VENNOOTSCHAP WORDT ALMAAR MINDER INTERESSANT
Is het voor zelfstandigen straks nog voordelig om te werken via een vennootschap? Een terechte vraag nu de regering op nieuwe spelregels broedt voor de aanvullende pensioenen voor zelfstandigen en de vennootschapsbelasting.
Zelfstandigen die nog in het statuut van natuurlijk persoon werken en overwegen een vennootschap op te richten, kunnen beter twee keer nadenken voor ze de stap wagen. De reden is een wetsontwerp van federaal minister van Zelfstandigen en Kmo’s Willy Borsus (MR). Hij wil de toegangsvoorwaarden en de fiscale aftrekbaarheid van de tweede pensioenpijler voor zelfstandigen die actief zijn als natuurlijk persoon gelijktrekken met die van de zelfstandige bedrijfsleiders.
Tot nu toe hebben zelfstandigen die hun beroep uitoefenen als natuurlijk persoon slechts beperkte toegang tot de tweede pensioenpijler: ze kunnen een VAPZ (vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen) afsluiten, waarvan de stortingen beperkt zijn tot 3060 euro per jaar. Maar ze genieten niet van het systeem van individuele pensioentoezegging (IPT), die weliswaar onder de fiscale regel van 80 procent valt (wettelijk en aanvullend pensioen mag niet meer bedragen dan 80 procent van laatste bruto-inkomen), maar geen forfaitair plafond heeft. Willy Borsus zei eind juli nog: “Heel wat zelfstandigen zijn dan ook geneigd een vennootschap op te richten, zodat ze een bijdrage kunnen betalen voor de tweede pensioenpijler.” Dat kan dan ook in een IPT, een soort van individueel ‘pensioenfonds’, waarvan de premies gestort worden door de vennootschap en volledig aftrekbaar zijn op voorwaarde dat de regel van 80 procent gerespecteerd wordt.
“Het idee van Borsus is goed”, vindt Bertrand Roland, associé bij DRA Group, die gespecialiseerd is in financiële planning. “Een voordeel dat tot nu toe voorbehouden was aan zelfstandigen die een vennootschap hebben, wordt uitgebreid tot de zelfstandigen die als natuurlijk persoon werken. Het is duidelijk dat de oprichting van een vennootschap dan minder aantrekkelijk wordt.” Werner Heyvaert, een advocaat die bij het kantoor Jones Day gespecialiseerd is in belastingrecht, beaamt dat. Hij herinnert eraan dat het aanvullend pensioen een van de laatste voordelen van een vennootschap is. “Voortaan is het niet meer noodzakelijk een vennootschap op te richten om de pensioenstortingen aftrekbaar te maken.”
Voordelen uitgehold
De voordelen van een vennootschap werden de jongste jaren inderdaad uitgehold. Herinner u de strijd die de regering-Di Rupo voerde tegen de managementvennootschap. Bedrijfsleiders en vrije beroepers waren daar tuk op, omdat de zaakvoerder door ‘zijn’ vennootschap vergoed kon worden als loontrekkende. Hij wordt dan belast volgens de vennootschapsbelasting (33,99 procent) en vermijdt de hoogste schijven van de personenbelasting (50 procent), om vervolgens dividenden uit te keren.
Om een einde te maken aan misbruiken werden de duimschroeven meermaals aangedraaid. Eerst was er de verhoging van de voordelen alle aard: huisvesting, auto enzovoort. Sommige operaties, zoals de gesplitste aankoop van een gebouw (huis, appartement), zijn riskant geworden. Maar er was vooral de verhoging van de roerende voorheffing, die in enkele jaren tijd gestegen is van 15 tot 27 procent. Het uiteindelijke resultaat is dat de gemiddelde belasting van ondernemers die een vennootschap opgericht hebben, gestegen is van 44 tot 51,8 procent: (100 x 33,99 procent) + (66,01 x 27 procent). En dat terwijl voor zelfstandigen het marginaal tarief in de personenbelasting tussen 50 en 55 procent ligt (naargelang van de gemeentelijke opcentiemen, die doorgaans rond 7 procent liggen). Het verschil tussen de personenbelasting die de beroepsinkomsten tegen progressieve tarieven treft, en de vennootschapsbelasting verhoogd met de belasting op dividenden, is dus aanzienlijk kleiner geworden. “Het fiscale voordeel is niet meer vanzelfsprekend”, merkt Heyvaert op.
Hervorming vennootschaps- belasting
In de komende maanden zijn mogelijk nog veranderingen op til. Naast het aangaan van een levensverzekering om een pensioenkapitaal samen te stellen (tak21) en het recht op een soort werkloosheidsvergoeding, denkt de regering ook aan een hervorming van de vennootschapsbelasting. Dat idee leeft al langer, maar het zou tijdens deze legislatuur zijn beslag moeten krijgen. Dat is tenminste wat minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA) hoopt: “Vorig jaar pleitte ik al voor een hervorming van de vennootschapsbelasting. De reacties waren toen uiteenlopend. Ik zie met genoegen dat het idee bij velen gerijpt is en dat de hervorming nu hoog op de agenda staat. We moeten naar een eenvoudiger systeem, met een lagere aanslagvoet en bijzondere aandacht voor de positie van onze talrijke kmo’s”, benadrukt hij.
De internationale context en de strijd tegen de belastingontwijking door multinationals maakt België fiscaal minder aantrekkelijk. De excess profit rulings worden door de Europese Commissie onder de loep genomen en de notionele-intrestaftrek is veel minder aantrekkelijk geworden door de daling van de rentevoeten. Een hervorming is dan ook aan de orde. Om die reden stelde de Hoge Raad van Financiën in een advies voor het tarief te verlagen naar 25 of zelfs 20 procent, op voorwaarde dat de notionele-intrestaftrek afgeschaft wordt en de roerende voorheffing opgetrokken wordt, niet alleen op de dividenden maar ook op de liquidatiebonussen. Bedoeling is te vermijden dat een daling van de vennootschapsbelasting voor de kleine ondernemingen een te grote kloof genereert tussen de belasting van eenmanszaken en de belasting van vennootschappen. Het evenwicht herstellen ten opzichte van de huidige belastingdruk, die voortvloeit uit de combinatie van de vennootschapsbelasting tegen het normale tarief en de roerende voorheffing, vereist een roerende voorheffing van 34 procent bij een vennootschapsbelasting tegen 25 procent. Al worden volgens de zelfstandigenorganisatie Unizo hier twee zaken door elkaar gegooid: het progressieve tarief in de personenbelasting waarbij men pas vanaf een bepaald bedrag (38.080 euro belastbaar inkomen op jaarbasis) belast wordt tegen 50 procent, tegenover het vlakke tarief van de vennootschapsbelasting en roerende voorheffing dat al vanaf de eerste euro wordt belast (zie kader Appelen met peren vergelijken).
Hoe reageren?
“De meeste ondernemers die in een vennootschap zitten, zullen ongetwijfeld nog wat fiscale optimalisatie realiseren door de zaakvoerder (natuurlijk persoon) een bescheiden loon te geven, dat helemaal aftrekbaar is in hoofde van de vennootschap en belastbaar tegen een laag tarief in de personenbelasting”, anticipeert Heyvaert. Dat kan toch een belastingbesparing van enkele duizenden euro’s opleveren. Bovendien, zegt Roland, “blijven bepaalde mogelijkheden uitsluitend voorbehouden aan zelfstandigen in een vennootschap. Zo bijvoorbeeld de waardering van de goodwill, met andere woorden de overname (en de betaling) door de vennootschap van de waarde van zijn activiteit, zijn cliënteel, zijn knowhow. Dat laat ook toe om het privépatrimonium van de zelfstandige te beschermen tegen de financiële risico’s die met zijn beroepsactiviteit verbonden zijn.”
De specialist van de DRA Group wijst er bovendien op dat het stelsel van de bedrijfswagens interessanter blijft voor elektrische wagens of voertuigen met een lage CO2-uitstoot. Voor een zelfstandige als natuurlijke persoon is de fiscale aftrekbaarheid forfaitair beperkt tot 75 procent, maar ze kan oplopen tot 120 procent voor elektrische bedrijfswagens. En wat ten slotte de niet-aftrekbare uitgaven betreft, moet de zelfstandige de personenbelasting betalen (50 procent op wat het brutojaarinkomen van 38.080 euro overtreft) tegenover de vennootschapsbelasting voor een zelfstandige in vennootschap (die dus binnenkort kan dalen tot 25 procent). Kortom, over de oprichting van een vennootschap is het laatste woord nog niet gezegd.
SÉBASTIEN BURON
Het verschil tussen de personenbelasting en de vennootschapsbelasting verhoogd met de belasting op dividenden, is aanzienlijk kleiner geworden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier