Van babyboom tot geboortedal
De dalende vruchtbaarheid verandert de Aziatische maatschappij. Eerst komen de voordelen, later de nadelen.
De grootste verandering die de mensheid in de voorbije halve eeuw doormaakte, was haar spectaculaire groei. In 2014 lijkt het keerpunt bereikt, of alleszins in zicht. Op het dichtst bevolkte continent, Azië, valt de vruchtbaarheidsgraad terug tot 2,1. Dat is het gemiddelde aantal kinderen dat een vrouw in haar leven kan verwachten. 2,1 is een magisch getal, omdat het leidt tot een langetermijnevenwicht van de bevolking (het staat ook bekend als de vervangingsgraad). In 1960 bedroeg de gemiddelde vruchtbaarheidsgraad nog 5,8.
Het precieze tijdstip waarop de vruchtbaarheid de vervangingsgraad bereikt, is niet zeker. De Bevolkingsafdeling van de Verenigde Naties denkt dat het ergens in de periode 2015-2020 moet gebeuren, maar Chinese demografen zijn van oordeel dat de VN de Chinese vruchtbaarheidsgraad ernstig overschatten, zodat 2014 een meer realistische gissing is.
De daling van de vruchtbaarheid is een wereldwijd fenomeen. Latijns-Amerika maakte een bijna even grote terugval mee als Azië. Maar Azië is speciaal om twee redenen. Ten eerste herbergt het met 4,2 miljard mensen meer dan de helft van de wereldbevolking. En ten tweede is de terugval in Azië groter dan hij lijkt omdat het gemiddelde van het continent opgedreven wordt door de hoge vruchtbaarheidsgraad in het Midden-Oosten. In Oost-Azië is de vruchtbaarheid teruggevallen op 1,7 en dat is een stuk onder de vervangingsratio. Op sommige plaatsen is de daling ronduit spectaculair. In Bangladesh nam de ratio sinds 1970 af van 6,9 tot 2,9. In Iran crashte hij van 6,5 in 1980 tot 1,9 in 2005.
Dalende vruchtbaarheid is een belangrijk maatschappelijk gegeven. Ze gaat meestal gepaard met beter onderwijs, een hogere levensstandaard (omdat de actieve bevolking beter opgeleid is) en meer kansen voor vrouwen (die uit werken kunnen gaan in plaats van al hun tijd te besteden aan de kinderen). Volgens sommige schattingen valt een kwart van de economische groei in Azië in de voorbije vijftig jaar toe te schrijven aan dat gunstige demografische patroon.
We missen de kinderen al
Anders wordt het als de vruchtbaarheid onder de vervangingsgraad daalt. Dan rijzen twee problemen, en met een daarvan wordt Azië nu geconfronteerd. Het ene is dat de economische voordelen beginnen af te nemen. Tussen 2010 en 2020 mag volgens de Chinezen worden verwacht dat het aantal mensen tussen 15 en 59 jaar met meer dan 30 miljoen afneemt in het land. Dat is de kern van de werkende bevolking. China ziet nu al een vermindering van het arbeidsaanbod en een opwaartse druk op de lonen.
Het andere probleem is dat sommige landen verglijden naar een ratio van 1,5 of minder en daar een generatie lang blijven, omdat de sociale normen verschuiven en de mensen het ideaal van een gezin met twee kinderen achter zich laten. Dat is gebeurd in Duitsland, gebeurt nu in Japan en Rusland en kan best weleens gebeuren in China, waar de vruchtbaarheidsgraad al meer dan twintig jaar beneden de vervangingsratio zit en de eenkindpolitiek het traditionele idee over de omvang van gezinnen heeft ondermijnd. Abortus op vrouwelijke foetussen leidde ertoe dat er in de komende twee decennia minder Chinese vrouwen op vruchtbare leeftijd zijn.
John Parker (redacteur milieu van The Economist)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier