit een heel gamma van samenwerkingsvormen. Men kan een vereniging oprichten, en als de samenwerking geen winstoogmerk heeft, kan men daarbij opteren voor de wettelijk geregelde vzw. Voor samenwerkingsvormen met professionele doeleinden die wel winst nastreven om die vervolgens onder de deelnemers te verdelen, zijn er de burgerlijke en de handelsvennootschappen. En binnen die laatste kategorie heeft men voorts de keuze tussen een hele reeks types : de kleine “vennootschap onder firma”, de “eenvoudig commanditaire vennootschap”, de “koöperatieve vennootschap” met beperkte of onbeperkte aansprakelijkheid, de “bvba”, en tenslotte voor wie de zaken groot ziet de “nv” en de “commanditaire vennootschap op aandelen”. Daarnaast is er nog de “tijdelijke handelsvereniging” en de “handelsvereniging bij wijze van deelneming”.
En alsof dit allemaal nog niet genoeg is, vindt de wetgever op tijd en stond nog nieuwe samenwerkingsvormen uit. Zo bijvoorbeeld in de jaren tachtig de “landbouwvennootschap”, een type waarvan sindsdien nog maar weinig werd gehoord en waarvan allicht slechts een beperkt aantal eksemplaren bestaan. En enkele jaren geleden de “Ekonomische Samenwerkingsverbanden” en voor grensoverschrijdende samenwerking de “Europese Ekonomische Samenwerkingsverbanden”.
BORELING.
Maar ook daarmee zijn blijkbaar niet alle behoeften gedekt. Van de wet van 13 april 1995 tot wijziging van de Vennootschappenwet werd immers gebruik gemaakt om nog een nieuwe samenwerkingsvorm in het leven te roepen : de boreling luistert naar de naam “vennootschap met een sociaal oogmerk”.
Eigenlijk gaat het niet om een nieuwe vennootschapsvorm, maar wel om een samenwerkingsverband dat als een soort koekoeksjong in de mand van de handelsvennootschappen met rechtspersoonlijkheid is gelegd.
Anders gezegd, de vennootschap met een sociaal oogmerk wordt geen afzonderlijk type vennootschap dat naast alle anderen bestaat. Integendeel. Een vennootschap met sociaal oogmerk zal noodzakelijk een van de genoemde vormen moeten aannemen. Men zal dus een nv “met sociaal oogmerk” kunnen hebben, naast een koöperatieve vennootschap “met sociaal oogmerk”, of een bvba “met sociaal oogmerk”, enzovoort.
Het “sociaal oogmerk” zal dus slechts een biezondere modaliteit uitmaken van de bestaande vennootschapsvormen. Met dien verstande dat een vennootschap die zich een “vennootschap met sociaal oogmerk” wil noemen, uiteraard wel aan een aantal voorwaarden zal moeten voldoen.
VOORWAARDEN.
Die luiden als volgt (cfr. het nieuwe art. 164bis van de Vennootschappenwet). Ten eerste mag de vennootschap niet gericht zijn op de verrijking van haar vennoten. Ten tweede moeten de statuten van de vennootschap een aantal biezondere vermeldingen bevatten. Zij moeten bepalen dat de vennoten geen of slechts een beperkt vermogensvoordeel nastreven.
De statuten moeten vervolgens nauwkeurig omschrijven waarin het sociaal oogmerk van de aktiviteiten bestaat. En ook hoe de winst van de vennootschap besteed zal worden en op welke wijze de reserves zullen worden gevormd.
Voorts moeten de statuten ook bepalen dat niemand aan de stemming in de algemene vergadering mag deelnemen met meer dan een tiende van het aantal stemmen dat verbonden is aan de vertegenwoordigde aandelen (of met meer dan een twintigste wanneer een of meer vennoten de hoedanigheid hebben van personeelslid in dienst van de vennootschap).
In de statuten moet verder vermeld worden dat het rechtstreekse vermogensvoordeel dat de vennootschap aan de vennoten uitkeert beperkt moet worden tot wat in het kader van erkende koöperatieve vennootschappen als maximumdividend uitgekeerd mag worden (op dit ogenblik moet dat iets zijn van een 7 %).
De statuten moeten daarnaast ook vermelden dat de bestuurders of zaakvoerders ieder jaar een biezonder verslag zullen uitbrengen over de wijze waarop de vennootschap toezicht heeft uitgeoefend op haar sociaal oogmerk ; en dat verslag moet inzonderheid aangeven dat de uitgaven inzake investeringen, werkingskosten en bezoldigingen bestemd zijn om de verwezenlijking van het sociale oogmerk van de vennootschap te bevorderen.
Verder moeten de statuten ook de regels vaststellen op grond waarvan aan ieder personeelslid de mogelijkheid wordt geboden om uiterlijk één jaar na zijn indienstneming door de vennootschap, de hoedanigheid van vennoot te verkrijgen ; en ook de regels op grond waarvan personeelsleden die niet langer door een arbeidsovereenkomst met de vennootschap zijn verbonden, uiterlijk één jaar na het einde van de overeenkomst, desgewenst afstand kunnen doen van hun hoedanigheid van vennoot.
Tenslotte moeten de statuten ook nog vermelden dat in geval van vereffening van de vennootschap, het batig saldo dat overblijft na aanzuivering van het hele passief en na terugbetaling van wat de vennoten hebben ingebracht, een bestemming krijgt die zo nauw mogelijk aansluit bij het sociaal oogmerk van de vennootschap.
Wie deze voorwaarden doorneemt, begrijpt onmiddellijk dat de vennootschap met sociaal oogmerk niet zonder meer voor iedereen weggelegd is. Om maar een voorbeeld te nemen : wie dergelijke vennootschap opricht, moet rijp zijn voor werknemersinspraak. De personeelsleden moeten immers krachtens de statuten de kans en het recht krijgen om vennoot te worden.
ARGWAAN.
Vanwaar komt overigens de gedachte om in de Vennootschappenwet biezondere regels in te schrijven voor “vennootschappen met een sociaal oogmerk” ? Naar verluidt is een en ander het resultaat van de vaststelling dat de vzw eigenlijk niet zo’n geschikt vehikel is om in de zogenaamde “sociale ekonomie” mee te draaien. Vzw’s kunnen zich immers niet inschrijven in het handelsregister en worden, wegens hun vrij beperkte reglementering, met meer argwaan bekeken dan de klassieke vennootschappen ; wat bijvoorbeeld voor problemen kan zorgen als men bij de bank aanklopt op zoek naar krediet.
VZW.
Dat het trouwens de uitdrukkelijke bedoeling is om instellingen die nu in vzw-vorm opereren, straks de kans te bieden de vorm van een echte handelsvennootschap aan te nemen, wordt bevestigd door het feit dat de wetgever expliciet in de mogelijkheid heeft voorzien om bestaande vzw’s om te vormen in vennootschappen met sociaal oogmerk.
Wakkere geesten die daarin de kans zouden ontwaren om het vermogen van een vzw over te hevelen naar een vennootschap met sociaal oogmerk, met de bedoeling het vervolgens na een statutenwijziging onder de vennoten te verdelen, moeten zich niet al te veel illuzies maken. De wet zegt immers uitdrukkelijk dat het netto-aktief dat van de oorspronkelijke vzw afkomstig is, niet aan de vennoten mag worden terugbetaald of uitgekeerd, in welke vorm dan ook. Ook niet na vereffening van de vennootschap ; het moet dan immers een bestemming krijgen die zo nauw mogelijk aansluit bij het sociaal oogmerk van de vennootschap.
FISKAAL.
En wat met het fiskaal statuut van de vennootschap met sociaal oogmerk ? Daarover is al veel te doen geweest. Voorlopig zonder duidelijk resultaat. Normaal gezien vallen handelsvennootschappen (en dus ook de vennootschappen met sociaal oogmerk) onder toepassing van de gewone vennootschapsbelasting ; zij het dat men zich kan afvragen of in het geval van de vennootschappen met sociaal oogmerk zeker in een aantal gevallen niet eerder gedacht moet worden aan de toepassing van de rechtspersonenbelasting.
Maar zoals gezegd, is daar tot nog toe geen duidelijkheid over. Oorspronkelijk is wel voorgesteld om meteen ook het fiskaal stelsel van deze biezondere vennootschappen te regelen. Maar daar is voorlopig niets van in huis gekomen.
Naar verluidt, zou er immers nogal wat aarzeling bestaan om aan de vennootschap met sociaal oogmerk biezondere fiskale voordelen toe te kennen. Men vreest immers dat de vennootschap met sociaal oogmerk dan binnen de kortste keren als een soort “vlucht”-vennootschap zou gaan fungeren. Anders gezegd, dat nogal wat gewone handelsvennootschappen zouden trachten zich om te vormen tot vennootschappen “met sociaal oogmerk”, louter en alleen om de fiskale voordelen te kunnen meepakken.
Wat er ook van zij, binnen de verschillende kabinetten bestaat er blijkbaar nogal wat verschil van mening over de weg die nu moet gevolgd worden. In kringen van het ministerie van Justitie hoort men hardop zeggen dat het fiskale debat voor geopend verklaard is ; terwijl men op het kabinet van de minister van Financiën eerder het signaal krijgt dat het debat zonder meer gesloten is (als het al ooit open is geweest). Op Financiën zou men er immers zonder meer van uitgaan dat de vennootschappen met sociaal oogmerk in principe, zoals de gewone handelsvennootschappen, aan de vennootschapsbelasting onderworpen moeten worden.
Hoe het verhaal afloopt, kan op dit ogenblik niet worden voorspeld. Erg is dat trouwens niet. De regeling inzake de vennootschappen met sociaal oogmerk treedt pas in werking op 1 juli 1996. De wetgever heeft dus nog ruimschoots tijd om alles rustig te overwegen.
JAN VAN DYCK
Jan van Dyck is fiskalist.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier