‘Uitzendsector moet op zoek naar nieuw momentum’

Alain Mouton

Uitzendarbeid leidde jarenlang een sluimerend bestaan in de marge van de arbeidsmarkt. Maar sinds precies 25 jaar geleden een wettelijk kader werd ontwikkeld, is het een centraal flexibiliteits- en selectie-instrument. Toch neemt de kritiek toe, zeker uit vakbondshoek.

Wie de cijfers van de uitzendarbeid in België onder de loep neemt, krijgt een dubbel gevoel. Op lange termijn kent de sector al een kwarteeuw een structurele groei. De wet zoals ze sinds 1987 van toepassing is (zie kader Sociaal overleg uitzendarbeid traag proces) heeft de sector een enorme boost gegeven. Het aantal gepresteerde uren steeg van zo’n 30 miljoen per jaar in 1987 tot ongeveer 180 miljoen nu (zie grafiek). De penetratiegraad van de sector – het aantal uitzendkrachten op het totale aantal werknemers – behoort in België met 2,3 procent tot de hoogste van Europa. Enkel het Verenigd Koninkrijk en Nederland doen beter.

Anderzijds lijdt de sector onder de economische onzekerheid. In juli daalde het aantal gepresteerde uren uitzendarbeid met 2,15 procent ten opzichte van juni. In vergelijking met juli vorig jaar was er een daling met 11,62 procent.

“Tot de laatste crisis van 2008 was er voor uitzendactiviteit geen vuiltje aan de lucht”, zegt Jan Denys, arbeidsmarktspecialist van marktleider Randstad, dat op 1 oktober een colloquium organiseert over 25 jaar wet op de uitzendarbeid. “Er is sprake van onafgebroken groei met conjuncturele dips. Maar door de huidige economische crisis is er meer onzekerheid over toekomstige groei. Eén ding is zeker, we zullen er nog harder dan in het verleden moeten voor werken.”

Concurrent

Onder die naakte cijfers ligt volgens Denys een ander verhaal verborgen: de echte bloeitijd van uitzendarbeid lijkt voorbij. Die was eind jaren negentig en begin 2000 op zijn maximum. Toen keurde de Internationale Arbeidsorganisatie in Genève Conventie 181 goed, die het monopolie van de overheid afschafte en een nieuw model lanceerde waarbij overheidsinstellingen zoals bij ons de VDAB, en private actoren zoals uitzendbedrijven samen de arbeidsmarkt beheren. Toen werden de privébedrijven erkend als een belangrijke speler op de arbeidsmarkt.

“De vakbonden gingen akkoord, maar ze hebben dat nooit helemaal verteerd”, herinnert Denys zich. “Eind jaren negentig kregen de openbare bemiddelingsdiensten als de VDAB zware kritiek. Het waren logge, bureaucratische apparaten,… Er was zelfs paniek in die rangen. Men vreesde voor een overname door de privésector. Totaal onrealistisch, maar het leefde. In Australië werd het Commonwealth Employment Service, de plaatselijke VDAB, opgeheven. Je kreeg een netwerk van aanbieders die kunnen tenderen om aan arbeidsbemiddeling te doen.” Zover is het in Vlaanderen nooit gekomen. Hier hebben we een hybride model waarbij VDAB zowel de regisseur is die de lijnen uittekent, als de actor die naast privébedrijven actief is op de arbeidsmarkt.

Instellingen als de VDAB werden in die periode wat in het defensief geduwd. In Nederland werd uitzendarbeid op een nieuwe leest geschoeid: uitzendkrachten bouwden meer rechten op naargelang ze langer ze in de sector actief waren. Uitzendkantoren begonnen het voorbije decennium een steeds centralere plaats in de business van arbeid in te nemen door zich te profileren als algemene human resources provider.

Toen in België het stelsel van de dienstencheques werd ingevoerd, mocht de uitzendsector daar een rol in spelen. De bouwsector, jarenlang verboden terrein voor uitzendbedrijven, werd in 2003 opengesteld voor uitzendarbeid. Momenteel is enkel nog de overheidssector gesloten voor uitzendarbeid. Daar zou nu verandering in moeten komen, maar het is een processie van Echternach aan het worden. In de federale regering staan de sp.a, de PS en het cdH op de rem.

