Van de defensie-industrie tot de lokale Afghaanse bevolking: wie zijn de winnaars en verliezers van 9/11
De aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten werden al snel gezien als een gebeurtenis van dezelfde historische omvang als de Japanse aanval op Pearl Harbour in 1941 of de val van de Berlijnse Muur in 1989. Twintig jaar later blijken die terreurdaden inderdaad een grote impact te hebben gehad, met op geopolitiek en economisch gebied zowel winnaars als verliezers.
WINNAARS
De defensie-industrie
De Amerikaanse militaire interventie in Afghanistan in de herfst van 2001 als reactie op de aanslagen van 9/11, de onder valse voorwendsels gestarte oorlog in Irak vanaf 2003 en de gespannen geopolitieke situatie in de regio, die aanhoudt tot vandaag, hebben verschillende landen ertoe aangezet extra te investeren in defensie.
De wereldwijde defensie-industrie zag de vraag enorm toenemen. De omzet van de grootste speler, het Amerikaanse Lockheed Martin, steeg in de eerste tien jaar na de aanslagen van 22,5 miljard naar 42,8 miljard dollar. Ondertussen is dat 62 miljard. Het nummer twee, Raytheon Technologies, is goed voor een omzet van 42 miljard dollar. Ondanks corona bleef de sector sterk groeien. De grootste honderd defensiebedrijven draaiden in 2019 een omzet van 524 miljard dollar. Vorig jaar was dat 551 miljard.
De grootste vijf producenten van militair materieel en wapens zijn Amerikaanse bedrijven, gevolgd door enkele Chinese ondernemingen en het Britse BAE. De eerste Europese namen zijn Airbus (plaats 12) en het Italiaanse Leonardo.
“Industriële consortia hebben garen gesponnen bij de oorlog”, zegt Alexander Mattelaer, een specialist in internationale politiek en defensie (Egmont Institute, VUB). “De oorlog tegen terreur kwam de sector goed uit, al was dat geen doelbewuste politieke strategie, zoals sommige complottheorieën beweren.”
Die werden gevoed door het oliebedrijf Halliburton, dat via zijn filiaal KBR tal van militaire contracten kreeg in Irak. In de ranking van de grootste defensiebedrijven staat het op de tiende plek. De topman van Halliburton was jarenlang Dick Cheney, die ten tijde van de aanslagen en de nasleep ervan Amerikaans vicepresident onder George W. Bush was. Onder druk van de Amerikaanse publieke opinie stootte Halliburton in 2006 KBR af.
Na 9/11 beleefde de niche van de militaire drones een opvallende boom. Die werden ingezet om het aantal slachtoffers onder de Amerikaanse soldaten in Afghanistan en Irak te beperken en individuele terroristenleiders uit te schakelen. Het Amerikaanse arsenaal aan onbemande bewapende drones steeg van 167 in 2002 tot 12.000 tien jaar later. Het budget klom van 550 miljoen naar 5 miljard dollar. Een Predator Drone kost 10,5 miljoen dollar, 14 keer minder dan een F22 Raptor-straaljager, die aan de radars ontsnapt. Eén onbemand MQ-R Reaper-vliegtuig kost 20 miljoen dollar, maar het kan hetzelfde wapentuig dragen als een bemande F16. Behalve de Verenigde Staten maken ook Rusland, China, Iran, Israël en Turkije gebruik van die drones.
“Maar als je de totale economische impact bekijkt, is dat maar een klein schijfje”, stelt Mattelaer. Vandaag besteden de Verenigde Staten 10 miljard dollar aan militaire drones. Dat is 1,3 procent van hun defensiebudget van 750 miljard dollar.
De radicale islam
De aanslagen van 11 september 2001 waren de meest spectaculaire en de dodelijkste, maar niet de laatste in de westerse wereld. In 2004 vielen 191 doden toen moslimfundamentalisten bommen lieten ontploffen op een trein in Madrid. In 2005 waren er de aanslagen op het Londense openbaar vervoer, die 56 levens eisten. In 2015, ten tijde van het IS-kalifaat in Irak en Syrië, pleegden terroristen aanslagen op de redactie van Charlie Hebdo, de Bataclan en andere plaatsen in Parijs. In 2016 kwamen in ons land 35 mensen om bij de aanslagen in het metrostation Maalbeek en de luchthaven van Zaventem.
“Terrorisme als politieke methode levert resultaten op, dat staat jammer genoeg als een paal boven water”, zegt Alexander Mattelaer. “Al Qaida heeft wel zware verliezen geleden. De plegers van de aanslagen zijn omgekomen of opgepakt. Maar 9/11 heeft een enorme strategische weerklank gehad. Het heeft de polarisering tussen het Westen en de islamitische wereld veel kracht bijgezet. De radicale islam is toch een winnaar. Dat denken zit op een fundamentele conflictkoers met het Westen. De Verenigde Staten en hun bondgenoten zijn in een val getrapt, want de fundamentalisten wilden niets liever dan een escalatie, en die is er gekomen door de militaire interventies, waaronder die in Irak vanaf 2003. Er is de metastase van dat islamitische gedachtegoed en de droom van een kalifaat. De radicale islam kan de komende jaren nog in andere gedaantes opduiken en schade aanrichten.”
Dat zegt ook David Criekemans, professor internationale politiek aan de Universiteit Antwerpen: “De mobilisatiekracht van terroristische organisaties neemt na een geslaagde aanslag altijd toe. Het risico op nieuwe aanslagen in het Westen is voorlopig beperkt. Ik denk dat men zich momenteel vooral in Pakistan en India zorgen maakt.”
De private veiligheidsbedrijven
Op 16 september 2007 doodden agenten van het beveiligingsbedrijf Blackwater in Bagdad zeventien burgers, toen ze zich bedreigd voelden tijdens de begeleiding van een Amerikaans militair konvooi. Het incident bracht aan het licht dat de Verenigde Staten in het conflictgebied voor militaire opdrachten massaal een beroep deden op private bedrijven, de private military contractors (PMC). In 2007 waren er evenveel Amerikaanse militairen als medewerkers van private defensiebedrijven in Irak: telkens 160.000. Die firma’s waren ook jarenlang in Afghanistan actief.
Ondertussen maakt Blackwater deel uit van de grote private defensiefirma Constellis, die opdrachten uitvoert in veertig landen. Het staat in voor de beveiliging van konvooien en militairen in conflictgebieden, maar het biedt ook militaire trainingen aan en zorgt voor logistieke ondersteuning bij natuurrampen.
Sinds 9/11 doen overheden almaar vaker een beroep op PMC’s. Zelfs ngo’s sluiten er contracten mee af. Het gaat niet alleen om Amerikaanse veiligheidsbedrijven. Andere belangrijke spelers zijn het Russische Wagner, het Britse Aegis Defence Services en het Franse Amarante International.
Volgens het Britse onderzoeksinstituut Vision Gain was de markt van de PMC’s in 2020 goed voor 223,8 miljard dollar en zal die groeien naar 457,3 miljard dollar in 2030. “Dat is een belangrijke evolutie”, weet Alexander Mattelaer. “Er zijn altijd huurlingenlegers geweest, maar de privatisering van defensieopdrachten is een recente trend. Bij vroegere conflicten, zoals de oorlog in Vietnam, stonden de reguliere strijdkrachten centraal. De private sector speelde enkel een rol voor het bevoorraden van de legers en andere vormen van logistieke ondersteuning. De voorbije jaren werden die opdrachten steeds uitgebreider.”
Het uitbesteden van die militaire taken vermindert ook de verantwoordelijkheid van de regeringen bij problemen in conflictgebieden. Al is de lijn heel dun. Toen de Iraanse generaal Qasem Soleimani begin 2020 in Irak werd gedood bij een Amerikaanse aanval, was dat een reactie op een Iraanse raketaanval waarbij een militair van een privébedrijf was gedood.
De bewakingssector
Niet zozeer na de aanslagen van 2001, maar wel door de terreurdreiging door Islamitische Staat (IS) vanaf 2015 nam de vraag naar bewaking toe: in bedrijven, aan winkelcentra en in winkelstraten. In 2015 steeg de tewerkstelling in de sector met 5 procent, in 2016 zelfs met 20 procent, om daarna terug te vallen. Maar de vraag blijft groot. De sector is in België goed voor ruim 800 miljoen euro omzet en 15.000 werknemers. Er staan constant een paar duizenden vacatures open, ondanks de gedaalde terreurdreiging.
Ook de overheid maakt meer gebruik van private bewakingsfirma’s. De politie en Defensie besteden beveiligings- en toezichthoudende functies uit. Het bemannen van onthaal en het assisteren bij de observatie van camerabeelden in de dispatching van de politie is steeds meer een opdracht voor private bewakingsfirma’s, net zoals het bewaken van de toegang tot legerkazernes.
Dat is een internationaal fenomeen. De particuliere beveiligingsindustrie biedt meer werkgelegenheid dan de politie in meer dan veertig landen, waaronder de Verenigde Staten, China en het Verenigd Koninkrijk, bleek uit onderzoek van The Guardian.
China en Rusland
De oorlog in Afghanistan begon op 7 oktober 2001 met als doel de Al Qaida-cellen die verantwoordelijk waren voor de aanslagen van 11 september uit te schakelen. Het werd de langste oorlog in de Amerikaanse geschiedenis. Kostprijs: 800 miljard dollar. De Verenigde Staten trokken zopas hun laatste militairen terug uit het land. De Amerikaanse en de NAVO-activiteiten in het land waren de laatste jaren wel al beperkt tot de opleiding en de begeleiding van het Afghaanse regeringsleger.
Tussendoor vielen de Verenigde Staten ook Irak binnen. Ook die jarenlange oorlog kostte een bom geld: 2200 miljard dollar. De war on terror slorpte de voorbije jaren enorm veel middelen en mensen op. “Rusland en China hebben geprofiteerd van de bekommernis van het Westen voor het Midden-Oosten”, zegt Mattelaer. “Ze hebben een grootschalige militaire modernisering doorgevoerd. Voor Rusland ging het met ups en downs, afhankelijk van de grondstoffenprijzen. Niet-westerse grootmachten zijn een assertiever beleid tegenover hun omgeving beginnen voeren. Ook Turkije heeft zijn invloed in de regio uitgebreid. De aandacht van het Westen ging toen elders naartoe.”
“Veeleer dan van een sterker China zou ik spreken van een verzwakking van de Verenigde Staten in de voorbije jaren”, zegt David Criekemans. “De economische macht die het land de voorbije twintig jaar heeft opgebouwd, zet Peking nu om in geostrategische invloed. De Amerikaanse president Joe Biden beseft dat. Het is ook de reden waarom hij snel weg wilde uit Afghanistan. De verhoudingen met China zijn voor de Verenigde Staten veel belangrijker. Al kan ik niet akkoord gaan met de manier waarop de Amerikanen in het Midden-Oosten de stekker eruit hebben getrokken.”
VERLIEZERS
De lokale bevolking in Irak en Afghanistan
De cijfers variëren, maar de oorlog in Irak zou 190.000 slachtoffers hebben gekost, die in Afghanistan 240.000 ¬ militairen én burgers. Bij ons staan de aanslagen in de Verenigde Staten en die van IS op Europese bodem al die jaren later nog op het netvlies gebrand, maar in Irak, Afghanistan en later Syrië waren aanslagen dagelijkse kost. Mattelaer: “De grote verliezers vind je inderdaad bij de bevolking van Irak en Afghanistan, niet enkel na jaren van westerse interventie, maar ook van interne rebellie.”
Stabiliteit in de regio zal niet voor morgen zijn. Regionale grootmachten, vooral Iran en Saudi-Arabië, hebben er grote belangen. Die twee landen zijn aartsvijanden. De Saudi’s vertegenwoordigen de soennitische tak van de islam, Iran de sjiitische. Wel lijkt er tussen beide landen in de regio een modus vivendi te ontstaan. Iran heeft zijn invloedssfeer uitgebreid naar het westen via Irak, Syrië en Libanon. Geografisch ontstaat zo een sjiitische maansikkel. Saudi-Arabië voert sinds eind 2020 discrete gesprekken met Iran.
Saudi-Arabië
Die toenadering tussen de oude vijanden in de Golfregio kwam er onder druk van de Amerikaanse president Joe Biden. Saudi-Arabië en zijn kroonprins Mohammed Bin Salman zijn sinds 9/11 terughoudender tegenover de Verenigde Staten, hun trouwste bondgenoot. Toen bleek dat vijftien van de negentien terroristen de Saudische nationaliteit hadden, zit er ruis op de relatie tussen Riyad en Washington.
En ook in Amerika wordt de druk hoog gehouden. 1700 Amerikaanse overlevenden en familieleden van slachtoffers vinden dat president Biden bij de herdenking van 9/11 niet het woord moet nemen, tenzij hij geheime documenten vrijgeeft over de rol van Saudi-Arabië in de aanslagen. Onderzoek heeft tot nu niet aangetoond dat de Saudische regering Al Qaida direct gefinancierd heeft, maar er is wel sprake van geldstromen van islamitische liefdadigheidsorganisaties naar terroristen. Die zouden zijn gefinancierd met overheidsgeld.
Dat het Witte Huis niet happig is op een nieuw onderzoek naar de rol van de Saudi’s, heeft vooral economische redenen. Saudi-Arabië is nog altijd goed voor 24 procent van de Amerikaanse wapenexport. Maar vooral: in 2016 waarschuwde Riyad de regering van president Barack Obama en het Congres dat het tot 750 miljard dollar aan Amerikaans overheidspapier zou verkopen, als het Congres een wet zou aannemen die toeliet dat de Saudische regering verantwoordelijk werd gesteld voor de aanslagen.
De Verenigde Staten hebben sinds 2008 meer afstand genomen van Riyad. Onder meer door de industrie van schaliegas en -olie is het land almaar minder afhankelijk van de Saudische energiebronnen. Olie is de levenslijn van Saudi-Arabië: goed voor 87 procent van de overheidsinkomsten en 90 procent van de export. “Maar het businessmodel van Saudi-Arabië loopt op zijn laatste benen”, weet Criekemans. “Dat zet kroonprins Mohammed Bin Salman ertoe aan zijn hervormingsplan Vision 2030 te lanceren. Hij wil het aandeel van de private sector vergroten van 40 naar 65 procent en meer buitenlandse investeringen aantrekken.” Dat moet gebeuren door een eigen defensie-industrie op te zetten, de mijnbouw te ontwikkelen en het ondernemerschap te stimuleren.
Het Westen en zijn mondiale invloed
Alle kenners van de internationale politiek zijn het erover eens dat het chaotische vertrek van de Verenigde Staten en hun westerse bondgenoten uit Afghanistan zware imagoschade veroorzaakt heeft. Luidt dat het einde van de westerse mondiale dominantie in? “De Verenigde Staten en hun bondgenoten hebben na 9/11 offers gebracht, in mensenlevens en in geld, en met een pover en teleurstellend eindresultaat”, zegt Mattelaer.
In een opiniestuk in The Economist trekt de Britse historicus Niall Ferguson parallellen tussen de Amerikaanse neergang en het einde van het Britse imperium honderd jaar geleden. Ferguson wijst op China. “De Amerikaanse economie is nog groter dan die van China, maar de kloof versmalt. Dit jaar bedraagt de Chinese economie in dollar 75 procent van het Amerikaanse bruto binnenlands product. In 2026 is dat 89 procent. China is een grotere uitdaging dan de Sovjet-Unie, die tijdens de Koude Oorlog economisch nooit groter was dan 44 procent van de Amerikaanse rivaal.”
“Ik wil na wat er in Afghanistan is gebeurd, toch een onderscheid maken tussen de Verenigde Staten en Europa”, benadrukt David Criekemans. “Europa heeft zich militair lang verschuild achter Amerika. Eigenlijk zou Europa eens met een veiligheidscrisis geconfronteerd moeten worden, waarbij we zelf onze boontjes moeten doppen. Dan zal blijken dat de tijd van de soft power voorbij is. Na 1945 dachten de Europeanen dat ze ver van de harde machtspolitiek konden blijven. Dat gaat niet meer op. We kunnen wel nog onze economische macht gebruiken, bijvoorbeeld tegenover het toch niet zo stabiele Noord-Afrika. Geef die landen toegang tot onze markt. Je kunt ze geld lenen en druk zetten, als de terugbetaling stokt. Werk samen op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. Dat zal op lange termijn de invloed van de Europese Unie versterken.”
De spaarders
De aanslagen van 9/11 deden vrezen voor paniekverkopen op de beurs. Wall Street heropende pas op maandag 17 september 2001. Die dag zakte de Dow Jones met 684,81 punten (7,1%). Tegen het einde van de week stond de index 1370 punten lager (14,3%). Toen midden september 2008 de zakenbank Lehman Brothers over de kop ging en een wereldwijde financiële crisis dreigde, stond de Dow-Jones-index 3000 punten hoger dan op 11 september 2001.
Een grote economische schok was 9/11 niet. De Amerikaanse economie zat al sinds begin 2001 in een recessie na het uiteenspatten van de internetzeepbel in de lente van 2000. Wel vreesde de Federal Reserve voor zware economische schade. Daarom verlaagde de Amerikaanse centrale bank de rente naar 2,5 procent, toen het laagste niveau sinds 1962. “We gunnen de terroristen geen extra recessie”, luidde het argument.
Door een reeks van renteverlagingen door Fed-gouverneur Alan Greenspan raakten het lagerentebeleid en het soepele monetaire beleid verankerd. Daarin zaten volgens economen de kiemen van de hypotheekcrisis, die in 2008 een financiële schok zou veroorzaken. Ook de Europese Centrale Bank (ECB) sprong op de kar van het lagerentebeleid, al was dat na de financiële crisis van 2008-2009 vooral om de eurocrisis het hoofd te bieden. Dat beleid heeft vooral de spaarders geraakt, die op die manier een intrinsieke vermogensbelasting betalen.
Ook al heeft de huidige lage rente verschillende ouders, de spaarders zijn op zijn minst op een onrechtstreekse manier verliezers van de aanslagen van 9/11.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier