Van filmfestival tot merk
Film Fest Gent onderscheidt zich al vele jaren van andere filmfestivals met zijn focus op filmmuziek, maar dat volstaat niet meer: de gamesindustrie kwam opzetten en de hoogdagen van het bioscoopbezoek liggen achter ons.
Op 14 oktober opent de 41ste editie van Film Fest Gent met The Loft, Erik Van Looys langverwachte Amerikaanse remake van het bijzonder succesvolle Loft. Vooraleer de rode loper officieel wordt uitgerold in de Kinepolis-catacomben, krijgen de vaste troepen — een tiental mensen — versterking van twintig tijdelijke medewerkers en twintig gemotiveerde studenten. Tijdens het festival loopt het aantal medewerkers zelfs op tot tachtig, inclusief de hostessen die alle vips op hun wenken bedienen. Tussen 14 en 25 oktober passeren liefst 100 langspeelfilms, 30 kortfilms en tientallen evenementen de revue voor 100.000 bezoekers.
Een fel contrast met de prille beginjaren van het festival, dat in 1974 heel kleinschalig en studentikoos van start ging om films te tonen die in het reguliere circuit geen kans kregen. Tot dan zag je enkel Amerikaanse, Britse of Franse films in de bioscopen, maar geleidelijk ontdekte men ook een ander soort cinema: de Japanse, Australische of Canadese. Vanaf 1979 professionaliseerde Jacques Dubrulle het festival. Hij maakte komaf met de tijd waarin de mensen zaten te wachten in de zaal terwijl de kopie nog onderweg was vanuit Frankrijk. Spannend, maar niet vol te houden als je subsidies aanvraagt en rekenschap moet geven.
Vanaf de jaren tachtig nam het festival een hoge vlucht. Door de komst van een nieuw bioscoopcomplex eind 1981 met ruime zalen, enorme schermen en uitmuntende geluidsinstallaties kon het festival voort uitbreiden. In 1985 lanceerde het festival een hoofdthema: ‘De impact van muziek op film’. Het bleek een schot in de roos.
Vermenigvuldiging van beelden
Nu liggen de kaarten anders: film heeft zijn alleenheerschappij verloren. De games hebben de macht gegrepen in de entertainmentsector. Ook de hoogdagen van het bioscoopbezoek liggen al even achter ons. Tegelijkertijd werd er nooit zo veel film geconsumeerd als nu, en krijgen filmfestivals films toegestuurd uit de hele wereld. Er is dus geen crisis in de film, maar een crisis in de traditionele manier om naar film te kijken: het bioscoopbezoek. Bovendien kennen we vandaag een vermenigvuldiging van beelden, waartegen ook filmfestivals moeten optornen. Een beeld is niet meer uniek, en overal onmiddellijk raadpleegbaar: op de laptop, tablet of smartphone.
Bart Vandesompele, algemeen directeur van Film Fest Gent: “De concurrentie is niet alleen bikkelhard — naast het commerciële circuit zijn er nog vele initiatieven om films te tonen. Sinds het uitbreken van de crisis in 2008 zijn ook de conjunctuur en de maatschappij veranderd. Het enige wat ongeveer stabiel bleef, waren onze grote sponsorcontracten.” De hamvraag is dus: hoe maak je het verschil met die honderden filmfestivals?Niet alleen door uitstekende films te tonen. Waarom zijn Cannes, Venetië en Berlijn de grote drie? Omdat ze in een groot land liggen waar de filmmarkt zeer belangrijk is. Cannes krijgt de grote premières omdat die meteen in Frankrijk worden uitgebracht, een belangrijke afzetmarkt. In een klein landje als België besloot Film Fest Gent de kaart van filmmuziek te trekken (zie kader Filmmuziek als speerpunt). “We mogen onze voortrekkersrol in filmmuziek niet verliezen”, beseft Vandesompele. “We denken heel goed na hoe we kunnen vernieuwen, zodat we een voorsprong op onze concurrenten creëren.”
Blijven plakken
Bart Vandesompele is een zakenman pur sang, maar wel een met een hart voor film. Hij zoekt een balans tussen commerciële nuchterheid en gedurfde artistieke keuzes. Aan de artistieke kern raakt hij niet, het is het DNA van het festival. Vandesompele: “Ook in de raad van bestuur beseffen we dat de eigenheid van dit festival cruciaal is om het te laten overleven. Als dit festival een kopie wordt van het commerciële circuit, dan is dat de doodsteek. In marketingtermen: een festival moet zich kunnen onderscheiden van andere, anders heb je geen argumenten meer om subsidies los te weken bij overheden en privésponsors.”
Bart Vandesompele leerde de kneepjes van het marketingvak bij de gsm-operator Orange, die in april 2002 Base werd. Als communicatiedirecteur onderhandelde hij tal van sponsorcontracten en ontmoette hij Jaques Dubrulle, die het Gentse filmfestival 33 jaar leidde, tot begin 2013. “Met campagnes rond OMusic en OMovies wou Orange zijn merk positioneren door een aantal grote evenementen te sponsoren in muziek en film, waaronder het Gentse filmfestival”, legt Vandesomepele uit. “Orange/Base veranderde zijn politiek en Jacques Dubrulle sloot een contract af met Telenet. Nadien, in 2007, heeft Base het filmfestival van Oostende mee gelanceerd, als hoofdsponsor.
Begin 2012 vroeg Dubrulle aan Vandesompele om de editie van 2012 te evalueren als business en evenement, en hij bleef plakken. Jacques Dubrulle ging in 2013 met pensioen, vandaag is Vandesompele algemeen directeur, geruggensteund door de artistiek leider Patrick Duynslaegher en medeprogrammator Wim Dewitte. Zijn relatie met het filmfestival Oostende is nu natuurlijk helemaal anders, ook al benadrukt hij dat hij nog steeds door één deur kan met organisator Peter Craeymeersch. “Maar ik kan niet ontkennen dat er soms spanningen zijn. We zitten te veel in elkaars vaarwater. Filmdistributeurs spelen ons soms tegen elkaar uit, omdat ze voor een filmpremière in ofwel Gent of ofwel Oostende terechtkomen. Als Oostende zijn festival voor de zomer zou programmeren in plaats van begin september, dan zouden veel discussies vermeden kunnen worden. Gent is groter en bestaat al 41 jaar, dat betekent heel wat.”
Sponsors
Momenteel haalt Film Fest Gent een derde van de inkomsten uit tickets, een derde uit publieke sponsoring en subsidies, en een derde uit privésponsoring. Een goede mix, volgens Vandesompele. “Privépartners zullen nooit de subsidies volledig vervangen. De rol van de Vlaamse overheid is trouwens breder dan louter subsidiëren. Ze dwingt ook af dat ons filmfestival sociale projecten organiseert, zoals films draaien voor minderbedeelden of blinden.” De klassieke subsidies zullen hoogstwaarschijnlijk dalen de volgende jaren. Vandesompele: “We houden er rekening mee dat we minder publieke middelen zullen krijgen en gaan almaar meer partnerships aan met privébedrijven. Ook in Europa liggen nog kansen.”
“Bijna elke sponsor wil return on investment: ‘Ik geef 100 euro, wat doe jij voor mij?’ Wij moeten veel inspanning doen om die return te leveren, tot en met het schrijven van een half marketingplan dat geïntegreerd is in hun algemene marketingaanpak.” Elke partner of sponsor heeft zijn eigen bedrijfsfilosofie, wat betekent dat het filmfestival maatwerk moet leveren. “De gulden regel is dat alles meetbaar moet zijn. Als je 100 euro investeert in een project, kun je niet altijd op een meetbare manier 100 euro terugkrijgen, maar je kan wel 50 euro meetbaar maken en erop rekenen dat die andere 50 euro ervoor zorgt dat mensen je merk leren kennen en waarderen, visibiliteit dus.”
Vandesompele gelooft dat er nog op veel bedrijfsdeuren geklopt kan worden. “We willen een platform zijn voor de bedrijfswereld in de regio. In de privésector liggen nog veel mogelijkheden, ook al is er nu veel onzekerheid in de markt. Film is groter en breder dan theater of klassieke muziek, en een goed alternatief voor voetbal. Mannen gaan misschien graag naar het voetbal, maar als ze een uitnodiging krijgen voor een filmpremière, dan gaat de echtgenote graag mee.”
Evenementen
Vandaag kan iedereen waar en wanneer hij wil naar films kijken: vanuit zijn homecinema of op een tablet in de trein. Filmfestivals willen daarom extra’s bieden aan de veeleisende filmconsument. Bart Vandesompele: “We investeren veel in evenementen. We presenteren de films in aanwezigheid van de makers, organiseren debatten of een Q&A met de regisseur. Bezoekers kunnen het filmproces op een andere manier meemaken. We gebruiken ook almaar vaker de sociale media.” Een mobiel platform komt er niettemin ten vroegste in 2015. Vandesompele: “Het is onvermijdelijk dat we onze programmatie, trailers, informatie over acteurs ook mobiel aanbieden. We hebben eerst gefocust op onze website met een nieuwe huisstijl. Als we in 2015 een mobiel platform creëren, zullen alle kinderziektes eruit zijn.”
Voor zijn 41ste editie pakt Film Fest Gent uit met een grote tentoonstelling over de Italiaanse maestro Federico Fellini in het Caemersklooster en een concert van Fellini’s huiscomponist Nino Rota in De Bijloke. Het filmfestival wil in de nabije toekomst ook almaar vaker expo’s en concerten doorheen het jaar organiseren, zodat het een merk wordt dat continu in de aandacht blijft. De naambekendheid zinkt dan niet meer weg tijdens de rest van het jaar, maar nog belangrijker, de privépartners die een jaarcontract afsluiten zijn daar zeer voor te vinden. “Dat kan op veel manieren: door evenementen te organiseren over filmmuziek met andere cultuurhuizen, of door op regelmatige basis de betere films in avant-première te tonen in Vlaamse zalen.”
SAM DE KEGEL, FOTOGRAFIE IVAN PUT
“Als dit festival een kopie wordt van het commerciële circuit, dan is dat de doodsteek”
“De filmfestivals van Oostende en Gent zitten te veel in elkaars vaarwater”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier