Vechten tegen het S-syndroom
Kort na het officiële aantreden van de regering-Leterme I zei de premier dat er geen enkele reden was om over de sociaaleconomische toestand aan paniekvoetbal te doen. Te midden van het Europees kampioenschap valt dagelijks waar te nemen dat paniekvoetbal inderdaad zelden tot een resultaatsverbeterend spel leidt. Deze wetmatigheid geldt zeker ook voor het economische beleid. Toch wordt het hoog tijd dat de excellenties van Leterme I wakker schieten en een offensieve veldbezetting neerzetten om inhoudelijk te scoren. De hindernissen door de economische gang van zaken beginnen stilaan omvangrijke vormen aan te nemen.
Het woord stagflatie ligt vandaag op de lippen van de meeste economische commentatoren en conjunctuuranalisten. Een stilvallende of zelfs een economische groei die in het rood duikt, gekoppeld aan oplopende inflatie. Naast de tekortkomingen van het eigen beleid speelt een veelheid aan factoren een rol in die afglijding naar stagflatie. De financiële crisis zet niet alleen de normale gang van zaken over kredietverlening op de helling, maar werkt ook erg vertrouwensondermijnend. Er is ook de toestand van recessie of op zijn minst stagnatie van de Amerikaanse economie, de forse stijging van de olieprijzen en voedselprijzen, de dalende dollarkoers en geopolitieke onzekerheden.
Voeg hier nog aan toe dat vanuit centrale banken als de Amerikaanse Fed en vooral de Europese ECB steeds duidelijker het signaal komt dat, met deze inflatoire ontwikkelingen, de rentevoeten veeleer omhoog moeten dan wel verder naar beneden kunnen. En daarmee krijgt het hele plaatje een behoorlijk beklemmend uitzicht.
Zij die de jaren 70 en 80 van nabij meemaakten, beseffen hoeveel moeite het kost om een stagflatiecarcan af te werpen. Verstandig proactief beleid is van groot belang om het S-syndroom succesvol te bestrijden. Het kan nog, maar dan moet de hand wel dringend én oordeelkundig aan de ploeg. Het argument dat we als kleine open economie weinig kunnen inbrengen tegen een breed uitgesponnen beweging richting stagflatie, is schrapen uit het rijk gevulde vat met nonsensicale excuses van de politieke bewindsvoerders. Trouwens, indien die argumentatie opgaat, moeten de politici ook onmiddellijk stoppen met het claimen van verdiensten voor de periodes dat het ons sociaaleconomisch wel voor de wind ging.
Mede door het bestaan van de euro wordt het aantal beleidsopties voor een land als België gelimiteerd. Een devaluatie om met één beleidsingreep aan een aantal onevenwichten een begin van correctie te geven, kan nu niet meer. Tussen haakjes, dit simpele gegeven is ook het grote drama achter de blijkbaar onstopbare verglijding van het Italiaanse bestel. Het lijkt ook nogal voor de hand te liggen dat we nu eens eindelijk moeten stoppen met de uitvaardiging van hele batterijen aan kleine prutsmaatregelen. Naast de evidente opdracht dat we minimaal naar een begrotingsevenwicht moeten streven op basis van reële maatregelen en niet de windowdressing (verkoop activa, eenmalige ingrepen, schuiven met facturen, enzovoort) die het handelsmerk van het paarse begrotingsbeleid was, liggen de volgende vier maatregelen voor de hand.
1. (Gedeeltelijke) desindexering van de lonen, gekoppeld aan een verlaging van de personenbelasting en sterk gefocust op de verhoging van het fiscaal vrijgesteld minimum. Het voorstel van Unizo tot indexering van de nettolonen verdient meer aandacht dan het krijgt. Het is alvast veel zinvoller dan het voorstel van de gouverneur van de Nationale Bank om enkel voor de lagere lonen een integrale indexering te behouden. Zo’n ingreep zou niet enkel de groei afremmen maar ook de jobcreatie belemmeren.
2. De verlaging van de vennootschapsbelasting tot 20 %, mits de notionele-intrestaftrek geleidelijk uitdooft.
3. De werkloosheidsvergoedingen voor de eerste drie maanden optrekken, maar ze na zes maanden degressief maken.
4. Geld maken uit de afbouw van het staatsapparaat en het ambtenarenkorps. Diverse studies geven aan dat onze overheden minstens vier procentpunt van het Belgische BBP te veel naar zich toehalen. We praten hier dus over een bedrag in de grootteorde van 14 miljard euro.
Volstrekt onhaalbaar in het België van vandaag. Zo leren we uit contacten met diverse bewindsvoerders en hun omgeving. Meer bepaald langs Vlaamse kant vernemen we dan dat elk van dergelijke maatregelen op zware Waalse tegenstand stoot. Waarvan akte, maar dat zegt dan veel over de zin en onzin van die Belgische structuur. Als een bepaalde institutionele structuur het klaarblijkelijk onmogelijk maakt om die beleidsingrepen te doen die absoluut noodzakelijk zijn om op termijn de gerealiseerde welvaart en het welzijn van de burgers te vrijwaren, dan geeft logischerwijze die institutionele structuur zelf aan dat zijn versheidsdatum overschreden werd. De twijfel daarover begint ook voor niet-separatistisch ingestelde Vlamingen stilaan een quasizekerheid te worden. Het is inciviek op alle fronten om de ogen te sluiten voor die realiteit. Wanneer gaan de Waalse politici hun gedrag aanpassen? Wanneer gaan Vlaamse politici de verleiding voor federale ministerportefeuilles afschudden en consequent doen wat onvermijdelijk geworden is?
de auteur IS ALGEMEEN DIRECTEUR VAN DE WERKGEVERSORGANISATIE VKW.
Johan Van Overtveldt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier