Uw brugpensioen bedreigd
Jan is met brugpensioen, Ann heeft een Canada Dry, Piet heeft tijdskrediet opgenomen, Walter is vervroegd met pensioen en Marie is arbeidsongeschikt verklaard. Alle vijf hebben ze één ding gemeen: ze willen of kunnen niet meer werken, ook al zijn ze nog geen 65.
En dat is een groot probleem, want er moeten veel meer 55-plussers aan de slag.
Welke oplossing kunnen we vinden in dit kluwen van de eindeloopbaan?
Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren.” Dit is wellicht het bekendste citaat van de Vlaamse auteur Willem Elsschot. En een citaat dat volledig van toepassing is op een van de heikelste dossiers waarmee de sociale partners dit najaar worden geconfronteerd: het brugpensioen.
Slechts één op vier 55-plussers is aan de slag
Het staat buiten kijf dat de werkgelegenheidsgraad bij oudere werknemers moet worden opgetrokken. 28,1 % van de 55-plussers is in ons land nog aan de slag. Een van de middelen om die werkgelegenheidsgraad te verhogen, is het minder aantrekkelijk maken van het brugpensioen, nog altijd een van de bekendste uittredingssystemen. Eind augustus 2004 genoten 109.891 Belgen – vooral Vlamingen – een brugpensioen (zie grafiek: Zorgen minder bruggepensioneerden voor meer arbeidsongeschikten?).
Dat het aantal bruggepensioneerden de voorbije tien jaar een neerwaartse trend kende, is maar een magere troost. Het jongste anderhalf jaar is er weer een stijging. Met de vergrijzingsgolf in aantocht is de boodschap duidelijk: zoveel mogelijk mensen aan de slag, waarbij vooral de 50-plussers opnieuw in het arbeidscircuit worden geïntegreerd.
De idee om oudere werknemers in de sociale zekerheid te parkeren, is niet langer houdbaar. Het advies van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) aan België is duidelijk: het brugpensioen moet radicaal worden afgeschaft.
In de praktijk is dat echter nagenoeg onmogelijk. Het brugpensioen afschaffen mag dan wel een economische noodzaak zijn, er bestaat geen politiek en ook geen maatschappelijk draagvlak voor. Voor de vakbonden blijft het brugpensioen een heilige koe en de werkgevers zien het nog altijd als een ideaal middel om herstructureringen door te voeren zonder een sociaal bloedbad te veroorzaken. Elke week komt er wel een bedrijf in het nieuws dat ontslagen op een ‘zachte’ manier laat verlopen door een deel van het personeel met brugpensioen te sturen. Recent was dat nog het geval bij de Tiense citroenzuurfabrikant Citrique Belge en de Geelse elektronicagroep CMK Europe. Een ander voorbeeld uit een niet zo ver verleden is Ford Genk, dat zijn arbeiders van 48 en 49 jaar in de wachtkamer voor brugpensioen zette.
Er is echter niet alleen het vermijden van een sociaal bloedbad dat het brugpensioen aantrekkelijk maakt voor werkgevers en werknemers. De formule is ook relatief goedkoop voor ondernemingen, zeker als die moeten herstructureren. Bij reorganisaties hebben werknemers maar recht op een kortere opzegperiode. Concreet: als een bediende normaal recht zou hebben op een opzegtermijn van twee jaar, dan wordt die termijn ingeperkt tot zes maanden als zijn bedrijf aan het herstructureren is. Het geld dat het bedrijf daarmee uitspaart, wordt dan gebruikt voor de aanvullende uitkering die een bruggepensioneerde krijgt bovenop zijn werkloosheidsuitkering. Maar op een opzeg moeten volledige sociale rechten betaald worden, op de aanvulling niet. Dat is dus voordelig voor de werkgever.
Het relatief goedkope brugpensioen zorgt soms voor vreemde situaties. Bij de Vum-krant De Standaard wilden de werknemers tijdskrediet opnemen om ontslagen te vermijden. De werkgevers gaven echter de voorkeur aan het brugpensioen.
Het financieel aantrekkelijke plaatje veroorzaakt bij bedrijven geregeld een pavloviaanse reflex: afdankingen gebeuren te vaak op basis van leeftijd en anciënniteit en niet op basis van de kwaliteiten van de werknemer. Dat hebben bedrijven tot hun eigen scha en schande moeten ondervinden. Zo zag Belgacom zich genoodzaakt om afgedankte werknemers weer in dienst te nemen omdat de belangrijke technische expertise waarover ze beschikten niet langer aanwezig was in het bedrijf.
Tegen 2010 is het afgelopen met ‘brugpensioen’
Hoewel het brugpensioen een financieel aantrekkelijke oplossing is voor heel wat bedrijven, wil het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) het systeem ontmoedigd zien. De werkgeversorganisatie pakte in juli uit met een masterplan voor een actiever loopbaaneinde. En daarin pleitte ze ervoor om tegen 2010 definitief een einde te maken aan de pseudo-uittredingsmogelijkheden vóór de wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar. De werkgeversorganisatie beklemtoont dat een aantal taboes moet worden doorprikt, zoals de opvatting dat het brugpensioen een verworven recht is.
“Veel mensen hebben een vertekend beeld van wat het brugpensioen precies inhoudt,” zegt Pieter Timmermans, directeur-generaal bij het VBO. “Wie weet nog dat het brugpensioen eigenlijk geen uitstaans heeft met het pensioen of zelfs met het vervroegde pensioen? Er is dringend nood aan een mentaliteitswijziging.”
Het brugpensioen is inderdaad niets meer dan een werkloosheidsuitkering waaraan de werkgever een bedrag toevoegt (zie kader: Wie komt vandaag in aanmerking voor brugpensioen?). Daardoor sluit het zeer dicht aan bij het laatste nettoloon. Uit berekeningen van het VBO blijkt dat het brugpensioeninkomen gemiddeld 75 % van het netto-inkomen uit arbeid bedraagt. Voor lagere inkomens is dat verschil nog beperkter.
Wie als niet-bruggepensioneerde 1250 euro bruto per maand verdient, houdt er netto 1106,01 van over als hij of zij blijft werken. Kiest die werknemer voor een brugpensioen, dan krijgt hij tot aan zijn 65ste maandelijks 928,55 euro of 84 % van zijn laatste loon. Zonder dat hij ook maar iets moet doen. Als hij het handig aan boord legt en wat gaat bijklussen in het zwart, verdient zo’n bruggepensioneerde meer dan wanneer hij blijft werken. Bovendien krijgt een bruggepensioneerde vanaf zijn 65ste een volledig pensioen. Wie tot zijn 62ste of 63ste werkt, heeft geen recht op een volledig pensioen.
“Deze aberratie toont aan dat er nood is aan een mentaliteitswijziging,” zegt Pieter Timmermans. “Een mentaliteitsverandering die ervoor kan zorgen dat de sociale partners het erover eens worden dat het brugpensioen moet worden ontmoedigd, zoals dat in het verleden al werd gedaan.”
Het VBO wil de voorwaarden voor het brugpensioen aangepast zien. De organisatie pleit voor een actualisering van de gelijkgestelde periodes (vakantie, ziekte…) en een verhoging van de leeftijdsvoorwaarde bij herstructureringen. Hetzelfde geldt voor de anciënniteitsvoorwaarde in deze regeling. Die anciënniteit is trouwens een van de aspecten van het brugpensioen waar het makkelijkst aan te sleutelen is. Op dat vlak worden zeer lichte voorwaarden gehanteerd. Zo moet een werknemer bij een herstructurering gedurende de laatste vijftien jaar slechts tien jaar in de sector actief zijn om voor brugpensioen in aanmerking te komen. Die voorwaarde is zo licht dat bijna alleen het leeftijdscriterium een rol speelt om te bepalen of een werknemer al dan niet recht heeft op een brugpensioen.
Waar alle partijen al wel min of meer een consensus over hebben bereikt, is het zogenaamde financieel rugzakje. Een bruggepensioneerde die een nieuwe job vindt, zou de aanvullende vergoeding die hij als bruggepensioneerde krijgt niet verliezen maar behouden. Dat zou een eventueel lager loon in de nieuwe job compenseren. En voor de werkgever zou in dat geval die aanvullende vergoeding vrijgesteld worden van een socialezekerheidsbijdrage. Zowel werkgever als werknemer worden dus gestimuleerd.
Freya Van den Bossche lanceert eerste aanval
De voorbije tien jaar werd het systeem van brugpensioen al flink gecorrigeerd. Er kwamen onder meer strengere toegangsvoorwaarden. De brugpensioenleeftijd werd in de jaren negentig bijvoorbeeld opgetrokken van 55 naar 58 jaar. Die maatregelen hebben echter geen oplossing geboden.
Zo deed de strengere reglementering het aantal bruggepensioneerden inderdaad dalen van 137.250 in 1992 naar 107.915 vorig jaar. Maar in diezelfde periode steeg het aantal vrijgestelde oudere werklozen (werknemers die niet langer arbeidsmarktbeschikbaar moeten zijn en dus zijn vrijgesteld van het zoeken naar werk) van 51.911 naar 146.418. Van de niet-actieve werknemers van 50 tot 64 bevindt 32,9 % zich in dit uittredekanaal (zie grafiek: Zorgen minder bruggepensioneerden voor meer arbeidsongeschikten?).
Volgens Jef Maes van de ABVV-studiedienst bewijzen die cijfers dat het afbouwen van het brugpensioen oudere werknemers in andere systemen duwt. “Het is een systeem van communicerende vaten. Het valt trouwens op dat door het strenger maken van de brugpensioenregeling grote inkomensverschillen ontstaan tussen mensen van dezelfde leeftijd die inactief zijn geworden: sommige oudere werklozen krijgen bijvoorbeeld een extra van hun werkgever, andere niet. En kaderleden kunnen soms rekenen op een heel royale vergoeding.”
Daarmee verwijst Maes naar de zogenaamde Canada Dry-regeling, een systeem dat minister van Werk Freya Van den Bossche ( SP.A) liefst zo snel mogelijk wil afgeschaft zien. Naar analogie van het drankje dat op alcohol lijkt maar er geen is, lijkt de Canada Dry-regeling op een conventioneel brugpensioenstelsel, terwijl het dat eigenlijk niet is. Canada Dry is een brugpensioen zonder regels: er moet geen CAO worden afgesloten, er is geen leeftijdsgrens, geen anciënniteitvoorwaarde, de werkgevers moeten geen bijdragen betalen. Daarom bestaan er trouwens ook geen cijfers over het aantal Canada Dry-regelingen.
Oorspronkelijk was Canada Dry een systeem om de lasten op ontslagvergoedingen van hogere bedienden te omzeilen. Een voorbeeld: een bediende heeft wettelijk een opzeg van twaalf maanden, maar volgens de formule- Claeys heeft hij recht op achttien maanden. Dat verschil van zes maanden werd dan omgezet in een Canada Dry-regeling. Soms is de werknemer die van dit systeem kan gebruikmaken er financieel zelfs beter aan toe dan een collega die achttien maanden opzeg krijgt.
Federaal minister van Werk Freya Van den Bossche wil deze voor bedrijven goedkope uitstapregeling ontmoedigen en denkt daarbij aan het heffen van bijdragen zoals dat bij het conventioneel brugpensioen het geval is. Hoe hoog die bijdragen zouden moeten zijn, is vooralsnog niet duidelijk. Een mogelijke piste bestaat erin dat indien de leeftijd dezelfde is als bij brugpensioen dezelfde voorwaarden kunnen gelden. Als de leeftijd lager is, zou het Canada Dry-supplement zwaarder worden belast.
De plannen van Van den Bossche worden in ieder geval niet door iedereen op applaus onthaald. De Vlaamse ondernemersvereniging Voka liet bijvoorbeeld weten niet akkoord te gaan omdat het voorstel ofwel het kostenplaatje voor de werkgever opdrijft, ofwel de premie voor de werknemers kleiner maakt. Ook het VBO heeft zijn bedenkingen: “Het ontmoedigen van die regeling zal de eindeloopbaanproblematiek niet oplossen en de garantie geven dat tegen 2010 70 % van de mensen aan de slag is,” zegt Pieter Timmermans. “Ik ben voorstander van een tripartiete overleg: werkgevers, vakbonden en regering. Ik heb er ook geen probleem mee dat Van den Bossche de lead neemt zoals Frank Vandenbroucke dat vorig jaar met de werkgelegenheidsconferentie heeft gedaan. Maar dan wil ik wel een open discussie en geen taboes.”
Wegvluchten in tijdskrediet en arbeidsongeschiktheid
Terwijl de aanval op de Canada Dry-regelingen nog niet echt op volle kracht woedt, werken sommige werkgevers al aan nieuwe systemen. Zo heeft Fortis een aantal oudere werknemers halftijds tijdskrediet laten opnemen. De bank betaalt daarbovenop een aanvullende uitkering. Fortis zou dat gedaan hebben omdat de klassieke Canada Dry-procedure niet langer mogelijk was. In juli 2002 werd immers het statuut van de oudere werklozen aangepast. Vroeger kon elke vijftigplusser na één jaar werkloosheid van dit statuut gebruikmaken, nu geldt het alleen nog voor die werklozen die minstens 58 jaar oud zijn of 50 jaar met een anciënniteit van minimum 38 jaar. Vijftigplussers die niet langer aan die voorwaarden voldoen, komen terecht bij de werkzoekende werklozen. Iemand met een Canada Dry-statuut is niet werkzoekend. Halftijds tijdskrediet echter is onbeperkt in de tijd voor vijftigplussers. En dus liet Fortis de Canada Dry-formule vallen en opteerde voor tijdskrediet.
Pieter Timmermans is niet zo tevreden met dit soort ontwikkelingen. “Het tijdskrediet, dat als bedoeling had om arbeid en vrije tijd makkelijker te kunnen combineren, is in een aantal gevallen verworden tot een uitloper naar het pensioen. Dat oneigenlijke gebruik van het tijdskrediet moet worden ontmoedigd.” Het VBO zal tijdens de onderhandelingen over de eindeloopbaanproblematiek onder meer pleiten voor een verplichte verhoging van de brugpensioenleeftijd in verhouding tot het opgenomen tijdskrediet.
En misschien is er nog een nieuw achterpoortje opengegaan. In 2001 telde België 97.872 arbeidsongeschikten ouder dan vijftig. Twee jaar later was dat cijfer met ruim 12 % gestegen naar 109.718. Meer arbeidsongeschikten vanuit het onderwijs en vrouwen die door de verhoging van de pensioenleeftijd langer in het systeem blijven, zijn mogelijke verklaringen. Maar zou het verstrengen van de regeling van oudere werklozen er ook één kunnen zijn? Het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering ( Riziv) is alleszins gealarmeerd en doet momenteel een onderzoek naar deze cijfers. Resultaten worden dit jaar echter niet meer verwacht.
Brugpensioen goedkoper?
De onderhandelingen over de eindeloopbaanproblematiek zullen in ieder geval niet gemakkelijk verlopen. Ook de vakbonden hebben hun stellingen al ingenomen, daarin gesteund door een aantal politici. Zij zeggen duidelijk njet tegen de afschaffing of het verder verstrengen van het brugpensioen en om hun houding te staven, hanteren ze soms vreemde redeneringen.
Zo relativeerde SP.A-voorzitter Steve Stevaert de discussie over het brugpensioen door te stellen dat er bijvoorbeeld relatief weinig werknemers jonger dan 58 met brugpensioen zijn. In totaal zijn er dat 26.800, wat eigenlijk een beperkte impact heeft op de arbeidsmarkt, is zijn argument. In de praktijk merk je inderdaad dat de intreders in het brugpensioenstelsel ongeveer 58 jaar oud zijn. Boven de zestig is het aantal intreders zeer beperkt. Stevaert vergeet er natuurlijk wel bij te zeggen dat die -58’ers tot hun 65ste verplicht in het systeem blijven zitten.
Het meeste ophef werd echter veroorzaakt door de ABVV-studiedienst, die berekende dat een bruggepensioneerde gemiddeld minder aan de sociale zekerheid kost dan een werkloze van dezelfde leeftijd. Jef Maes berekende dat de kostprijs – per dag – van een oudere werkloze 31,55 euro bedraagt. Bij een bruggepensioneerde is dat 36,31 euro. In het laatste geval moet je daar wel de gemiddelde heffing voor werkgevers en werknemers op het brugpensioen van aftrekken (7,88 euro). Dan kom je in dat laatste geval op een reële kostprijs van 28,43 euro.
De ABVV-studiedienst lijkt het gelijk aan zijn kant te hebben, al moeten we ook hier een aantal kanttekeningen plaatsen. De berekeningen van Maes tonen aan dat de verschillen toch wel erg klein zijn. Bij de berekening van het terugverdieneffect is hij bovendien uitgegaan van de maximale bijdrage en dat klopt niet altijd. Het al kleine verschil zal in werkelijkheid dus nog kleiner zijn.
De ideale oplossing
De berekeningen van Jef Maes tonen alleszins aan dat de verschillende systemen van eindeloopbaan een groot kluwen zijn geworden. En in dat kluwen lijkt de logica en zelfs de sociale rechtvaardigheid een beetje (te veel) verloren te zijn.
Neem het voorbeeld van een werknemer die op zijn 58ste met brugpensioen gaat en van een werknemer die op 63 jaar met vervroegd pensioen gaat. De tweede moeten we om principiële redenen toejuichen. Hij blijft werken en verhoogt de werkzaamheidsgraad. Maar om financiële redenen moeten we zeggen: dommerik. Hij zal er immers, als het iemand met een relatief laag loon is, slechter aan toe zijn. De bruggepensioneerde verdient niet zo veel minder en blijft tot aan zijn 65ste pensioenrechten opbouwen, terwijl de vervroegd gepensioneerde een lager pensioen zal hebben. En hij zal zijn kleine financiële voorsprong die hij heeft opgebouwd tijdens zijn werkende jaren snel verliezen.
Daarom is de ideale oplossing – weet u nog, de droom van Willem Elsschot – een tabula rasa van al deze systemen die als communicerende vaten naast elkaar staan met voordelen voor de ene werknemer en nadelen voor de andere. Ter vervanging kan een eenduidig systeem komen: bijvoorbeeld pensioen op 65 jaar en een vervroegd pensioen vanaf 60 jaar waarbij lange of zware loopbanen al vanaf die leeftijd een volwaardig pensioen kunnen opleveren. Maar Elsschot parafraserend: “Tussen droom en daad staan politici in de weg, en sociale partners.”
Alain Mouton – Guido Muelenaer
Brugpensioen afschaffen mag
dan wel een economische noodzaak zijn, er bestaat geen politiek en ook geen maatschappelijk draagvlak voor.
De brugpensioenleeftijd werd in
de jaren negentig opgetrokken van
55 naar 58 jaar. Die maatregel heeft echter geen oplossing geboden.
Het VBO pleit ervoor om tegen
2010 definitief een einde te maken aan de pseudo-uittredingsmogelijkheden vóór de wettelijke pensioenleeftijd
van 65 jaar.
Het advies van de Oeso aan België is duidelijk: het brugpensioen moet radicaal worden afgeschaft.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier