VBO pleit voor loonstop

Het VBO vindt dat de sociale partners dit najaar duidelijk moeten kiezen voor loonmatiging en snel de Belgische loonkostenhandicap moeten wegwerken. De werkgeversorganisatie steunt daarbij op een onderzoek dat de komende jaren impliciet een loonstop aanraadt. Volgens het ACV legt het VBO een bom onder het sociaal overleg nog voor het begonnen is.

Dit najaar gaat het interprofessioneel overleg over de loonevolutie 2011-2012 van start. Maar nu al lost het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) een schot voor de boeg. Het VBO roept de sociale partners op “om constructief de loonkostenhandicap op te ruimen en om zonder taboes naar oplossingen te zoeken”. Daarnaast vraagt de werkgeversorganisatie aan de volgende regering om het terugdringen van de loonhandicap “duidelijk in het regeerakkoord te schrijven”. Het VBO voelt zich gesterkt door een onderzoek dat de Leuvense economen Filip Abraham en Joep Konings in opdracht van de werkgevers uitgevoerd hebben. Volgens die studie kan het wegwerken van de Belgische loonkostenhandicap ten opzichte van de buurlanden tot 70.000 extra banen opleveren.

Het ACV reageerde als door een wesp gestoken op het pleidooi van het VBO. De vakbond vindt het niet kunnen dat de werkgevers al een ballonetje oplaten nog voor de onderhandelingen starten. De sociale partners zitten nu al op ramkoers. “De discussie over de loonevolutie wordt door de sociale partners na de zomer gevoerd in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, zoals geregeld in de wet op het behoud van de concurrentiepositie uit 1996”, zegt Marc Leemans, nationaal secretaris van het ACV. “Tegen 1 november maakt de CRB daarover een technisch verslag. De vraag is dan ook wat het VBO wil bereiken door nu zijn rapport uit te brengen. In elk geval tonen de werkgevers daarmee dat ze niet langer geloven in de goede werking van de CRB en het sociaal overleg. Het VBO vroeg op een persconferentie dat de volgende regering maatregelen neemt in de richting van loonmatiging. Wij blijven de voorkeur geven aan een interprofessioneel akkoord en een loonnorm die door de sociale partners wordt afgesproken.”

Leemans ergert zich ook aan de cijfers die in het onderzoek gehanteerd worden. “Het onderzoek heeft het over een loonkostenhandicap van 3,5 procent maar in de cijfers van het onderzoek wordt een handicap van 3 procent in 2010 vermeld. Bovendien houdt die 3 procent geen rekening met de fiscale loonkostensubsidies. Breng die in rekening en dan wordt de loonhandicap herleid tot 1,35 procent.”

Loonkostenhandicap van 4 procent

Het welles-nietesspel tussen vakbonden en werkgevers over hoe hoog de Belgische loonkostenhandicap oploopt, is een steeds terugkerend ritueel. Een recente publicatie van het Planbureau en een grondige lectuur van het KUL-onderzoek scheppen klaarheid. Sinds 1996 zijn de uurloonkosten 3,93 procent sneller gestegen dan in onze buurlanden. Ook al werd voor de periode 2009-2010 een relatief gematigd interprofessioneel akkoord afgesloten, de handicap nam in die periode nog met 0,9 procent toe.

Het KUL-loonkostenonderzoek vertrekt van een loonkostenhandicap van 3,5 procent maar het onderzoek beperkt zich wel tot de periode tussen 1998 en 2008. Die 3,5 procent is ook het centraal percentage in de studie. Abraham en Konings zeggen niet hoe de sociale partners die handicap het best wegwerken, maar reiken toch een aantal denksporen aan. Zo kan dat opgelopen loonverschil van 3,5 procent ten opzichte van Duitsland, Nederland en Frankrijk in twee jaar op een lineaire manier worden weggewerkt. In 2011 groeien de Belgische loonkosten met 1,75 procent minder dan het gemiddelde van buurlanden. In 2012 wordt de loonkostengroei ten opzichte van de buurlanden nog eens gereduceerd zodat de totale matiging van de loonkosten na twee jaar 3,5 procent bedraagt.

Het ACV heeft daar veel vragen over. Leemans: “Hoe denkt het VBO die loonmatiging te realiseren? Door een ingreep in de index, zodat we een verarmende bevolking krijgen? Mogelijk rekent het VBO eerder op extra lastenverlagingen vanuit de overheid. Kennelijk zijn de vakbonden zich als enige bewust van de penibele budgettaire situatie, die weinig ruimte laat voor ondoelmatige, lineaire lastenverlagingen.”

Neerwaartse loonspiraal

Als we de OESO-voorspellingen over de gemiddelde loonkostenevolutie in onze buurlanden voor de komende twee jaar erbij nemen dan betekent het wegwerken van de loonkostenhandicap in twee jaar eigenlijk zoveel als een Belgische loonstop. Meer nog: niet alleen is er geen ruimte voor reële loonstijging, ook de indexaanpassing moet eraan geloven. De OESO gaat ervan uit dat de loonkosten in onze buurlanden met 4 procent zullen toenemen in 2011-2012. Wil België onze handicap van 3,5 procent in twee jaar wegwerken, dan is er amper ruimte is voor een loonstijging van 0,5 procent op twee jaar.

Een andere mogelijkheid die Abraham en Konings voorstellen, is de inspanning over twee CAO-periodes of vier jaar te spreiden. Dat betekent bijvoorbeeld een jaarlijkse loonkostenmatiging van 0,875 procent. Maar ook in dit scenario zal er aan een index gemorreld worden. En dat is natuurlijk een taboe voor de vakbonden.

Volgens Leemans gaan de werkgevers in hun pleidooi voorbij aan de essentie van het Belgische concurrentieprobleem: “De tanende Belgische exportpositie van de jongste 10 jaar heeft eerder te maken met het productengamma waarin onze industrie gespecialiseerd is dan met onze loonkosten. We zijn te veel gericht op de traditionele Europese exportmarkten in plaats van op de nieuwe groeimarkten. Dat zegt een studie van het Planbureau die ook stelt dat de loonsstijgingen in deze periode trouwens heel matig bleven. De beperkte productiviteitsstijgingen vormen een groter probleem.” Een analyse die ook de Nationale Bank in haar jongste jaarverslag maakt. De loonkostenhandicap uitgedrukt in uurloonkosten houdt geen rekening met de sterk gestegen productiviteit in onze buurlanden. Indien die wel in aanmerking wordt genomen, dan bedraagt de loonkostenhandicap 8,9 procent.

Ondanks de precaire Belgische concurrentiepositie waarschuwt Leemans voor een neerwaartse loonspiraal. De doorgedreven Duitse loonmatiging legt de andere eurolanden het vuur aan de schenen. De Belgische werkgevers zien geen andere uitweg dan zelf ook te pleiten voor loonmatiging, maar “zoiets leidt tot een verzwakte interne consumptie. De Duitse banencreatie viel stil. Tussen 1998 en 2008 groeide de Belgische werkgelegenheid dubbel zo hard als de Duitse.”

Toch denkt Paul Soete, topman van technologiefederatie Agoria, dat er geen andere weg is dan de loonmatiging op zijn Duits: “De werkgelegenheidsgraad in Duitsland is sterk toegenomen. En de loonkostenhandicap die we torsen, situeert zich vooral tegenover Duitsland, niet tegenover de andere buurlanden. Bovendien mogen we niet vergeten dat we nog altijd een historische loonkostenhandicap torsen van voor de wet op loonnorm van 1996. De totale loonkostenhandicap bedraagt ongeveer 11 procent.”

Door Alain mouton

Indien België de loonkostenhandicap van 3,5 procent in twee jaar wil wegwerken, is er geen ruimte voor een reële loonstijging en moet ook de index eraan geloven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content