Amerikaanse bedrijven zijn back in business

© reuters

De NV Amerika heeft opnieuw de wind in de zeilen. En meteen vinden de Amerikaanse ondernemingen ook hun stem terug.

Op 6 maart 2009, zes maanden na de val van Lehman Brothers, zag het er voor de NV Amerika beroerd uit. Het ooit machtige General Motors stelde vragen bij zijn voortbestaan, de prijs van het aandeel General Electric stond bijna op het laagste peil in achttien jaar en die van Citigroup op minder dan 1 dollar. De Dow Jones Industrial-index sloot af op 6627 punten, 53 procent lager dan zijn record, amper twee jaar eerder. Het aantal Amerikaanse firma’s in de top 10 van de wereld volgens marktkapitalisatie was goed op weg om van zes naar drie te zakken en het aandeel van de Verenigde Staten in de top 50 van ondernemingen dreigde te dalen van 50 naar 40 procent. Corporate America, dat ooit zelfs in communistisch China beschouwd werd als het businessmodel voor de wereld, was zijn kroon kwijt. Maar na een opmerkelijke kering van het lot, staan de Amerikaanse ondernemingen in 2014 weer aan de top van de zakenwereld.

Bij het begin van het jaar domineren Amerikaanse firma’s weer de top 10 naar marktwaarde. Bijna twee derde van de grootste vijftig ondernemingen is Amerikaans. Aandelenmarkten zijn onvoorspelbaar, maar het zal niemand verwonderen mocht de Dow de vijfde verjaardag van zijn dieptepunt in 2009 herdenken met een recordprestatie die 10.000 punten hoger ligt. In januari al toont de jaarlijkse Edelman Trust Barometer waarschijnlijk aan dat het vertrouwen van de Amerikanen in het bedrijfsleven zich sterk aan het herstellen is. Hun vertrouwen in de overheid ligt dan weer een stuk lager, en in sommige opkomende markten is het vertrouwen in het bedrijfsleven bedroevend laag.

De opleving komt er deels omdat Amerikaanse beleidsvormers er beter in slagen de economie op te peppen na de financiële instorting dan hun collega’s in Europa. De vraag nam gestaag toe en zal in 2014 nog verbeteren naargelang de huizenmarkt aan kracht wint, waardoor een hele reeks bedrijven, van vastgoedverkopers tot tuincentra, een ruggensteuntje krijgen. De rechtstreekse overheidssteun aan ondernemingen als GM en Citigroup mag dan controversieel zijn, maar ze kunnen in 2014 wel weer winst maken. Dankzij de liquide kaptaalmarkten kunnen de Amerikaanse ondernemingen hun balansen opnieuw stofferen met goedkoop langetermijnkrediet. De dalende werkloosheid zwengelt eindelijk het vertrouwen van de consumenten aan. En hoewel het herstel lang weinig jobs creëerde, was het zeker niet van winst gespeend. Het is best mogelijk dat de Amerikaanse ondernemingen in 2014 opnieuw een recordaandeel van het nationaal inkomen vertegenwoordigen.

Het Amerikaanse bedrijfsleven wordt verder gesterkt door toenemende aanwijzingen dat het een mooi speeltje in handen kreeg met nieuwe technieken zoals fracking, waarmee olie en aardgas goedkoop gewonnen kunnen worden. De politici trachten die technieken weliswaar streng te reglementeren – in 2014 maakt het Environmental Protection Agency een evaluatie van hun milieu-impact – maar dat houdt de binnenlandse productie van ‘onconventionele’ energie niet tegen. De winst is voor de ondernemingen die deze gas en olie verkopen (en weldra een aanzienlijk deel kunnen exporteren) en binnenlandse energieverbruikers in sectoren die dicht bij de nieuwe voorraadbronnen liggen, gaande van de petrochemie tot de staalnijverheid. In 2014 neemt het gebruik van die technieken in die mate toe dat, naar schatting van de consultant McKinsey, tegen 2020 2 tot 4 procent aan het bbp toegevoegd wordt.

De innovatienatie

De Verenigde Staten profiteren sneller van de onconventionele energiereserves omdat het land sneller en efficiënter innovatieve technieken omarmt. De durfkapitaalsector mag dan krimpen, maar in 2014 bewijst de Amerikaanse innovatiemotor dat hij tiptop in orde is. De Amerikaanse ondernemingen leiden de wereld naar de volgende fase van de sociale media. Ze vinden methoden om profijt te halen uit big data en ze stimuleren de ontwikkeling van de sharing economy.

Ook in het buitenland tonen multinationals het aanpassingsvermogen van het Amerikaanse businessmodel door hogere kaderleden naar ontwikkelingslanden te sturen en daar de lokale concurrenten de loef af te steken met technieken als frugal engineering. Dankzij hun overvloedige cashreserves in het buitenland worden Amerikaanse ondernemingen enthousiaste opkopers van buitenlandse firma’s en leiden ze zo een nieuwe golf van fusies en overnames in.

Naarmate hun zelfvertrouwen groeit, vinden de Amerikaanse ondernemingen hun stem terug in de grote beleidskwesties. De aardgasboom doet de CO2-emissies van het land scherp dalen. Daardoor worden de maatregelen die de Amerikaanse bedrijven moeten invoeren om de klimaatverandering aan te pakken een stuk goedkoper. De ondernemingen doen ook een hernieuwde inspanning om de VS ertoe te bewegen de leiding te nemen in een ronde van wereldomvattende handelsgesprekken, of ten minste aan te sturen op overeenkomsten over de vrijmaking van de handel met landen rond de Stille Oceaan en met de Europese Unie.

Helaas blijven de Amerikaanse ondernemingen geobsedeerd door kortetermijnwinst. Het brede publiek is eens te meer verbolgen over recordvergoedingen voor directieleden en in het bijzonder over de aanstootgevende kloof tussen de verloning van de baas en het loon van de gemiddelde medewerker in de meeste grote Amerikaanse bedrijven. Sommige zaken worden blijkbaar nooit beter.

Matthew Bishop (bureauchef van The Economist in New York)

Partner Content