Vakbonden in de aanval

“Ter politieke linkerzijde werd uitzendarbeid tien jaar geleden grotendeels positief geëvalueerd”, stelt Denys vast. “Ik zie nu dat dat momentum er niet meer is. Een momentum is natuurlijk een situatie die kort duurt. De sector moet op zoek naar een nieuw momentum. Een positief element is dat de arbeidsbureaus van de overheid ondertussen een beter imago hebben gekregen. De VDAB werd onder voorzitter Fons Leroy gemoderniseerd. Minder leuk is dat de rol van de uitzendsector op de arbeidsmarkt meer en meer kritiek krijgt.”

De vakbonden stellen zich negatiever op ten opzichte van uitzendarbeid en private arbeidsbemiddeling. “Vakbonden gaan per definitie voor contracten van onbepaalde duur. Ze hebben altijd een probleem gehad met private spelers op de arbeidsmarkt”, verklaart Denys. “Die driehoeksverhouding werkgevers-uitzendbedrijf-vakbonden ligt hen niet. De syndicale beweging denkt hier altijd in een verhouding van twee tegen één te staan. Dat is nochtans niet altijd het geval.”

Ook het principe dat privébedrijven geld verdienen met arbeidsbemiddeling ligt moeilijk bij de vakbonden. België kent ook een toename van de dagcontracten (uitzendcontracten voor één dag) en mensen die in zo’n onzeker statuut werken zijn sneller ontevreden. Denys wijst ten slotte op de grote economische ontwikkelingen waarbij vakbonden zeker in internationale bedrijven hun greep verliezen. “Dan is de uitzendsector aanvallen een gemakkelijke afleider”, zegt hij.

Opvallend is dat andere vormen van flexibele arbeid minder worden aangevallen. Zoals mensen die via onderaanneming tewerkgesteld worden in sectoren als de vleesverwerking. Een deel van de flexibiliteit vindt zijn weg niet in het formele circuit en duikt dan op via malafide bedrijven. Maar de sector van onderaanneming is moeilijk te detecteren. Uitzendkantoren zijn opvallend aanwezig in het straatbeeld en zijn dus het zichtbare bewijs van de flexibele arbeidsmarkt.

Andere vormen van flexibiliteit in de lift

Betekenen die aanhoudende kritieken en de slechte cijfers van de uitzendarbeid dat de sector op zijn retour is? “Er is geen enkele indicatie van een structurele wijziging. België is natuurlijk al een tamelijk mature markt, maar op lange termijn denk ik toch dat dit een sector blijft met groeipotentieel”, benadrukt Denys. “Een deel van die arbeidsflexibiliteit wordt inderdaad ingevuld via andere kanalen. Spanje is bijvoorbeeld een moeilijk land voor uitzendarbeid. De penetratiegraad draait er al jaren rond de 0,5 procent. Dat komt omdat er in Spanje zeer veel gewone tijdelijke contracten worden afgesloten.”

Al sluit het ene het andere niet noodzakelijk uit. Sommige arbeidsmarktspecialisten zeggen dat uitzendarbeid vooral in rigide arbeidsmarkten een succes is. Het Nederlandse voorbeeld ontkracht die stelling. De penetratiegraad ligt er op 2,5 procent, het tweede hoogste cijfer van Europa, maar tegelijk kent de Nederlandse arbeidsmarkt verschillende andere vormen van flexwerk. Zoals tijdelijke contracten en de zelfstandigen zonder personeel (ZZP). Hun aantal steeg in tien jaar van 500.000 naar bijna 800.000. Dat zijn mensen die niet via uitzendbedrijven worden tewerkgesteld. Denys: “Het is nu aan onze sector om op die verschillende vormen van flexwerk in te spelen. Verdere groei in mature markten zal daar mee van afhangen.”

ALAIN MOUTON

“Vakbonden hebben altijd een probleem gehad met private spelers op de arbeidsmarkt”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content