Trouwen of studeren ?

Ondernemen vereist meer dan een fortuinlijk ouderpaar en goede relaties. Zo luidt één van de conclusies in het historische panorama dat Bart De Wilde maakte over de werkgevers en werknemers in de Belgische textielnijverheid.

Vrouwen, het spel, drank en ingenieurs, dat zijn de vier oorzaken van faillissementen. Die boutade stamt van de vroegere UCO-bestuurder Emile-Jean Braun. “En met ingenieurs bedoel ik alle universitairen.” De veelzeggende anekdote was al op 27 juni 1991 te lezen in dit blad in het artikel Zoek de zonen van katoenbaronnen van Trends-directeur Frans Crols. Nu wordt het giftige grapje geciteerd in Witte boorden, blauwe kielen, de lijvige studie van Bart De Wilde over patroons en arbeiders in de Belgische textielnijverheid in de 19de en 20ste eeuw.

Historicus De Wilde werkt voor het Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging (AMSAB). Het viel dan ook te vrezen dat hij een historisch overzicht zou verwarren met een rood gekleurd pamflet van meer dan 400 bladzijden. Al heeft hij zijn politieke perspectief niet helemaal weten uit te bannen, De Wilde heeft er zeker geen eenzijdig sermoen van gemaakt. De parabels over kromgewerkte arbeiders versus potverterende patroons doemen op, maar de historicus nuanceert, brengt kritische toetsen aan op zijn basispalet en draagt er zorg voor dat hij het tableau in zijn juiste context plaatst. Dat hij nogal stevig put uit foto’s, affiches en illustraties die graag sarcastisch klauwen naar de eertijdse textielbaronnen, zullen we maar met de mantel van het beschikbare archiefmateriaal bedekken. Aan de hand van het boek werd overigens ook een rondreizende tentoonstelling samengesteld en daar doen satirische tot schrijnende beelden het sowieso beter dan slaapwiegende familiekliekjes. Ook in het (opvallend fraai vormgegeven) boek prijken tal van beklijvende foto’s.

WEST-VLAAMSE DYNAMIEK.

De uithaal van de UCO-bestuurder naar de universitairen past in het hoofdstuk waarin De Wilde op zoek gaat naar het opleidingsniveau van de textielpatroons. Aanvankelijk konden studies maar weinig helpen om op te klimmen in het industriemilieu. Beginnen door papa op te volgen en de onderneming uitbreiden dankzij een verstandshuwelijk bleken lucratiever.

Het verrassende aan de opleiding is evenwel dat lange tijd de voorkeur gegeven werd aan een algemene vorming. De technische en bestuurlijke aspecten werden toevertrouwd aan het hogere kader. Zelfs midden jaren vijftig omschreef men de ondernemer als een ziel en een hart en pas in laatste instantie ook als een brein, zo citeert de belezen De Wilde uit een bijdrage aan de Sociale Berichten van het Textielpatroonsverbond van het Kortrijkse uit maart 1956.

Met het complexer worden van handel en technologie drong de noodzaak van gerichte opleidingen zich op. Lange tijd scoorde de Gentse regio evenwel ondermaats voor de categorie opleiding. De verklaring hoeven we niet te zoeken in verstandelijke verschillen, maar in de traditie van voorbestemdheid, die in het statige Gentse textielmilieu altijd al dieper geworteld was. In Verviers tekende zich hetzelfde patroon af. In de West-Vlaamse cluster bleek familiale afkomst minder doorslaggevend. In West-Vlaanderen was de opleiding meestal belangrijker dan het huwelijk. Er begonnen dan ook meer dynamische werknemers voor zichzelf, of de kinderen diversifieerden in plaats van louter in de voetsporen van vader te treden. Schuilt daarin de ultieme verklaring dat er meer West-Vlaamse textielfabrieken de voorbije crisissen overleefden ?

Uiteraard maakten de kapitaalintensieve subsectoren het buitenstaanders al vanzelf moeilijker om erin te stappen. De dynastieën waren zelfs een gevolg van de eerste mechanisatiepogingen in de textielnijverheid. “Sterker nog,” oordeelt De Wilde, die hier alweer naar het artikel van Frans Crols verwijst, “zonder dynastieën zou er van mechanisatie geen sprake zijn geweest. Maar na verloop van tijd brachten ze verstarring in plaats van vooruitgang. Ondernemen vereiste duidelijk meer dan een fortuinlijk ouderpaar en goede relaties.”

SOCIALE RELATIES.

In een volgend deel stelt De Wilde de al even bonte arbeidersgroep voor. Daarbij stuit hij onder meer op de overschakeling van huisnijverheid naar fabrieksarbeid en de veralgemening van vrouwen- en kinderarbeid. Ook de huisvesting, voeding, seksualiteit en het drankverbruik schetst hij voluit. Als het genre Dickensiaanse sociaal-economische geschiedschrijving nog niet bestond, dan heeft Bart De Wilde het met dit werk uitgevonden. Dat huzarenstuk alleen al toont de enorme verdienste van dit boek aan.

Dan hebben we het nog niet eens gehad over de geschiedenis van de werkgevers- en werknemersorganisaties. Die komen vooral in het laatste deel ter sprake, waarin de hoofdrolspelers tegenover elkaar komen te staan. De paternoster van stakingen, CAO’s en andere overlegronden wordt voldoende genuanceerd uiteengezet.

LUC DE DECKER

Bart De Wilde, Witte boorden, blauwe kielen. Ludion, 404 blz., 1200 fr.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content