VDAB wil van geen hervormingen weten
Hoe krijg je werklozen zo snel mogelijk weer op de arbeidsmarkt? Door privé-spelers makkelijker toe te laten op de markt van de arbeidsbemiddeling, zeggen specialisten. Maar dat ziet de VDAB niet zitten, ondanks de intenties van het Vlaamse regeerakkoord. Waar blijft die fundamentele hervorming?
L udo Verhoeven, voorzitter van het Vlaams Economisch Verbond ( VEV), zei het een paar weken geleden nog: de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding ( VDAB) levert fraai werk, maar eigenlijk moet de markt voor arbeidsbemiddeling competitief worden.
Dat moet als muziek in de oren klinken van privé-spelers als uitzendbedrijven, specialisten in outplacement of wervings- en selectiebureaus. Zij klagen steen en been over het gebrek aan marktwerking in de sector van de arbeidsbemiddeling en meer in het bijzonder in de branche van begeleiding van werkzoekenden. “Terwijl er nochtans allang stappen in die richting genomen moesten worden,” zucht Herwig Muyldermans, algemeen directeur van Federgon, de federatie van bedrijven die actief zijn in de human-resourcesbranche.
Muyldermans verwijst daarvoor naar het Vlaams regeerakkoord van 1999. Daarin stond dat de VDAB zich naar de markt moet schikken. Concreet: zijn taken zouden worden opgesplitst in die van een regisseur of opdrachtgever enerzijds en van een actor of opdrachtnemer anderzijds. Als regisseur moet de VDAB de krijtlijnen uittekenen voor de uitvoering van een arbeidsmarktbeleid. Zijn taken als regisseur zouden dan bestaan uit het creëren van standaarden, het toekennen van subsidies en de organisatie van de trajectbegeleiding van werklozen.
Daarnaast en los daarvan moet de VDAB een van de vele spelers worden op de markt van de arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding. Hij zal dus samen met externe profit- en non-profitorganisaties moeten concurreren voor opdrachten die aan de markt worden uitbesteed. Een werkzoekende zal kunnen kiezen voor de aanbieder die het best aan zijn specifieke behoeften beantwoordt. Dat kan de VDAB zelf zijn, maar ook een non-profitspeler als Vitamine W of een privé-bedrijf als pakweg Adecco.
Die doorgedreven marktwerking en de opsplitsing van de VDAB moet vermijden dat hij tegelijk rechter en partij speelt. De dienst beslist immers over subsidies voor opleidingsinitiatieven, terwijl hij ook zelf een beroep kan doen op die subsidies.
Alleen zijn er na meer dan vier jaar nog altijd geen beslissende stappen genomen om de VDAB te hervormen. Herwig Muyldermans: “Er was nochtans een akkoord gesloten binnen het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité ( Vesoc), waarin de regering en de sociale partners op dezelfde lijn stonden. En wat zien we nu? Alles wordt stilgelegd. Van die opsplitsing is niets in huis gekomen. Er lijkt zelfs een recuperatiepoging aan de gang om de opsplitsing zoals gepland in het regeerakkoord van 1999 terug te schroeven.”
Spanningen aan de top
Voortrekkers daarin zouden VDAB-baas Yvan Bostyn en Vlaams minister van Werkgelegenheid Renaat Landuyt ( SP.A) zijn. Het principe van Bostyn en Landuyt is simpel: in het regeerakkoord staat niet dat de VDAB moet worden opgesplitst in een actor en een regisseur. Wat er wél staat, is dat de VDAB van centrale actor naar centrale regisseur op de arbeidsmarkt moet evolueren. Landuyt: “Blijkbaar heeft men de moeite niet gedaan om het akkoord te lezen. Daar staat niets in over een opsplitsing.”
Dat heeft natuurlijk veel weg van een semantische discussie. Het klopt inderdaad dat de VDAB zoals gepland meer en meer regisseurstaken op zich heeft genomen. Maar daarnaast is hij meer dan ooit actor op de markt van de arbeidsbemiddeling. Van een verschuiving is dus niet echt sprake.
Het is in elk geval zo dat de hervorming van de VDAB al voor danig wat spanningen heeft gezorgd. Niet alleen tussen de VDAB en de privé-spelers, ook tussen de VDAB en het kabinet van minister Landuyt. Landuyts kabinetschef Fons Leroy, die de architect was van de opsplitsing, zou niet echt gelukkig zijn geweest met de rem op de hervormingen. Sommigen vragen zich dan ook af waarom iemand als Leroy nog altijd kabinetschef is. Misschien ligt een verklaring in het feit dat Leroy adjunct-administrateur-generaal is van de VDAB. Dat kan betekenen dat hij stilletjes hoopt Yvan Bostyn, ondertussen 61, op termijn te kunnen opvolgen. Bij de VDAB, die in juni 2000 voor het eerst in zijn bestaan staakte en wel tégen de hervormingsvoorstellen van Leroy, is het enthousiasme voor een terugkeer van de gedetacheerde kabinetschef niet bijster groot.
Ondertussen zou er met de wissel aan de top van de Vlaamse regering ook wat veranderd zijn. In de kringen rond Vlaams minister-president Bart Somers ( VLD) heeft men het vaste voornemen om met de VDAB-hervorming toch naar een hogere versnelling over te schakelen. Over die vermeende spanningen is Landuyt echter zeer duidelijk: “Het zijn intox-verhalen. Voor wie eraan zou twijfelen: ik sta op dezelfde lijn als mijn kabinetschef. En hetzelfde geldt voor VDAB-topman Yvan Bostyn.”
Bostyn, administrateur-generaal van de VDAB, is de minzaamheid zelve. Maar als het over de VDAB gaat, is hij heel strijdvaardig. Hij schiet met scherp naar wie beweert dat de VDAB weigert om zich aan te passen aan de nieuwe behoeften op de arbeidsmarkt. “De evoluties op de arbeidsmarkt en het voorstel van de Vlaamse regering om extra financiële middelen ter beschikking te stellen voor het plan om werkzoekenden binnen de drie maanden te begeleiden, doen de discussie over de rol van de VDAB weer oplaaien,” zegt Bostyn. “En dan wordt er automatisch gesproken over de invoering van meer marktwerking.” Bostyn haast zich om te zeggen dat hij geen tegenstander is van marktwerking. “Maar naast de privé-organisaties zal er altijd wel een overheidsdienst nodig zijn. Als ik u zeg dat de VDAB vorig jaar 218.000 vacatures heeft behandeld en dat we er 80 % van hebben voldaan, dan is het toch wel duidelijk dat de VDAB een economische waarde heeft.”
Niet tegen privé-spelers, maar…
De arbeidsmarkt mag niet zomaar worden overgeleverd aan de vrije markt, klinkt het in koor bij Landuyt en Bostyn. Hun principe is dat de basisdienstverlening in verband met begeleiding in overheidshanden moet blijven. Maar ze zijn tegelijk geen tegenstander van privé-spelers op de markt voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding. Spreken ze zichzelf daarmee niet tegen? “Ik ben geen tegenstander van privé-spelers,” benadrukt Landuyt. “Wanneer men zegt dat een werkzoekende binnen de drie maanden weer op de arbeidsmarkt moet komen, dan kan de VDAB dat niet alleen doen. Maar omgekeerd wil ik niet dat de VDAB uit de markt wordt gestoten.”
Bostyn sluit zich daarbij aan: “Je hebt twee visies. Ofwel ga je naar het Angelsaksische model en moet de overheid alleen een regisserende rol vervullen. Ofwel laat je de overheid wel degelijk een actieve rol spelen. Het Britse model, waarbij alles business is, is mijn model niet. Denk maar niet dat ik in een comfortabele positie zit. Ook de VDAB moet zijn targets halen. Ik werk op basis van een beheerscontract en word daar persoonlijk op beoordeeld. Slechte resultaten kunnen wel degelijk gevolgen hebben voor mijn functie. Overigens: op het domein van de beroepsopleiding wordt al 30 % van onze budgetten uitbesteed.”
Bostyn is ongemeen scherp voor wat hij het ‘concurrentiemodel’ noemt. Volgens hem zal dat model altijd de klemtoon leggen op de financiële kortetermijnresultaten. Dat zou ook de uitvoering van programma’s bemoeilijken die de sociale cohesie moeten helpen behouden. “Met de VDAB heeft onze maatschappij nu eens een goedpresterende openbare dienst,” zegt Bostyn. “Dat stoort sommigen blijkbaar. Overigens, de marktwerking in onze sector bestaat al. Vlaanderen is een van de eersten geweest om de nieuwe IAO-conventie in te voeren zodat bedrijven in de sector van arbeidsmarktservices hun gang kunnen gaan. Waarover hebben we het dan nog?”
De privé-sector ergert zich mateloos aan de beschuldigingen van de overheid dat uitzendbedrijven en selectiebureaus het alleenrecht op arbeidsbemiddeling zouden willen. Volgens hen is het nooit de bedoeling geweest om het integratieproces te privatiseren. Muyldermans: “Wij hebben er geen problemen mee dat er naast privé-uitvoerders van het beleid ook publieke uitvoerders zijn, maar dan moeten we wel onder gelijke voorwaarden met elkaar concurreren. En dat is momenteel niet het geval door deze situatie van rechter en partij.”
“Bij de VDAB moeten ze er trouwens niet voor vrezen dat wij de markt volledig gaan beheersen,” zegt Jan Denys, manager Strategisch Arbeidsmarktbeleid bij Randstad. “Het integreren van werkzoekenden is overigens niet hetzelfde als het uitzenden.” Wat de wervings- en selectiebureaus, uitzendbedrijven en outplacementkantoren momenteel vragen, is duidelijkheid. Ze zijn niet bereid te investeren in een departement Integratie van Werkzoekenden zolang er geen transparante marktwerking bestaat. Federgon kon zich wel vinden in de oorspronkelijke structuur van een scheiding tussen actor en regisseur. Muyldermans: “De actor moet concurrentieel bezig zijn, maar dat is niet het geval. Mijn leden zijn niet geneigd om voluit te gaan in de begeleiding van werkzoekenden zolang er geen klaarheid is geschapen. Ik onderschrijf het plan van vier jaar geleden volledig. Dat is het beste model voor de arbeidsmarkt waar iedereen zich goed in kan voelen.”
Muyldermans pleit daarbij voor het uitdiepen van het systeem van tendering. Tendering is het gebruik van marktmechanismen via aanbestedingsprocedures en contracten met de overheid. Die formule kent al succes in het buitenland, waar ze wordt gebruikt bij de activering en reïntegratie van werkzoekenden.
Spieken bij Australië en Nederland
Dat brengt ons bij een discussie waarin de privé-spelers en de VDAB diametraal tegenover elkaar staan: de manier van werken in Nederland en Australië. In die landen heeft marktwerking de subsidieprogramma’s vervangen en is de instroom naar de arbeidsmarkt aanzienlijk verbeterd. In plaats van de arbeidsbemiddeling en de reïntegratie uitsluitend door een publieke aanbieder te laten uitvoeren, kiezen die landen voor een combinatie van publieke, profit- en non-profitaanbieders. Deze aanbieders concurreren dan onderling voor de integratiecontracten van de overheid.
Een recent onderzoek van het Hoger Instituut voor de Arbeid ( Hiva) toont aan dat de integratie van werkzoekenden op de arbeidsmarkt in die landen efficiënter verloopt. “De dienstverlening is minder duur en gaat gepaard met een groter bereik, terwijl de netto-impact min of meer gelijk blijft in vergelijking met de pre-marktperiode,” lezen we in het onderzoek. Toch zou de effectiviteit nog niet optimaal zijn. Zwakke punten zijn onder andere de beperkte keuze van de werkzoekenden en de verschraling van het niveau van dienstverlening. Concreet: moeilijk plaatsbare werkzoekenden (laaggeschoolden bijvoorbeeld) zouden niet zomaar de instantie of aanbieder kunnen kiezen die hen moet begeleiden op zoek naar een nieuwe job.
In Australië wordt de aanbieder pas vergoed wanneer zijn inspanningen resulteren in een job voor een werkzoekende (de no cure no pay-financiering). Dat is Yvan Bostyn een doorn in het oog. “Het is dus de aanbieder die in zo’n geval een zeer actieve rol heeft gespeeld,” zegt hij. “Er is immers geen vergoeding bepaald voor de inspanningen die de werkzoekende in staat stellen om zelf een job te vinden. Op die manier maak je de werkzoekende afhankelijk van de aanbieders. De zelfredzaamheid wordt dus zeker niet aangemoedigd.”
“Vrije keuze is heel zelden vrij”
Bostyn neemt in dat verband trouwens ook het Nederlandse model onder vuur. In Nederland stelt men vast dat de no cure no pay-financiering voor reïntegratieprojecten een aantal problemen met zich brengt. Werkzoekenden worden te weinig opgeleid en moeilijk plaatsbare doelgroepen worden niet geholpen. De aanbieders zouden alleen geïnteresseerd zijn in werkzoekenden die objectief gezien tamelijk snel opnieuw in het arbeidscircuit kunnen worden geïntegreerd. Bostyn: “In theorie kan de werkzoekende vrij de aanbieder kiezen, maar in de realiteit blijkt dat voor Australië maar in 20 % tot 30 % van de gevallen zo te zijn.” De andere gevallen worden toegewezen aan aanbieders op basis van automatische doorverwijzingssystemen.
Het argument van de VDAB dat de werkzoekende daardoor in een zwakke positie zit tegenover de privé-spelers, gaat volgens Denys te ver. “Een werkzoekende zal geen verbod krijgen om een uitzend- of plaatsingskantoor binnen te stappen.”
Dat het Australische model ook op het vlak van opleiding mank loopt, veegt Jan Denys van tafel. “Hier is op zijn minst een nuancering op zijn plaats. In Australië zijn ze onoordeelkundig te werk gegaan met de opleidingen. Er werd te weinig aandacht besteed aan opleidingen die écht in functie van meer werk stonden.”
Het is trouwens opvallend dat de VDAB en de privé-spelers een aardig robbertje uitvechten over de efficiëntie van het Australische en Nederlandse model terwijl ze op een aantal vlakken vrij dicht bij elkaar staan.
Niemand heeft er problemen mee dat er garanties komen om te vermijden dat alleen de interessante categorieën van werkzoekenden worden geplaatst. De privé-spelers zijn het erover eens dat dit systeem van marktwerking bijsturing vereist. “Wij hebben trouwens nooit iets anders beweerd,” zegt Herwig Muyldermans, “Het moet mogelijk zijn om bedrijven te stimuleren om risicogroepen onder de werkzoekenden te integreren. Zij zouden dan een bonus kunnen krijgen naast de klassieke vergoeding. Zo financier je het resultaat en niet een structuur. Maar dat is toekomstmuziek. Er is in Vlaanderen nog altijd geen sprake van een objectief en zuiver uitbestedingssysteem.”
Daarvoor kijkt Muyldermans naar het noorden, waar een systeem van volledige resultaatfinanciering werd ingevoerd. Het effect ervan moet zowel prijsverlagend als resultaatverhogend zijn. Dat is in Australië gebeurd. De invoering van de marktwerking heeft er de gemiddelde kostprijs van een geslaagde plaatsing met 50 % doen dalen. De kostprijs voor een plaatsing in Australië zou tussen de 8500 en 10.200 euro liggen. Bostyn: “Dat is nog altijd een veelvoud van de gemiddelde kostprijs voor de begeleiding van een werkzoekende naar een job via de VDAB. Die bedraagt slechts 3573 euro.” Denys betwist die cijfers omdat er volgens hem geen echte benchmark bestaat en er geen ernstig onderzoek gevoerd werd om de verschillen tussen Vlaanderen enerzijds en Australië en Nederland anderzijds ten gronde te vergelijken. Daar zal weldra misschien verandering in komen. Renaat Landuyt verklaarde zich alvast bereid te laten onderzoeken wat de effecten van een invoering van de Australische en Nederlandse systemen bij ons zouden kunnen zijn.
Alain Mouton
“Er lijkt een recuperatiepoging aan de gang om de opgelegde opsplitsing van de VDAB terug te schroeven.” (Herwig Muyldermans, Federgon)
“De VDAB heeft vorig jaar 218.000 vacatures behandeld. 80 % werd ingevuld. Dan heeft de VDAB toch een economische waarde, niet?” (Yvan Bostyn, VDAB)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier