Topkoorts
De auteur is hoofddocent aan de Universiteit Gent en partner van de Vlerick Leuven Gent Management School.
Reacties: marc.buelens@trends.be
9 mei 1996. Niet minder dan vijf verschillende expedities bevinden zich op minder dan één kilometer van de top van de Everest. De meeste edities zijn commercieel. Twee groepen zijn zelfs vergezeld van een journalist, die uiteraard de reislustigen zin moet doen krijgen om óók de Everest te bedwingen. Je betaalt zo’n 65.000 dollar, waarna een zeer ervaren expeditieleider en heel wat sherpa’s je ‘in een zetel naar de top’ brengen. Al mag je dat niet te letterlijk nemen, want onderweg ben je door diarree, zuurstoftekort, kou en domme vergissingen zeker al enkele keren door de hel gegaan.
Die dag is het bijna file op de weg naar en van de top. De snel terugkerende dalers hinderen de tragere stijgers en er is haast mee gemoeid, want stilaan lijkt het schitterende weer om te slaan. De best voorbereide expeditie is ongetwijfeld de ‘Nieuw-Zeelandse’, onder leiding van Bob Hall, een man die fanatiek onnodige risico’s vermijdt. Daarnaast heb je nog de wat wildere ‘Mountain Madness’-groep, die een Amerikaanse tv-ster meezeult. Voorts zijn er de niet-gedisciplineerde Taiwanezen en wat verder van de top bevindt zich het zootje ongeregeld van de Zuid-Afrikaanse expeditie. Ook is er een expeditie van National Geographic, die een Imax-camera van enkele tientallen kilo’s meesleept. Zij zullen enkele van de meest dramatische gebeurtenissen filmen.
Bob Hall heeft pech. Onderweg moet hij Beck Weathers achterlaten, een arts uit Dallas. De man staat op het punt de ‘Seven Summits’ – de top van de zeven hoogste bergen uit elk continent – te bereiken. Na de Everest rest hem alleen nog een relatief gemakkelijke berg in Alaska.
Iemand achterlaten, is slecht voor je reputatie; je rijke cliënten moeten immers overtuigd zijn dat ze de top kunnen ‘kopen’. Het jaar voordien was het Hall overkomen met een Amerikaanse klant, een bediende bij de post, die hij op minder dan vijfhonderd meter van de top had zien stranden. Die klant is er nu ook weer bij, erg verzwakt, maar hij moet en zal de top bereiken. Weathers heeft een vreemd probleem: hij is blind aan het worden. Hij had immers ‘krasjes’ in de ogen laten aanbrengen om geen bril of lenzen te moeten dragen – die gaan niet zo goed samen met een zuurstofmasker. Maar door de geringe druk op 8000 meter verandert de vorm van het oog. Weathers sukkelt verder, tegen beter weten in, maar ziet nog nauwelijks een meter ver en moet uiteindelijk toch afhaken. Hij blijft wachten tot ‘zijn’ expeditie terugkeert van de top.
Idealiter bereik je de top rond de middag. Dan heb nog zo’n zeven uren om terug te keren naar het hoogst gelegen kamp. Want in het donker, of met felle wind en sneeuw vind je dat niet terug. Om 14.00 uur op de top staan, is zowat de uiterste limiet. Dan heb je niet veel tijd meer voor foto’s en wordt het levensgevaarlijk. Maar de postbediende-klant van Hall vordert veel te langzaam. De tijd verstrijkt. En plots steekt er, zo rond 16.00 uur, een vreselijke storm op. Er vallen in totaal acht doden, sommigen op nauwelijks 250 meter van het kamp.
Beck Weathers schuilt samen met negen anderen. Bij hem is de tweede Japanse vrouw die de top heeft bereikt: de tengere personeelsdirecteur van Federal Express Tokyo: Yasuko Namba Zij zijn er erg aan toe. De overigen bereiken het basiskamp en zetten een operatie op om Beck en Yasuko te redden. Te laat. Ze worden voor dood achtergelaten.
Na enkele uren ontwaakt Weathers uit de coma en strompelt tot aan het kamp. Neus afgevroren, twee armen afgevroren. Hij wordt in een tent ondergebracht in de hoop dat sherpa’s hem naar een lager kamp kunnen brengen.
De volgende nacht waait zijn tent aan flarden en niemand hoort hem roepen. Hij overleeft ook deze nachtmerrie. Zodra hij een lager kamp bereikt, blijkt dat helikopters op zo’n hoogte niet kunnen vliegen. De lucht is te ijl. Toch riskeert een lokale piloot zijn leven om eerst nog een andere gewonde en dan Beck Weathers naar Katmandu te brengen.
Weathers heeft nu een nieuwe neus en twee stompen als armen en houdt motivatielezingen. De boodschap van zijn lezingen? Als je maar sterk genoeg in je zaak gelooft en steeds belangrijke dingen voor ogen houdt, overwin je alle problemen. De vraag is natuurlijk: waarom nemen zo’n verstandige, goed voorbereide professionals toch zo’n domme beslissingen? Het antwoord luidt: topkoorts, summit fever. Als je dicht bij je felbegeerde doel staat en dan relevante informatie krijgt dat het doel toch niet te bereiken is, dan slaat summit fever toe. Dan denk je dat je, ondanks alle waarschuwingen, toch je doel zal bereiken.
Managers zijn heel vaak rationele, goed voorbereide professionals. Tot summit fever toeslaat. Bij een beursgang, bij een overname, als de headhunter je dicht bij een topjob heeft gebracht, als je voor 3 miljoen euro opties kan cashen, als je de deal van je leven in het Verre Oosten kan sluiten. Dan verschillen managers in wezen niet van bergbeklimmers. Dan vallen ze nog liever dood dan te moeten toegeven dat het doel net niet haalbaar is en waarschijnlijk voor hen nooit haalbaar zal zijn. En net zoals bergbeklimmers durven ze dan wel eens enkele anderen in hun val meeslepen.
Marc Buelens
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier