Top 100 bedrijven Vlaams-Brabant
Wie zijn de economische zwaargewichten van de Vlaamse provincies? Trends maakte letterlijk een rondrit doorheen Vlaanderen. De Vlaams-Brabantse bedrijven kampen met luxeproblemen.
Donderdag 20 maart, kwart voor acht. Het is een typische miezerige maartse ochtend. Aan het station van Halle haasten tientallen pendelaars zich naar hun trein. Het is een goedogend, functioneel station. De doorritten naar Londen en Parijs sleurden ook dit grondig gerenoveerde station mee in de vaart der volkeren.
Klokslag acht uur. Roger Hanon, industrieel promotor van de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Vlaams-Brabant (POM), is stipt op de afspraak. De Trendsreporter rijdt die dag mee in zijn POM-bedrijfswagen. Op weg naar de eerste ontmoeting, in de hoofdkantoren van Colruyt, twee kilometer verderop, worden we meteen geconfronteerd met een van de heetste hangijzers van Vlaams-Brabant: mobiliteit. We zitten een vijftal minuten strop in het stremmende verkeer in het centrum van Halle. Maar we komen ruimschoots op tijd aan de kantoren van Colruyt. In de auto heeft Roger Hanon nog even tijd voor uitleg over de POM in de zuidelijke Zennevallei, het gebied tussen Drogenbos en Halle. “We zouden graag wat meer initiatieven zien van het stadsbestuur van Halle”, zegt Hanon. “Oké, hier heerst bijna volledige tewerkstelling. Maar het stadsbestuur van Halle moet wat verder durven kijken, binnen een regionale context.” Het stadsbestuur pronkt te veel met het argument leefbaarheid en het behoud van de open ruimte. Bedrijventerreinen zijn schaars in Vlaams-Brabant. In deelgemeente Lembeek sleept de ontwikkeling van een bestaand industrieterrein al te lang aan.”
Te weinig ruimte
8.35 uur. Gedelegeerd bestuurder Luc Rogge komt ons persoonlijk aan de receptie afhalen in het hoofdkantoor van Colruyt. Via een glazen overwelfde gaanderij in een patio en een erg spaarzaam uitgevallen lift, gaat het naar zijn al even spaarzame kantoor op de vierde verdieping. Vanuit dat kantoor worden alle problemen in één oogopslag duidelijk. Het centrale magazijn van de grootgrutter in Dassenveld. De vijftien huizen aan de rand van Dassenveld. De snelweg A8 in de verte (waar het ook een uur later nog aanschuiven is). De langzaam wiekende windmolen achter de Dassenveldmagazijnen. En de kantoren in aanbouw aan de Edingensesteenweg voor Colli-Shop, de internetverkoopdochter. “Onze realiteit is dat de winkels groeien in omzet. Onmiddellijk daarna moeten wij ook onze magazijnen uitbreiden. We hebben nu nog wel even ruimte. Maar als we blijven groeien – en dat hoop ik uiteraard – kampen we over enkele jaren weer met te weinig ruimte.”
Colruyt is een schoolvoorbeeld van een bedrijf dat het slachtoffer dreigt te worden van zijn eigen succes. Het is een getuigenis die trouwens de hele dag, ook bij de andere bedrijfsbezoeken, opduikt. In de provincie Vlaams-Brabant heerst een toestand van bijna volledige tewerkstelling.
Het avontuur van het nummer één in de top 100 van bedrijven in Vlaams-Brabant begon in de binnenstad. Na een halve eeuw, en zeven uitbreidingen later, heeft Colruyt de hoofdkantoren en het centrale magazijn aan de stadsrand gevestigd. Maar bij gebrek aan alternatieven in Halle, breidde het bedrijf ook in Gellingen in Henegouwen fors uit. “In 1994 zijn we naar Gellingen getrokken. In 2000 hebben we toch weer plaats gevonden in Halle, in de wijk Dassenveld. Daar staat nu 80.000 vierkante meter stapelruimte. Daar kan nog 30.000 meter bij. Maar dan zal het vol zijn. Vanaf 2012 moeten wij dus elders heen.”
In Gellingen is nog ruimte. In Halle is het moeilijker. Luc Rogge noemt de relaties met het stadsbestuur behoorlijk. Het verkrijgen van vergunningen verloopt erg traag, moeizaam. Opmerkingen en adviezen over mobiliteit. Lawaaihinder. Horizonvervuiling. Lichtvervuiling (brandende lampen op de parkings van het magazijn). Hinder van ‘schaduwflitsen’, die ontstaan door de malende wieken van de windmolen en een opgaande of dalende zon. “De vergunning voor de windmolen verliep heel moeilijk. De windmolen dekt een derde van onze elektriciteitsbehoefte. Maar het nadeel van wind is dat je er niet zeker van bent. 2006 was bijvoorbeeld een goed wijnjaar, maar een slecht windjaar. Een warme zomer, maar nauwelijks wind.”
Forellenlift
Colruyt is een monument in Halle. In een straal van tien kilometer rond Dassenveld wonen 5000 werknemers. “Als je hier woont, maak je veel kans dat je broer, je schoonbroer of je buur bij Colruyt werkt. Dat zorgt ook voor omzet en tewerkstelling bij de lokale middenstand. Maar in deze streek zijn nu ook amper nog goede mensen te vinden. We moeten aanwerven in Brussel en in Wallonië.”
Vooral de jongste drie, vier jaar nam de druk toe om elders te rekruteren. De taalbarrière is daarbij een handicap. Colruyt lost die op met taallessen. In sommige afdelingen is de helft Franstalig. “We besteden ook veel aandacht aan een multiculturele opleiding. Het is niet alleen rozengeur en maneschijn. We hebben veel mensen uit Matonge, de Afrikaanse wijk in Elsene. Dat begint met één. Die brengt zijn broer mee. Zijn neef. En na een tijd heb je er honderd. Maar dat is geen probleem. Je moet die mentaliteit een beetje gewoon worden. We hebben ook veel Noord-Afrikanen. Je moet er een beetje rekening mee houden. Met de ramadan hebben we een aparte ruimte voor de rustpauze. Want die mensen mogen niet eten. Als je honger hebt en je ziet de anderen eten, is dat vervelend. Als die mensen ook eens op hun knieën willen zitten in de ruimte en bidden: geen probleem.”
9.40 uur, in de lift. Bij het antwoord ‘de volgende afspraak is om halfelf bij de luchthaven’, kijkt Luc Rogge instinctief naar zijn horloge. “Ja, dat moet lukken.” De autorit naar Zaventem gaat inderdaad vlot, op wat gestremd verkeer na op de ring rond Brussel bij Zellik en bij Grimbergen. In de auto vertelt Roger Hanon over zijn kerntaken bij POM Vlaams-Brabant. En weer wordt het kernthema een luxeprobleem. De POM ontwikkelt industrieterreinen, een schaars goed in de succesprovincie. Hanon verduidelijkt de infrastructuurwerken, de aanleg van nutsvoorzieningen, de commercialisering en het beheer van industriezones. In Huizingen wil POM een verlaten bedrijfsterrein van zeven hectare voor kmo’s ontwikkelen. Het verkrijgen van de vergunningen en de administratieve procedures verlopen traag. Tot het gamma van de te omzeilen klippen in Huizingen behoort de installatie van een forellenlift. Door de industriezone stroomt de Molenbeek, een waterloop met niveauverschillen. Bij de gewestelijke administratie Leefmilieu adviseerde het Agentschap Natuur en Bos de vissenlift. Voor het geval het water van de Molenbeek weer zuiver wordt en dat er forel zou zwemmen. De kosten van dergelijke frivoliteiten worden doorgerekend aan de bedrijven die zich op het terrein vestigen.
Kennis Nederlands noodzakelijk
10.30 uur. Aviapartner. Peter Oostenenk geeft zijn eerste interview als CEO van het afhandelingsbedrijf op de luchthaven. Sinds begin januari vervangt hij Theo Dilissen. De Trends Manager van het Jaar 2001 was de jongste maanden aan het ziekbed gekluisterd. Sinds enkele weken is hij als uitvoerende voorzitter van de raad van bestuur weer deeltijds aan de slag.
Oostenenk kwam trouwens mee met Dilissen naar Aviapartner. Ze kenden elkaar uit een vorig leven bij de schoonmaakmultinational ISS. Toen Aviapartner in het najaar van 2005 in handen kwam van het durfkapitaalfonds 3i, gebeurde ook een managementwissel. Dilissen als CEO, Oostenenk als CFO. Nu heeft de Nederlander dus de topjob. Hij bestuurt in Zaventem een groep met 1500 mensen. 950 bij de afhandeling (bijvoorbeeld inchecken en bagagebehandeling), 500 werknemers bij de vrachtafdeling. Daarnaast is er het personeel voor het hoofdkantoor van de Europese groep. Aviapartner is actief op 37 luchthavens en telt 6000 werknemers.
Het leuke aan de Nederlander is dat hij meteen vergelijkt met andere Europese luchthavens. Noem het maar een helikoptervisie. Ook Aviapartner wordt in Zaventem slachtoffer van zijn eigen succes. Het voorbije jaar groeide de werkgelegenheid met 160 mensen of 13 %. “We hebben het steeds moeilijker om mensen te vinden. Maar dat zien we ook in grotere delen van West-Europa. Het specifieke aan Zaventem is dat je moet putten uit een veel kleinere populatie. Het Brusselse gewest heeft veel werklozen, maar bij Aviapartner moet je uiteraard Nederlands verstaan en spreken. We worden wel soepeler, want we vinden gewoon de mensen niet meer”, zucht Karel Bekaert, de operationele directeur voor de divisie afhandeling.
Bekaert is ook de algemene directeur van Aviapartner Belgium, op plaats 91 in de Top 100 van Vlaams-Brabant. “De werknemers moeten de instructies en de procedures in het Nederlands begrijpen. Het gaat hier onder meer om de veiligheid op het tarmac en dat is essentieel.” Zelfs de forse afslanking met 800 banen bij DHL de voorbije week kon nauwelijks soelaas bieden. “De meeste mensen hadden al een baan. We hebben een tiental mensen gevonden”, zegt Bekaert. Oostenenk voegt er graag aan toe dat ook andere luchthavens hun (nacht)beperkingen hebben. “Het voordeel van Zaventem is dat het nog altijd luchtvaartmaatschappijen kan aantrekken. Want Zaventem staat niet alleen voor nachtvluchten. Schiphol Amsterdam zit daarentegen aan de limiet voor het aantal vluchten en voor de geluidsnormen.”
Aviapartner merkt voorlopig nog niets van een eventuele afkoeling van de economie. Alleen waarschuwt Bekaert voor een te felle opwaartse loondruk. “We moeten door de schaarste aan werknemers een competitief pakket aanbieden. Dit jaar hebben we maaltijdcheques ingevoerd. De zoektocht naar een evenwicht tussen de economische noden en de verlangens van het personeel is een continue uitdaging. Driekwart van onze kosten zijn personeelskosten. De luchtvaartmaatschappijen vragen lagere marges, maar tegelijk moeten onze werknemers goed gevormd en gemotiveerd aan de slag kunnen.”
12 uur, restaurant Orange, Nossegem. Het trendy restaurant aan de Leuvensesteenweg raakt behoorlijk gevuld. Niet alleen het goede eten, ook de ruime parking verklaart wellicht de hoge bezetting. We genieten van een magret de canard, begeleid door een glas witte Californische Cartlidge. Ondertussen blijft Hanon hameren op de moeizame weg om bedrijventerreinen aan te leggen. De regels zijn complex en de procedures slepen lang aan. “De aanleg van de industriezone Westrode in Meise was twintig jaar een discussiepunt. De aankondiging van de verhuis van DHL naar Leipzig in 2004 heeft de dingen dan toch in beweging gezet. De aanvankelijke oplevering was gepland voor 2008. Wat wordt het nu? 2010? Er bestaat in Vlaams-Brabant te weinig maatschappelijk draagvlak voor de aanleg van bedrijfsruimte.” In Westrode blijft van de 78 hectare bruto-industriezone uiteindelijk 44 hectare over. De resterende 34 hectare werd ingenomen als groene bufferzone. “Frustrerend”, oordeelt Roger Hanon.
Voeding, gezondheid en medicatie
14.10 uur. Schapenveld, Tienen. Op een grasveld van tien hectare grazen drie paarden en een tiental schapen. Een gure maartwind waait over de vlakte, met in het midden een bomenrij. Vóór de grasweide strekt zich het terrein van 30 hectare van Robert Bosch Productie uit. Het is het nummer dertien in de Top 100 Bedrijven in Vlaams-Brabant. “Na twee jaar onderhandelen konden we dit grasveld van Robert Bosch kopen en er tien hectare industriegrond van maken”, meldt Hanon trots. “Dit is een mooie zaak. Tien hectare industriegrond vinden in Vlaams-Brabant is een enorme buitenkans.” De plannen met Schapenveld zijn dan ook niet min. De POM gaat erg selectief om met haar gronden. Er steekt een wetenschapspark in de pijplijn met als thema gezonde voeding. Tienen staat bekend om zijn voedingsindustrie, met als bekendste visitekaartje de suikerproductie. Voorts zijn er Orafti (functionele voeding), SES (zadenveredeling) of Citrique (citroenzuur). In samenwerking met de stad Tienen en de KU Leuven timmert de POM aan een cluster rond de combinatie van voeding, gezondheid en medicatie. “Hoe kieskeuriger en selectiever we bedrijvenzones thematisch invullen, hoe duurzamer en bestendiger de tewerkstelling”, hoopt Hanon.
14.30 uur. Robert Bosch Productie. Tienen mag dan vooral geassocieerd worden met suiker, de grootste werkgever (1500 mensen) is de producent van ruitenwissers Bosch. Het bedrijf is een dochter van een Duits bedrijf. Net zoals Tiense Suiker een dochter is van Südzucker. We worden ontvangen door een ruime delegatie. Peter De Troch, communicatiedirecteur voor de Benelux, Matthias Lanwehr, de gedelegeerd bestuurder van Robert Bosch in Anderlecht, de verkooporganisatie voor België, Hubert Oebels, Werkleiter van de vestiging in Tienen en Miguel Vanden Eynde, zijn personeelsdirecteur. Oebels is pas een jaar directeur in Tienen, maar hij staat erop Nederlands te spreken. “Von Natur aus ben ik ein Deutscher. Maar ik moet Nederlands leren. Om met de mensen hier te kunnen spreken.”
Het bedrijf in Tienen, het nummer dertien in de Top 100, verdient best wat meer aandacht. Niet alleen vanwege de kerngezonde balanscijfers of vanwege het bezoek door de Vlaamse minister-president Kris Peeters (CD&V) eind januari. Of misschien omdat de liefde tussen Tienen en Stuttgart, het hoofdkantoor van Bosch, al sinds 1972 standhoudt? Nee, Robert Bosch Productie is vooral het wereldwijde competentiecentrum voor ruitenwissers van het Duitse technologieconglomeraat. Per dag produceert Tienen 400.000 ruitenwissers. De productie van wisbladen – 82 miljoen per jaar – draait continu in een drieploegenstelsel, zeven dagen op zeven. De productie van wisarmen bedraagt 18 miljoen per jaar. Honderd ingenieurs sleutelen in Tienen aan de wereldwijde ontwikkeling van nieuwe applicaties voor ruitenwissers. “We leveren vanuit Tienen aan elke autofabrikant in de hele wereld”, zegt Oebels. “We hebben geen standaardgamma. De geometrie van elke autoruit is verschillend.” In Europa is Robert Bosch marktleider met 50 % marktaandeel.
Ook bij Robert Bosch belandt het gesprek onvermijdelijk bij de werknemers. “De arbeidsmarkt is krap in deze regio”, zegt Oebels. “Dat is toch een duidelijk verschil met Duitsland en Frankrijk. In de omgeving van Stuttgart is het ook moeilijk. Maar in Oost-Duitsland vind je de medewerkers. België is een gedeeld land. Het is heel moeilijk om Waalse machinearbeiders naar Vlaanderen te krijgen. Er heerst dus een taalprobleem. Want hier spreekt men Nederlands.”
In oktober vorig jaar vierde Robert Bosch zijn honderdjarig bestaan in België. Bij die gelegenheid werd niet alleen een fraai boek uitgegeven. De topdirectie bezocht ook de vestiging in Tienen. De hoge delegatie stelde bij die gelegenheid toch wat vragen over de politieke crisis in ons land. Op de dag van ons bezoek, 20 maart, kon premier Yves Leterme (CD&V) eindelijk zijn federale regering voorstellen.
16.15 uur. Het miezert op het grootse bedrijventerrein van Robert Bosch Productie. Het bezoek wordt afgesloten met een fotosessie van het duo Duitsers aan de nieuwste automatische band, die ruitenwissers produceert. Roger Hanon rijdt vervolgens naar Leuven. In de kantoren van de POM, in het provinciehuis, levert hij de bedrijfswagen af. Net vóór we door de druilerige regen Leuven binnenrijden, komen we door een natuurgebied. De Dijlevallei. “Wat de naam is van dat natuurgebied? Ik weet het niet. Ik heb Vlaams-Brabant leren kennen via zijn bedrijvenzones. Beroepsmisvorming misschien. Als het geen bedrijvenzone is, ken ik het niet.” De geboren en getogen Hallenaar werkt sinds 1976 voor POM Vlaams-Brabant. (T)
Door Wolfgang Riepl/Foto’s Filip Van Loock
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier