Uw bank is niet veilig voor de fiscus

Het Belgische bankgeheim is een Zwitserse kaas met grote gaten. De fiscus en de rechter kunnen met gemak uw bankier overrompelen en uw financiële handel en wandel nagaan. De weinige bescherming die u nog geniet, zal door de harmonisering van de Europese spaarfiscaliteit helemaal voor de bijl gaan.

Op het vlak van de Belgische inkomstenbelastingen mag de fiscus in principe geen gegevens opvragen die in de documenten van de banken, krediet- en spaarinstellingen worden vermeld. De administratie mag de documenten die geen verband houden met geldbeleggingen of inkomsten, zoals bijvoorbeeld boeken en documenten over huishoudelijke uitgaven, dus niet opvorderen.

Het bankgeheim kan hier al worden doorgeprikt als de fiscus kan aantonen dat bepaalde bankrekeningen geen louter privatief karakter hebben (één enkele beroepsmatige overschrijving is al voldoende), of dat er toch verbanden zijn met bepaalde geldbeleggingen. In dat laatste geval wil de belastingadministratie de roerende voorheffing controleren.

Het bankgeheim mag worden verbroken wanneer een onderzoek van de administratie concrete gegevens aan het licht brengt die het bestaan doen vermoeden van een mechanisme dat de organisatie of de voorbereiding van fraude op het oog heeft. Alvorens het bankgeheim wordt opgeheven moet de administratie gegevens verzamelen die het bestaan aantonen van een frauduleus mechanisme.

Een paar jaar geleden (onder meer na de KB Lux-affaire) werd de mogelijkheid om het bankgeheim op te heffen nog versoepeld. Terwijl vroeger nog de medeplichtigheid van de bank moest worden aangetoond, is dat voor de verrichtingen vanaf 1996 niet meer het geval.

Het Belgische bankgeheim, dat nu al veel weg heeft van een Zwiterse kaas met gaatjes, wordt door het strafrecht nog verder uitgehold. Een bankier kan niet weigeren om te getuigen in rechte, noch kan hij zich verzetten tegen een huiszoeking of inbeslagneming van documenten die betrekking hebben op zijn cliënten in het kader van een strafrechtelijk onderzoek, zelfs als het onderzoek tegen een derde wordt gevoerd. In het kader van een strafonderzoek kunnen de gerechtelijke diensten dus alle nuttige inlichtingen verzamelen omtrent alle mogelijke financiële verrichtingen. De belastingadministratie heeft de bevoegdheid om, mits een procureur-generaal of auditeur-generaal een machtiging heeft gegeven, kennis te nemen van de inhoud van het strafdossier met het oog op de invordering van belastingen. De administratie kan via het strafdossier inzage krijgen in bankdocumenten en -gegevens waartoe het in normale omstandigheden geen toegang heeft.

Het bankgeheim kan ook worden opgeheven als u een bezwaarschrift tegen uw belastingaanslag hebt ingediend. Natuurlijk moeten de gevraagde inlichtingen nuttig zijn voor het onderzoek van de bezwaren. De bank zal het nuttigheidsoordeel meestal overlaten aan de cliënt. Als deze van mening is dat de gevraagde inlichtingen niet nuttig zijn, zal de bank die inlichtingen niet meedelen. Maar het is zeer de vraag of het niet verstrekken van deze inlichtingen een gunstige invloed heeft op de beslissing over het bezwaarschrift.

Meldingsplicht in de successie

In de strijd tegen witwaspraktijken en fiscale fraude streeft men er op Europees vlak immers naar om alle aandelen op naam te zetten. Het gebruik van titels aan toonder wordt geweerd. Nu al zijn de aandelen van de technologiebeurzen niet meer fysiek leverbaar, maar worden ze door de financiële instellingen bijgehouden in een effectenrekening die op naam staat.

Om de efficiënte controle op de samenstelling van de nalatenschap mogelijk te maken, wordt onder meer aan bankiers de verplichting tot kennisgeving opgelegd. Op die manier kan de administratie afdoende worden ingelicht over het overlijden van een persoon en de sommen, effecten en waarden die hem op die datum toebehoorden. Meer bepaald moeten de financiële instellingen op de dag van het overlijden de stand van de bank- en effectenrekeningen meedelen aan de administratie.

De administratie kan ook een bancair onderzoek instellen. Banken zijn wettelijk verplicht om aan de administratie, op vraag van de directeur-generaal, alle inlichtingen te verstrekken die nodig zijn om een juiste heffing van de successierechten te verzekeren. Bovendien moet de administratie de juistheid van die inlichtingen kunnen nagaan aan de hand van de registers of documenten waaruit ze gehaald zijn. Dat inzagerecht betekent echter niet dat de administratie zelf naar believen de boeken mag raadplegen en er opzoekingen in mag doen. Ze mag wel alle verrichtingen opvragen die de overledene of zijn echtgenote heeft gedaan minder dan drie jaar voor of na het overlijden. De bank moet dan afschriften van alle rekeninguittreksels voorleggen, maar ook inlichtingen verstrekken met betrekking tot aan- en verkopen van aandelen, inbewaargevingen van titels aan toonder, uitbetalingen van coupons enzovoort. Het gaat wel om inlichtingen die de bank verstrekt over de erflater of zijn echtgenote. De administratie kan zich dus niet op de algemene informatieplicht beroepen als de rekening op naam van iemand anders staat. Ze mag van zo’n onderzoek ook geen gebruik maken om bijvoorbeeld de namen en adressen van de erfgenamen op te sporen.

Als het onderzoek van de administratie betrekking heeft op feiten die meer dan drie jaar voor het overlijden zijn gebeurd, kan de administratie niet meer vragen om alle verrichtingen op te geven. In dat geval moeten de feiten die worden onderzocht nauwkeurig worden bepaald. Een volstrekte nauwkeurigheid is evenwel niet vereist. De feiten zijn nauwkeurig genoeg bepaald wanneer bijvoorbeeld gevraagd wordt of iemand in de loop van een bepaalde periode coupons van een vennootschap heeft geïnd, door wie bepaalde obligaties of aandelen werden aangekocht, op welke datum terugbetaalbaar geworden obligaties werden aangeboden met het oog op hun uitbetaling, enzovoort.

Als de feiten nauwkeurig genoeg zijn bepaald, kan de machtiging van de directeur-generaal zelfs slaan op verrichtingen die op eender welk tijdstip door derden (bijvoorbeeld erfopvolgers) zijn gedaan.

De buitenlandse bankrekening

De verplichte aangifte van de buitenlandse rekening gaat gepaard met de opheffing van het bankgeheim voor die rekeningen. De wet voorziet immers uitdrukkelijk dat de belastingplichtige de buitenlandse rekening moet vermelden in zijn aangifte. Daarnaast is men eveneens verplicht om de administratie inzage te geven in de bankuittreksels.

De verplichte aangifte van de buitenlandse rekening is onder ‘Europees’ vuur komen te liggen, omdat die strijdig is met de vrijheid van dienstverlening. Die omvat het recht voor Belgen om bankdiensten in andere lidstaten aan te kopen onder dezelfde voorwaarden als wanneer zij dergelijke diensten in België zouden aankopen. Buitenlandse banken hebben dan ook het recht om hun diensten aan te bieden onder dezelfde voorwaarden als de in België gevestigde financiële instellingen.

De Belgische maatregelen zouden nodig zijn om de fiscale fraude te bestrijden. Nochtans geldt voor Belgische bankrekeningen geen aangifteverplichting, noch een inzagerecht. Kennelijk acht de regering die maatregelen in de strijd tegen de fiscale fraude niet nodig voor wat de lokale bankrekeningen betreft. Of België zo’n tegenstrijdig standpunt kan verdedigen voor het Europees Hof van Justitie is zeer de vraag.

Het is duidelijk dat de regeling over de buitenlandse rekeningen Belgische spaarders ervan kan weerhouden spaartegoeden bij banken in andere Europese lidstaten aan te houden en dat die banken door die regeling worden gehinderd om hun diensten op de Belgische markt aan te bieden. De feiten bevestigen dit standpunt. Statistisch werd vastgesteld dat de tegoeden op de buitenlandse rekeningen van de Belgen fors zijn teruggelopen sinds de invoering van de aangifteverplichting.

Het principe dat het gemeenschapsrecht voorrang heeft op de nationale fiscale bepalingen voorzover de feiten zich afspelen binnen de Europese Unie werd in de rechtspraak al vaak bevestigd. De strijd tegen de fiscale fraude moet dus ook aan de Europese normen beantwoorden. In die omstandigheden lijken er voldoende argumenten voorhanden om de wettigheid van de aangifteplicht van de buitenlandse bankrekening met goed gevolg in twijfel te trekken. Sommige waarnemers zijn daardoor de mening toegedaan dat de geldigheid van de aangifteplicht door nietigheid is aangetast.

Vluchten kan niet meer

Het bankgeheim is in België niet meer dan een illusie. Op cruciale momenten kan het zonder problemen worden doorgeprikt. Beleggers hoeven niet bang te zijn dat het bankgeheim wordt afgeschaft, omdat het de verhoopte bescherming toch niet biedt.

Wat kan de belegger dan nog doen? Vluchten met zijn centen en opteren voor een verafgelegen en zeer exotisch belastingparadijs? De vluchtroute zal ongetwijfeld worden ontzenuwd door de onderhandelingsronde van de Europese Unie met deze vluchtlanden, waardoor informatie over de kapitalen die Europeanen daar beleggen wordt uitgewisseld. Wie met zijn geld de hort op gaat, moet de fiscus altijd een stap voor blijven.

Werner Niemegeers

Beleggers hoeven niet bang te zijn dat het bankgeheim wordt afgeschaft, omdat het de verhoopte bescherming toch niet biedt.

Een bankier kan niet weigeren om te getuigen in rechte en kan zich niet verzetten tegen een huiszoeking of inbeslagneming van documenten door het gerecht.

Het bankgeheim wordt opgeheven als u een bezwaarschrift tegen uw belastingaanslag hebt ingediend. De gevraagde inlichtingen moeten wel nuttig zijn voor het onderzoek.

Banken zijn verplicht om aan de fiscus alle inlichtingen te verstrekken die nodig zijn om een juiste heffing van de successierechten te verzekeren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content