Vel over been
De bontmantel verschijnt weer in het straatbeeld. Toch hebben de jarenlange campagnes van dierenrechten- activisten, de milde winters en de economische crisis de bontsector aangetast. Vlaanderen telt nog nauwelijks dertig nertshouderijen en meer en meer bontdetaillisten zien zich verplicht om de deuren te sluiten.
Wie het sobere kantoor van de Belgische Bontfederatie binnenstapt, kan er niet naast kijken : tussen de kleurrijke affiches met mannequins gehuld in een bontmantel hangt een grote zwartwitposter met de titel : Is het doden van dieren misdadig ? Sommigen vinden van wel, maar dan alléén als het dier een pels heeft. Daaronder zijn tekeningen opgehangen van dieren die ook het leven moeten laten voor menselijk gebruik : kippen voor bouillon, oesters voor parels, varkens voor ham, slangen voor handtassen en broeksriemen, koeien voor schoenen, zijderupsen voor bloezen, ganzen voor foie gras, kalkoenen voor het kerstdiner…
De Duitse mode-ontwerper Karl Lagerfeld maakte recentelijk op CNN nog eens zijn standpunt duidelijk : “We dragen allemaal lederen schoenen, maar bij mijn weten is er nog geen enkele koe gevild zonder ze eerst te slachten. We eten allemaal kip en steak, en dat mag. Maar een bontmantel mag blijkbaar niet. Wat een hypocrisie.” Lagerfelds uitgesproken standpunt pro bont wordt hem niet in dank afgenomen door dierenrechtenorganisaties als People for Ethical Treatment of Animals ( PeTa), het strijdlustige Animal Liberation Fund ( ALF) in de VS dat het New Yorks kantoor van Lagerfeld al meer dan eens kort en klein heeft geslagen , de Italiaanse Animalisti of dichter bij huis Gaia, dat begin dit jaar fuseerde met de vzw Bond zonder Bont. Enkele weken geleden sloegen Gaia-leden zichzelf in de boeien in Brussel. Daarmee wilden ze protesteren tegen het vangen van wilde bevers met klemmen. “Ach,” reageert Diederik Vandervennet, secretaris van de Belgische Bontfederatie, “nauwelijks 10 % van de vellen die in de bontindustrie worden gebruikt, zijn afkomstig van in het wild levende dieren. En het grootste deel daarvan komt van diersoorten waarvoor men van overheidswege aan populatiecontrole doet, omwille van bescherming van de mens, van landbouwgewassen of van een diersoort die wordt bedreigd. Zo moet in België momenteel de muskusrat volledig worden uitgeroeid.”
Maar wie wil een mantel in muskusrat ? Zaakvoerder Marc Wajsberg van Pelsland kijkt verbaasd. ” Rat musqué gaat vlot de deur uit,” aldus Wajsberg, die eraan toevoegt dat in Vlaanderen doorgaans de Franse benaming wordt gehanteerd voor de bontjas. De dames dragen hier dus meer renard dan vos, meer vison dan nerts, meer castor dan bever, meer mouton retourné dan omgekeerd lam. En het gaat wel degelijk om dames. Traditioneel bont, bevestigt Wajsberg, heeft de mannelijke koper hier nooit kunnen overtuigen.
CYCLISCH.
Pelsland startte kleinschalig in ’76 in Lommel als bontspeciaalzaak met een drempelverlagende aanpak. Marc Wajsberg : “We hebben ons van bij het begin afgezet tegen de traditionele bontzaak, de chique plaats voor een elitair publiek. Daarnaast bieden we een grote keuze van afgewerkte bontmantels, zowel op het gebied van modellen als pelssoorten.” Toen de eerste Belgische speciaalzaken (à la Lederland…) naar de randstad verhuisden, volgde Pelsland in ’79 met een vestiging op de Boomsesteenweg in Aartselaar. In ’87 ging een Pelsland open in St.-Stevens-Woluwe, in ’89 verhuisde de Limburgse winkel van Lommel naar Hasselt, in ’95 volgde de vestiging in St-Denijs-Westrem. Maar begin ’95 werd de Luikse Pelsland-vestiging in vereffening gesteld. “Het productaanbod noch de manier van werken sloegen aan,” geeft Wajsberg als verklaring. “Het is niet evident voor een familiezaak om winkels uit te baten in Vlaanderen én Wallonië. Je hebt er een structuur voor nodig. Bovendien was er een taalprobleem. Niet iedereen binnen Pelsland spreekt Frans.” Inzake verkoopoppervlakte is Pelsland één van de grootste bontspeciaalzaken in België. De rendabiliteit echter blijft moeilijk en is negatief in de vier vennootschappen waaronder de vier Pelsland-vestigingen zijn ondergebracht met zelfs een negatieve solvabiliteit voor de nv Pelsland Gent.
“Bont deed het zeer goed op het eind van de jaren zeventig, begin jaren tachtig ( zie grafiek : Bont in België). Maar toen is er door een wisselwerking van vier fenomenen een knik in de verkoop ontstaan : het consumentengedrag tot dan gekenmerkt door een ostentatieve overconsumptie sloeg om, de economische crisis werd plots tastbaar, België bleef gespaard van strenge winters en er was de hele polemiek rond bont in de media,” weet Wajsberg.
Diederik Vandervennet : “De voorbije vijf tot zes jaar is de verkoop in België redelijk stabiel en schommelt rond 1 miljard frank controleerbare omzet ( nvdr. op basis van NIS-statistieken). Bont is een zeer cyclisch product. Na de Tweede Wereldoorlog was het erg geliefd. Hetzelfde geldt voor de late jaren zeventig, toen de Belgische bontsector goed was voor een jaarlijkse omzet van meer dan 3 miljard frank. Grote kledingketens kochten toen bontmantels voornamelijk gemaakt uit konijnenvellen in per duizend stuks. Eind jaren zestig lanceerden dierenrechtenbewegingen hun acties tegen bont : eerst in de Verenigde Staten, tien jaar later in het Verenigd Koninkrijk en Nederland, en vanaf 1983 ook in België.”
Ook vandaag nog krijgt Vandervennet geregeld dreigtelefoons. Daarom wil hij liever niet op de foto.
SCHAALVERGROTING.
Heeft de antibontbeweging haar slag thuisgehaald en pelsspeciaalzaken naar het faillissement geleid ? “Ja,” bevestigt de secretaris van de Belgische Bontfederatie. “Maar het aantal bonddetaillisten vermindert al sinds de Tweede Wereldoorlog. Toen waren er zo’n 900, nu nog nauwelijks 100 ( nvdr. waarvan de helft aangesloten bij de federatie).” Veel kleintjes verdwijnen, enkele groten komen in de plaats. Zoals Pelsland, Lamon-Nuyten uit Wortegem-Petegem, Parmentier waarvan zaakvoerder Christian Parmentier eerder dit jaar het boek ” Het Dier en zijn Mensenrechten” schreef , Bekaert Pelzen uit Nazareth, Snauwaert uit Knokke-Heist waar vooral duur bont aan de vrouw wordt gebracht en het Oostendse Neyman Fashion, dat gekend is voor zeer specifieke bontjassen.
De grote cashflowbehoefte is de voornaamste reden voor de schaalvergroting. Terwijl vroeger een bontspeciaalzaak vaak uit een nertshouderij groeide, koopt de detaillist vandaag vooral kant-en-klare modellen in. Rechtstreeks van de fabrikant of via een groothandelaar. De kleinhandelaars kopen hun bontmantels al aan in januari, terwijl ze pas worden verkocht in het daaropvolgende winterseizoen. De bontverkoop kent een piek tijdens de maanden september tot januari Pelsland bijvoorbeeld realiseert 82 % van zijn omzet in deze vijf maanden zodat de voorraad slechts eenmaal roteert, en niet twee- tot driemaal zoals in een traditionele textielzaak. “Bovendien heeft de verschuiving van bont naar omgekeerd lam in de tweede helft van de jaren tachtig een verschuiving die vooral te danken is aan nieuwe looitechnieken, waardoor omgekeerd lamsvel aangenaam om dragen werd de financiering van de aankoop veranderd. Voor traditioneel bont bestond een zeer soepele kredietverlening, voor omgekeerd lam moet evenwel contant worden betaald,” aldus Marc Wajsberg. Een positief gevolg van de verschuiving naar omgekeerd lam is wel dat het bontpubliek jonger werd. Plots kwamen hier jonge moeders met baby’s over de vloer. En mannen.”
Heel wat traditionele bontwinkels hebben de switch, financieel en mentaal, niet kunnen maken, bevestigt ook Vandervennet. “De band met de familiale nertshouderij was sterk. Het bontatelier was het verlengstuk van de kwekerij. De malaise in de bontverkoop en de opkomst van de lagelonenlanden in het Verre Oosten vooral Hongkong werkt zich meer en meer op als bontverwerker heeft velen de das omgedaan. Aan een nertsmantel is 60 tot 70 uur werk. Tegen 1000 frank per uur kom je snel aan 100.000 frank, alleen al voor het werk, zonder de pels. Aan een in België gefabriceerde nertsmantel hangt in de winkel een prijskaartje van 250.000 frank, voor een exemplaar dat in China is gemaakt, moet maar 160.000 frank worden neergeteld. Naar de klant toe vormt dit een probleem, zeker als die klant bijvoorbeeld een klein, gezet iemand is voor wie een bontjas op maat moet worden gemaakt. Indien je dan als verkoper niet met onderbouwde argumenten kan afkomen, verlies je een klant. Of geloofwaardigheid. De bontsector was een veelheid van familiezaken, overladen met technische kennis, maar met een gebrek aan financiële, boekhoudkundige en communicatieve vaardigheden. De antibontbeweging heeft trouwens lange tijd kunnen teren op de onmondigheid van de bontsector. Dit is veranderd.”
NERTS.
Maar het kwaad is geschied, althans voor veel nertshouderijen. Terwijl nerts een eeuwenoud product is, is België pas in 1954 begonnen met het fokken van nertsen. Amateurfokkerijen onstonden in de achtertuin van menig dokter of arbeider, maar intussen is het aantal gestaag gedaald : van meer dan 300 in 1950 naar 145 in 1970, 55 in 1980 en nog slechts een 30-tal nu. Wel stijgt de professionalisering. Volgens de Belgian Fur Farmers Association ( Beffa) leveren onze fokkerijen, allemaal gesitueerd in het Vlaamse landsgedeelte, 0,5 % van de wereldproductie van nertsvellen. Die bedraagt nu 24 miljoen vellen, tegenover nog 42 miljoen in ’88, maar nauwelijks 17.000 in ’77. Merkwaardig is dat Nederland waar de antibontbeweging toch zeer sterk was het uitstekend doet op het gebied van nertsproductie : met zo’n 200-tal nertsfokkerijen staan onze noorderburen met 5 % van de wereldproductie in de top-5 van de grootste nertsproducenten, net na de VS en vóór Finland, Zweden, China en Canada. Nog merkwaardiger is de positie van Denemarken, momenteel goed voor 40 % van de wereldproductie, tegenover nauwelijks 18 % twintig jaar geleden. De reden ligt, aldus Diederik Vandervennet, “bij de bewuste omschakeling, op vraag van het Deense ministerie van Landbouw, van de varkenshouderij naar de nertsfokkerij. De nertskwekers nemen trouwens een groot deel van het afval van de lokale visindustrie af.”
Kopenhagen huisvest nu ook de grootste pelsenveiling ter wereld. Ooit was het anders en werden de grote veilingen in Londen, New York en Toronto gecontroleerd door de Hudson’s Bay Company. Hudson Bay is ‘s werelds oudste officieel opgerichte handelsmaatschappij, onstaan in 1760 toen een groep Britste handelaars bij “octrooi” de koninklijke goedkeuring kreeg om een pelshandel op te zetten. Vijf jaar geleden werd de Hudson’s Bay veiling van Londen verkocht aan de veiling van Helsinki. Alle Scandinavische landen sponsoren trouwens Saga Furs, een bontdesign- en bontpromotie-instituut met kantoren in alle uithoeken van de wereld (waaronder Tokio, New York, Buenos Aires). Vormde bont niet de basis van de treklust en handelsgeest van de Vikingen ?
CATHY BUYCK
DORITH EN MARC WAJSBERG (PELSLAND) Inzake verkoopoppervlakte is Pelsland één van de grootste bontspeciaalzaken in België. Maar de rendabiliteit blijft een dubbeltje op zijn kant.
DE KLEINE BONTSPECIAALZAAK IN HET STADSCENTRUM Verdwijnt langzaam maar zeker.
NERTSFOKKERIJ België telt maar dertig nertsfokkerijen meer. In 1950 waren er dat nog 300.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier