Twee miljoen mensen met een droom

Laurenz Verledens vastgoedexpert bij Trends

Op 28 september opent in Antwerpen het Red Star Line Museum de deuren. Het museum vertelt het verhaal van de twee miljoen Europeanen die met een schip van de Red Star Line de oversteek naar Amerika maakten.

Philip Heylen (CD&V), de Antwerpse schepen voor Cultuur, loopt over van enthousiasme als hij ons door het fonkelnieuwe Red Star Line Museum gidst. In dat museum, dat op 28 september de deuren opent, kan de bezoeker het spoor volgen van de ongeveer twee miljoen landverhuizers die met een schip van de Red Star Line de oversteek naar de Verenigde Staten maakten: vanaf het vertrek in het thuisland, de aankomst in het imposante Centraal Station, de wandeling door Antwerpen naar de gebouwen van de Red Star Line, de controles daar, het douchen en het ontluizen, tot het moment dat ze via de loopbrug aan boord van het schip gingen.

Het museum is een geslaagde samenwerking tussen de publieke en de private sector. De privépartijen investeerden 3 miljoen euro in het museum, dat 18,5 miljoen euro heeft gekost. De Antwerpse rederij CMB van Marc Saverys bracht als hoofdsponsor 2,5 miljoen euro in.

Hoe is CMB bij dat project betrokken geraakt?

MARC SAVERYS. “We hebben ons laten verleiden door het mooie verhaal. Ik heb voor het eerst gehoord over de plannen voor het museum tijdens een boottrip in de haven met de schepenen Philip Heylen en Ludo Van Campenhout. De toenmalige Amerikaanse ambassadeur Sam Fox was toen ook aan boord. Hij had in België ontdekt dat zijn moeder op een van de schepen van de Red Star Line de reis naar Amerika had gemaakt.

“Philip Heylen heeft ons daarna met veel enthousiasme warm gemaakt voor het museumproject. Dat de Red Star Line en CMB een stuk geschiedenis delen, heeft natuurlijk meegespeeld. Aan het begin van de twintigste eeuw waren de Red Star Line en CMB de belangrijkste scheepvaartlijnen in Antwerpen. De Red Star Line specialiseerde zich in Noord-Amerika, CMB verzorgde met zijn Congoboten het transport van mensen en goederen van en naar Afrika. Net als de Red Star Line maakt CMB dus deel uit van de scheepvaartgeschiedenis van Antwerpen. We vonden dat een mooie gelegenheid om iets terug te geven aan de stad, de haven en de gemeenschap.”

Verwacht u een return van deze investering? Of is het meer mecenaat dan sponsoring?

SAVERYS. “Het is eigenlijk een vorm van mecenaat. Wij verkopen geen massaproduct aan het grote publiek. We zullen dus niet meer vracht binnenhalen omdat we de hoofdsponsor van dit museum zijn. Maar we kunnen de faciliteiten van het Red Star Line Museum wel gebruiken voor onze public relations. Zo zullen we hier regelmatig klanten uitnodigen, af en toe een receptie organiseren en een diner geven. Zo bekeken is er dus toch een beperkte return.

“Ik vond het belangrijk dat het verhaal van de Red Star Line aan een bestaand scheepvaartbedrijf kon worden verbonden. De Red Star Line is niet alleen een verhaal van migratie, het is een verhaal van migratie dankzij de scheepvaart. Scheepvaart is essentieel geweest voor de ontwikkeling van de wereldhandel. Die wisselwerking is interessant: als de wereld goed draait, draait de scheepvaart ook goed.”

Wat is het belang van dit museum voor Antwerpen?

PHILIP HEYLEN. “De voorbije jaren hebben we geprobeerd attractieve culturele topplekken te creëren in deze stad. ‘Plek’ is een van mijn favoriete woorden. Op een plek gebeurt iets, mensen ontmoeten er elkaar, er heerst een zekere spanning, je kunt er debatteren. Het Red Star Line Museum zal bij uitstek zo’n plek zijn. We tonen hier niet alleen een emotioneel, maar ook een actueel thema. Migratie is van alle tijden, het is een verschijnsel van het heden en het verleden. Bovendien zijn er veel verbindingen met andere thema’s. Het verhaal van de Red Star Line is ook dat van het Antwerpen en het Europa van toen, van de groei van de Verenigde Staten, van de haven, en van de bekende en de onbekende passagiers.”

Kan zo’n museum winstgevend zijn?

HEYLEN. “Winstgevend is misschien niet het juiste woord. Maar we willen geen musea bouwen die verlieslatend zijn. Dat is de reden waarom ik tot de conclusie ben gekomen dat het geen kwaad kan om wat minder musea te hebben. Maar de musea die we overhouden, moeten we zo in de markt zetten dat ze een groot publiek bereiken. Het heeft geen zin vier musea open te houden waar jaarlijks 15.000 mensen naartoe komen. Om u een idee te geven: in juli en augustus heeft het MAS 174.000 bezoekers over de vloer gehad. Dat is voor een zomerperiode een megasucces.”

SAVERYS. “Dat het financiële plaatje klopt, heeft ook meegespeeld in onze beslissing om dit project te steunen. Een van onze bezorgdheden was dat we geld zouden investeren in een museum dat na vijf jaar moet sluiten door een gebrek aan middelen. Het feit dat het is gelukt om het budget onder controle te houden — ondanks een vertraging bij de werken, wat de kostprijs meestal opdrijft — heeft ons vertrouwen versterkt.”

Wilt u met het nieuwe museum het succes van het MAS herhalen?

HEYLEN. “Ja, als je er het woord ‘verhoudingsgewijs’ aan toevoegt. Als het MAS een tanker is, dan is het Red Star Line Museum een mooi jacht. Het MAS is geconcipieerd om permanent op alle niveaus tweeduizend mensen te kunnen ontvangen. Dat is veel, en in het Red Star Line Museum is dat onmogelijk. Het Rubenshuis haalt jaarlijks 150.000 tot 170.000 bezoekers. Veel meer lukt daar gewoon niet. Idem voor het Museum Plantin-Moretus: het is een topmuseum, maar je kunt in dat historische gebouw niet de grote massa ontvangen. Maar we zijn ambitieus: we willen hier bezoekersaantallen van 150.000 à 200.000 per jaar en — zodra we op kruissnelheid zijn — willen we 250.000 bezoekers halen. Dan speel je in de categorie van de topmusea in ons land.”

Gaan jullie promotie voeren om de Amerikaanse afstammelingen van Red Star Line-passagiers naar Antwerpen te lokken?

HEYLEN. “Natuurlijk willen we daarop inzetten. 45 à 47 miljoen Amerikanen hebben de een of andere link met de Red Star Line. Dat is een enorm potentieel. Maar we hebben niet de middelen om een grootschalige multimediale campagne op te zetten in de Verenigde Staten. We zullen het moeten hebben van mondreclame en van beperkte maar doelgerichte acties. Zo hebben we al een promotietrip naar New York gemaakt, met een mooi resultaat. Er is al een recordaantal journalisten geaccrediteerd.

“België en Antwerpen zijn nog te weinig bekend om voor de grote massa te gaan. We mikken wel op mensen die naar dit deel van Europa willen komen. We kunnen hen iets unieks aanbieden. Op lange termijn is de verwachting dat dit museum het aantal recreatieve verblijfsovernachtingen vanuit de Verenigde Staten in Antwerpen zal doen stijgen met 10 procent.”

Om het museum te ontwerpen hebt u een beroep gedaan op Beyer Blinder Belle Architects, het Amerikaanse bureau dat ook het Ellis Island Immigration Museum in New York heeft vormgegeven. Heeft dat bureau knowhow die we hier niet hebben?

HEYLEN. “We hebben een grote wedstrijd georganiseerd via een open oproep van de Vlaamse Bouwmeester. Ik heb er toen voor gepleit ook Amerikaanse architecten toe te laten. Dat was toen nog nooit gebeurd, denk ik. Het heeft zelfs nog even tot een incident geleid. Men vreesde dat die Amerikanen er een Disneyachtig museum van wilden maken. Maar de aanpak van Beyer Blinder Belle geeft blijk van veel gevoel voor deze plek. Er waren architecten die de boel wilden platgooien. Dat was helemaal niet de bedoeling. Niemand heeft zo veel ervaring met dit soort projecten als John Belle.

“Met het Antwerpse ingenieursbureau Arcade hebben we een prima lokale partner gevonden. De nieuwe toren is ook een grote meerwaarde. Het uitzicht vanaf het MAS is behoorlijk spectaculair. Hier bereiken we maar de helft van de hoogte van het MAS, maar het uitzicht is zo mogelijk nog mooier. Je kijkt uit op de bocht van de Schelde zoals de migranten vroeger deden.”

Werken jullie ook samen met Ellis Island Immigration Museum?

HEYLEN. “Ja, en we zullen het enige museum zijn waarmee ze structureel samenwerken. Stephen Briganti, de voorzitter en CEO van The Statue of Liberty-Ellis Island Foundation, zal trouwens aanwezig zijn op de officiële opening.”

Speelt Antwerpen zijn rijke maritieme verleden wel voldoende uit als toeristische troef?

HEYLEN. “Het havenpaviljoen in het MAS speelt een belangrijke ambassadeursfunctie voor de haven van Antwerpen. Met het Red Star Line Museum breiden we het verhaal over het belang van de haven nog uit. We hebben ook de ambitie om de droogdokken opnieuw aan te leggen. Bij de heraanleg van de kaaien komt er een ‘maritiem lint’. En het is mijn grote droom om de huidige gebouwen van de Hogere Zeevaartschool een nieuwe invulling te geven die verband houdt met ons maritieme erfgoed.

“We moeten wel de tering naar de nering zetten. Zo wilden we dat maritieme lint al binnen drie à vier jaar realiseren. Dat zal in het beste geval binnen zes of zeven jaar zijn. Maar dat is geen schande. We zijn eigenlijk nog maar net begonnen met het project om het maritieme erfgoed van onze stad ten volle uit te spelen. Voordat we aan het MAS begonnen, was het meer dan honderd jaar geleden dat de stad nog een museum had gebouwd: het Museum voor Schone Kunsten op het Zuid. Nu hebben we twee nieuwe topmusea in twee jaar tijd. Dat is toch niet min?”

Is in de maritieme sector nog meer steun te vinden voor zulke projecten?

SAVERYS. “Dat denk ik wel. Onlangs is er een schitterend maritiem museum opengegaan in Hongkong. Dat werd helemaal gebouwd met middelen van de Hongkongse en Chinese rederijen. Er is een oude traditie in de scheepvaartsector om musea te steunen. Maar de juiste timing is ook belangrijk. We zijn een zeer cyclische sector. Mocht schepen Heylen ons in 2009 of 2010 steun hebben gevraagd, dan hadden we wellicht niet toegehapt.”

LAURENZ VERLEDENS

“Als het MAS een tanker is, dan is het Red Star Line Museum een mooi jacht”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content