Tussen museum en galerie
De kunstverzamelaar Maurice Verbaet heeft in hartje Antwerpen zijn eigen kunstencentrum geopend. Het is een ongewone combinatie van een exporuimte en een commerciële galerie. “Ik wil een lans breken voor de Belgische naoorlogse kunst tussen 1945 en 1975.”
Oef. Na herhaaldelijk uitstel heeft mvAc — kort voor Maurice Verbaet Art Center — eindelijk zijn deuren geopend. Het is geen privémuseum zoals dat van Walter Vanhaerents in Brussel of dat van Mark Vanmoerkerke in Oostende, wel een kunstencentrum met zowel museale als commerciële ambities. De plek verenigt beide passies van Maurice Verbaet: verzamelen en zakendoen.
Verbaet is een telg van de Antwerpse verzekeringsfamilie Groep Verbaet, maar hij maakte internationaal carrière als beursmakelaar. Ook als verzamelaar van moderne kunst heeft hij de voorbije dertig jaar een mooi palmares opgebouwd. Dat bleek onder meer uit zijn collectiepresentatie in het Museum van Elsene in 2012. “We willen blijven samenwerken met musea”, zegt Verbaet. “In 2016 stellen vijf Franse musea delen van onze privécollectie tentoon. Het gaat om kunst van na 1945: de focus van mijn privéverzameling en van het nieuwe kunstencentrum.”
Expohal en galerie
Verbaet speelde al langer met het idee een privémuseum te openen voor de verzameling die hij en zijn vrouw Caroline sinds de vroege jaren tachtig hebben opgebouwd. Hij kocht daarvoor de benedenverdieping, de kelders, de achtste verdieping en het dak van een iconisch gebouw: de voormalige kantoren van de drinkwaterproducent Antwerpse Waterwerken aan de Mechelsesteenweg in Antwerpen. “Licht, ruimte, hoge plafonds en een ideale ligging”, zegt Verbaet. “Elke Antwerpenaar kent het gebouw: iedereen kwam hier zijn waterfactuur betalen of betwisten.”
Twee derde van de exporuimte van 2000 vierkante meter is bestemd als hal voor tijdelijke tentoonstellingen, een derde als commerciële galerie. Boven is er een documentatiecentrum, een auditorium en een conferentiezaal, en later komt er nog een dakterras bij. “We veranderden ons concept voor kunstenaar Jean Rustin. Hij vroeg me jaren geleden zijn werk te promoten en te beheren, omdat hij problemen had met zijn toenmalige galerie. Door die vraag rolde ik als actieve verkoper in de kunstmarkt. Het was een leerproces. We hebben een vijftigtal Rustin-tentoonstellingen opgezet, van Denemarken tot Spanje, zowel in galeries als in musea. Ook in het mvAc zullen tentoonstellingen van Rustin komen.”
Les trentes glorieuses
De eerste tentoonstelling, die sinds zaterdag loopt, is een groepsexpo die is opgevat als een wandeling door les trentes glorieuses, de dertig economischegroei-jaren na de Tweede Wereldoorlog, waarin de Belgische kunstscene bruiste. Verbaet selecteerde niet alleen de bekende namen uit die periode, zoals Panamarenko, hij toont ook werk van een veertigtal ondergesneeuwde figuren, onder wie Marc Mendelson, Réne Guiette, Jacques Moeschal, Ferdinand Vonck en Serge Vandercam.
“Het zijn allemaal mensen die succes hebben gekend, maar die onterecht wat vergeten zijn. Een deel van de werken komt uit onze privécollectie, maar we kregen ook bruiklenen van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel, de Koning Boudewijnstichting en het BAM in Mons. Ons gebouw voldoet aan alle internationale museumvoorwaarden voor de vochtigheid, de luchtverversing en de UV-inval.”
Het kunstencentrum plant twee grote tentoonstellingen per jaar, die de galerie moeten “dynamiseren”. Volgend jaar komt er een overzichtstentoonstelling over de kunstenaar Paul Van Hoeydonck en een expo over de Belgische naoorlogse avant-garde in een buitenlandse context. “Daarin zullen we aantonen dat onze Belgische kunstenaars internationaal exposeerden en dat ze de juiste contacten hadden. Later volgen expo’s over de kunsthandelaar Ronny Van de Velde en grote twintigste-eeuwse Belgische verzamelaars als Bertie Urvater en Gustave Van Geluwe.”
Communicerende vaten
“Wat op onze grote tentoonstellingen te zien is, komt niet in de galerie terecht”, garandeert Verbaet. “We houden beide activiteiten zo gescheiden mogelijk. Maar zowel voor het kunstencentrum als voor de galerieruimte willen we samenwerken met naoorlogse Belgische kunstenaars of hun erven. In samenspraak met hun families zullen we nalatenschappen van overleden artiesten verdedigen in de vorm van tentoonstellingen en koopexpo’s, en als bruiklenen voor musea.”
“Er is niets verkeerd met commercie, vind ik. Een kunstencentrum met een galerieluik is een originele formule die zijn gelijke niet heeft in België. We pakken het heel serieus aan: we hebben tien mensen op de loonlijst, onder wie onderzoekers en curatoren. We zullen publicaties en catalogi maken over de kunstenaars die we exposeren.”
“Met zo veel vaste kosten zullen we de inkomsten uit de verkoop hard nodig hebben om het mvAc draaiend te houden. De eerste drie jaar maken we geen winst, dat besef ik ook wel. Ons doel is op lange termijn de naoorlogse kunstenaars van 1945 tot 1975 toegevoegde waarde te geven. Dat komt ook onze stock en onze collectie ten goede.”
Vooroorlogse collectie te koop
Een gedateerde kantoorruimte ombouwen tot een perfect geklimatiseerde expohal die geschikt is om er museale bruiklenen te tonen, is peperduur. Verbaet had dat onderschat. Subsidies had hij niet. Om zijn megaproject te financieren moest hij een deel van zijn befaamde privécollectie verkopen. Hij koos voor zijn vooroorlogse verzameling, met werken van onder meer Léon Spilliaert, Floris Jespers, James Ensor, Pierre-Louis Flouquet, Paul Joostens, Georges Minne, Frits Van den Berghe en Félicien Rops — ruim vijfhonderd stukken, die de Brusselse kunsthandelaar Eric Gillis sinds vorig jaar internationaal in de markt zet.
“Ik moest kiezen”, zegt Verbaet. “In de naoorlogse kunst zijn er nog zaken te doen. Veel artiesten, die in hun tijd nochtans internationaal bekend waren, zijn nu vergeten. Ik wil voor hen een lans breken. De vooroorlogse kunst is een veel matuurdere markt: de prijzen voor werken van topniveau zijn daar veel hoger. Al zijn ze vergeleken met hun Franse of Engelse tijdgenoten nog altijd spotgoedkoop. Belgische kunstenaars hebben zich altijd moeilijk weten te verkopen in het buitenland. Ik wil daar nu bij helpen.”
Maurice Verbaet Art Center, Mechelsesteenweg 64, 2018 Antwerpen. Open van donderdag tot zaterdag van 13 tot 18 u. en elke eerste zondag van de maand.
Thijs Demeulemeester
“Belgische kunstenaars hebben zich altijd moeilijk weten te verkopen in het buitenland. Ik wil daar nu bij helpen”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier