TOP 100 BEDRIJVEN Oost-Vlaanderen
Wie zijn de economische zwaargewichten van de Vlaamse provincies? Trends maakte letterlijk een rondrit doorheen Vlaanderen. De troeven en minpunten van Oost-Vlaanderen, gewikt en gewogen.
File op de E17 wegens wegenwerken. File op de R4 na een ongeluk. En later op de dag nog eens aanschuiven door werken in Wetteren. Elk van de drie bedrijven die we bezochten, bestempelde de goede bereikbaarheid van Oost-Vlaanderen als troef. Maar op die woensdag 19 maart gaf de provincie niet de indruk nauwelijks last te hebben van files. Voor wie geregeld naar Brussel of Antwerpen rijdt, is de provincie echter doorgaans een verademing.
Hightech
Het is 8.50 uur en aan de receptie van Tele Atlas in Gent ontmoeten we de directeur van de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Vlaanderen, Johan Declerck. Daarna neemt pr-directeur Dirk Snauwaert ons mee naar het kantoor van vicepresident finance & administration voor de regio Europa, Midden-Oosten en Afrika Dirk Bossaert. Snau- waert is inmiddels aan de slag als directeur interne communicatie bij De Post. Bossaert is een fervente zeiler en heeft er een carrière opzitten bij Solvay, DHL, Flanders Language Valley (FLV) en Phonetic Topographics, een gemeenschappelijke dochter van FLV en Tele Atlas. Hij is al zes jaar financieel directeur bij het Gentse bedrijf. De digitalekaartenmaker steunt een overnamebod van de Nederlandse navigatiesystemenbouwer TomTom. Dat gebeurde in november. Het is nog wachten op de uitslag van het Europese mededingingsonderzoek.
“Zestig procent van onze werknemers woont in een straal van 25 kilometer rond Gent. Daarom zitten we nog altijd hier.” Snauwaert was voorzitter van de stuurgroep die de nieuwe locatie moest bepalen toen het bedrijf anderhalf jaar geleden te groot werd voor zijn toenmalige hoofdkantoor in de Gentse Moutstraat. Daar begon oprichter en huidig CEO Alain De Taeye met vijf medewerkers. Ondertussen zijn het er 375.
Er volgde een uitgebreide mobiliteitsstudie en verschillende locaties passeerden de revue. De huidige bureaus aan het Office Park Zuiderpoort beantwoordden het best aan wat de onderneming zocht: goed bereikbaar met de trein, dicht bij de snelweg en een locatie die het imago van een jonge, innovatieve, hightechonderneming ondersteunt. Maar Tele Atlas blijft groeien. Eerst huurde het vier verdiepingen, nu zijn het er al vijf. “We gebruiken onze locatie ook om nieuwe medewerkers aan te trekken”, zegt Bossaert, terwijl hij breed glimlachend een personeelsadvertentie opdiept. ‘Enjoy the pleasure of working in Gent’.
Op zoek naar werklustigen
De zoektocht naar geschikt personeel is een thema dat nog wel bedrijven bezighoudt. “Voor een stuk is dit natuurlijk een positief probleem”, relativeert Bossaert. “Uiteindelijk wil dat zeggen dat we groeien.” Tele Atlas heeft bijna permanent een zestigtal vacatures openstaan, waarvan de meerderheid om in Gent te komen werken. “Een van de extra troeven van Gent is het universiteitsmilieu en dus het reservoir aan mogelijke werkkrachten. Voor het eerst zijn hier meer studenten dan in Leuven. Voor ons is dat positief. En doordat we steeds bekender worden en in een groeimarkt zitten, krijgen we ook steeds meer spontane sollicitaties.”
“Bovendien zal dat niet veranderen na de overname door TomTom. Dat zal een van de voorwaarden zijn van Europa. Dat er twee volledig gescheiden entiteiten blijven onder de TomTomholding. Op die manier kunnen we de belangen van onze andere klanten garanderen. En vooral: de kerntechnologie zit hier, in de mensen ter plaatse. Die kan je niet zomaar verhuizen.”
Hoe belangrijk Gent is voor Tele Atlas, is niet zomaar te becijferen. De verkoop van Belgische kaarten vertegenwoordigt 1,5 tot 2 % van het totaal, omdat de meeste producten betrekking hebben op de buitenlandse markt. De omzet van het Belgische filiaal bedraagt ongeveer 21,6 miljoen euro, zowat 7 % van de totale omzet. Een kleine helft van het personeel van de Europese divisie werkt in Gent. Als je kijkt naar de omzet die wordt gegenereerd door de databases die in België worden beheerd, dan kom je uit in de buurt van 70 %. Al merken we tijdens de rondleiding dat knowhow niet altijd fotogeniek is. Het hart van Tele Atlas bestaat uit 200 terabyte geheugenruimte op een indrukwekkend aantal servers. Al blijven dat – tot ongenoegen van de fotograaf – uiteindelijk ook slechts grote zwarte kasten met wat platte dozen in en draadjes aan. “Uit te breiden tot 400 terabyte”, legt een vriendelijke dame ons uit. Ze wijst er ook op dat 70 mensen wereldwijd voltijds bezig zijn met het pure IT-werk, dus niet met de ontwikkeling van nieuwe toepassingen.
“Indien Oost-Vlaanderen een kennisregio wil zijn, dan heb je de triple helix nodig”, legt Declerck uit als we in zijn bedrijfswagen stappen op weg naar de volgende afspraak. “Het onderwijs, de Universiteit Gent en de hogescholen, een actieve overheid en hightechondernemingen zoals Tele Atlas. Die moeten elkaar vinden, zodat je een betere doorstroming krijgt van technologie naar bedrijven.” Op 30 mei opent een initiatief, in samenwerking met het stadsbestuur en de universiteit, dat Gent nog beter op de kaart moet zetten als kennisregio, kondigt de POM-directeur niet zonder trots aan.
Oost-Vlaamse speerpunten
Op weg naar onze tweede afspraak, met het textielbedrijf Desso, vragen we Declerck uit over de werking van zijn dienst en over het economisch reilen en zeilen in de provincie. “In de jaren 50 was textiel hier dominant. Nu heb je een heel gediversifieerde economie. Met een aantal sectoren die er iets bovenuitsteken: voeding, staal en metaal, automobiel, bouw, textiel, logistiek en zeker ook een markante sector als de sierteelt. Maar er is geen sector meer die op zijn eentje het economische draagvlak torst.” Dat wil niet zeggen dat er geen richting te geven valt aan het beleid. Oost-Vlaanderen moet een logistieke topregio worden en een kenniseconomie. “We moeten daar bescheiden in zijn, want dit geldt niet voor onze provincie alleen. Tegelijk mogen we de ambitie koesteren om van Oost-Vlaanderen het béste stukje kenniseconomie en logistiek te maken.”
Declerck is dan ook hoorbaar trots op de innovatieve cultuur in de textiel-, de voedings-, en de metaalsector, en ook op de Oost-Vlaamse bio-industrie, de Bio Energy Valley. Graag had hij ons meegenomen naar Aalst, om er het cluster rond het plaatselijke Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis te tonen. “Zorgverstrekking wint aan belang en wij staan daar sterk in.” In de top 100 van de Oost-Vlaamse bedrijven staat het ziekenhuis echter niet en dus trekken we naar Dendermonde.
Real Madrid en Arsenal
Desso is een van de uitlopers van de textielsnelweg die floreert tussen Antwerpen over Kortrijk naar de Franse grens. Marketingmanager Helga Webers begeleidt ons dadelijk naar het indrukwekkende ontvangstcomité, bestaande uit gedelegeerd bestuurder Pierre van Trimpont, general manager van Desso Sports Systems Marc Vercammen en personeelsdirecteur Paul Cappaert.
Hoewel de gebouwen (7 hectare bebouwde oppervlakte op een terrein van 15 hectare) er behoorlijk indrukwekkend uitzien, is de tapijtgroep zeker niet de grootste van ons land. Met 11 miljoen vierkante meter tapijt per jaar komt het zelfs niet in de buurt van de Unilins en Beaulieus dezer wereld. Maar door de 3 miljoen vierkante meter grasgerelateerde producten bouwden de Dendermondenaars zich wel een wereldreputatie op. “Het principe is min of meer hetzelfde als bij gewapend beton, waar je een stalen raster hebt dat het beton versterkt”, legt Vercammen uit. “Met onze GrassMaster injecteren we kunstvezels, om zo de wortels van het natuurlijke gras te verstevigen.” Daarmee veroverden ze sportstadions van voetbalclubs als Real Madrid, Arsenal, Tottenham Hotspur, Lokeren en Anderlecht. De beste grasmat van de Amerikaanse National Football League en van de National Soccer League, het terrein van de American footballploeg Denver Broncos, werd geleverd door Desso.
“Een perfect voorbeeld van hoe een oude industrie – textiel was decennialang een van de zwaarstwegende sectoren in de provincie – met innovatie nieuwe toekomstkansen kan creëren”, glundert Declerck. “En door onze geschiedenis heeft het begrip Nederlander hier geen negatieve lading”, grapt Cappaert. De Belgische industrieel Henri Desseaux begon in 1935 in het Nederlandse Oss met de productie van geweven tapijten. Dertig jaar later nam Desso, zoals het bedrijf inmiddels heette, twee tapijtfabrieken over in Waasmunster en in Dendermonde. Vanaf het begin van de jaren 80 richtte de groep met haar getufte tapijten ( tapis plain, in het mooi Verkavelingsvlaams) het vizier op de projectenmarkt, met niches als de hotelmarkt, de lucht- en de scheepvaart. Via dochter Desso Sports Systems legde het bedrijf zich ook toe op sporttoepassingen, zoals voetbal, hockey, tennis, rugby en American football. Daardoor groeide het uit tot de grootste producent van kunstgras ter wereld. De groep was een tijd in handen van het Amerikaanse Armstrong, maar in april 2007 nam de investeringsmaatschappij NPM Capital met steun van het management het bedrijf over.
Van Trimpont, een ex van Associated Weavers, Louis Depoortere, Filiartois, Sioen en Centexbel, werd vorig jaar operationeel directeur van de groep. “Mochten we ons elders kunnen vestigen, dan was het wellicht nog hier. Maar dan aan de andere kant van Dendermonde, in de richting van de E17. Er is hier een textielcluster. Dat betekent dat er kennis en ervaren werknemers zijn, en ook toeleveranciers. In de publieke opinie leeft een verkeerd beeld over textiel. We worden vereenzelvigd met de confectie, daar werken nog altijd zeventien- tot achttienduizend mensen. Met de 35.000 werknemers in de rest van de textielsector spreek je nog altijd over 50.000 gezinnen die daarvan leven. De tijd dat we massaal truien of T-shirts maakten, is voorbij. Nu doen we het vooral met speciale technieken, meer technisch textiel.”
Innovatie werkt
Innovatie is noodzakelijk. Maar het biedt geen garantie tegen Aziatische kopieerpraktijken. “Dat klopt”, geeft Van Trimpont toe. “Daarom produceren we ook hoeveelheden van minder dan een container. Dat vinden de Chinezen doorgaans minder interessant en we proberen het vooral sneller te doen. Uiteindelijk moet je op zes weken transport rekenen voor een Chinese container hier is.” Bovendien, vult Vercammen aan, zijn de productietechnieken gemakkelijk te kopiëren. “Maar de echte waarde ligt in de samenstelling van de vezels.”
De inplanting van de fabriek, in het midden van een woonwijk, geeft amper problemen met buurtbewoners, geeft Cappaert mee. “We besteden ook enorm veel aandacht aan duurzaamheid.” Zo bouwde het bedrijf al in de vroege jaren 70 een eigen waterzuiveringsinstallatie. Het waterverbruik wordt zoveel mogelijk gereduceerd en het water uit de ververij wordt behandeld met ozon om de kleurstoffen te breken. Van Trimpont diept zelfs een volledig biologisch afbreekbaar boekje op, het Desso Green Book. Het bevat zelfs bloemzaden. Natmaken en planten volstaan om uw tuin er weer wat weliger te doen uitzien. “Ons streefdoel is om een gesloten cyclus te maken, wat de Duitse chemicus Michael Braungart from cradle to cradle noemt”, zegt Van Trimpont. “Nu gebruik je gerecycleerde garens nog voor tuinstoelen. Bij hergebruik zak je als het ware telkens één niveau en het laagste niveau is storten. Wij hopen over een jaar een eerste resultaat te hebben bij onze zoektocht om gerecycleerde garens opnieuw als garen te kunnen gebruiken. Op termijn is het de bedoeling het hele tapijt te recycleren.”
Gezocht: grond
Ook de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij doet aan recyclage. Van bestaande terreinen met name. Het Eilandje in Zwijnaarde, Burchtendam in Ninove en Metalunion in Sint-Niklaas. Die terreinen krijgen een tweede leven voor watergebonden logistiek, kennisintensieve activiteiten of andere doeleinden, afhankelijk van de lokale mogelijkheden.
De nood aan terreinen is zeer hoog. In totaal is er in 700 hectare industrieterrein voorzien in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, maar die is er nog lang niet. “We hebben een inventaris opgesteld van percelen die niet worden gebruikt en toch niet te koop worden aangeboden”, zegt Declerck. “Vanaf dit voorjaar gaan we onderhandelen met de eigenaars, bekijken wat de problemen zijn. Daarvoor werven we een extra medewerker aan.”
Er werkt zestien man bij de POM Oost-Vlaanderen. Ze heeft een vast budget van ongeveer 1 miljoen euro. Dat komt van Europese en provinciale dotaties. Daarnaast puurt de POM nog zowat 300.000 euro inkomsten uit projecten waarvoor zij op kostenbasis studie- en ander werk verricht voor Vlaamse of Europese instellingen. De POM-medewerkers zijn bezig met toegepast studiewerk, de aanleg, het beheer en de herpositionering van industrieterreinen en bedrijvencentra en de uitbouw van Oost-Vlaanderen als kenniseconomisch en logistiek speerpunt. Over dat laatste thema werd een studie besteld door een consortium van de POM, de havens van Antwerpen, Gent en Zeebrugge, spoorbeheerder Infrabel, Waterwegen en Zeekanaal en de Oost-Vlaamse intercommunales. Die wordt op 17 juni gepresenteerd op het negende Oost-Vlaams Economisch Forum.
Toch stipt Declerck ook enkele minder logische zaken aan. Want de verschillende GOM’s (Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappijen) werden bijna twee jaar geleden gesplitst in de provinciale POM’s en het Vlaams Agentschap Ondernemen. “Die samenwerking loopt goed, net als met de andere POM’s. Maar het blijft ergens onlogisch dat wij bevoegd zijn voor bedrijvencentra, terwijl de begeleiding van starters dan weer bij het Vlaams Agentschap Ondernemen (VLAO) zit.”
De problematiek van bedrijventerreinen is iets waarover ze op onze laatste halte, Lotus Bakeries, kunnen meespreken. Terwijl wij wachtten in Wetteren, en bijna een halfuur later dan voorzien in Lembeke arriveerden, werd daar gewacht op de bouwvergunning. Die intussen afgeleverde vergunning is nodig om een belangrijk uitbreidingsproject te kunnen opstarten. Het moet nog tegen de zomer klaar zijn. Eerder al werd een logistiek centrum gebouwd in Lokeren, omdat het bedrijf niet kon blijven wachten op de nodige wijzigingen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (Grup).
Meer fruit en granen, minder suiker
“En met wie had u een afspraak? Met meneer Boone? Dat is goed. Ik zal Matty laten verwittigen”, antwoordt de receptioniste bij Lotus Bakeries. Ze verklapt ons ook dat zijn broer Karel, de vorige CEO en de huidige voorzitter, bij de werknemers bekendstaat als Charles. Of hoe de afstand tussen arbeider en gedelegeerd bestuurder door één woordje plots veel minder groot lijkt. Behalve door de stralende glimlach van de receptioniste worden we in de inkomhal ook verwelkomd door een grote kartonnen display die reclame maakt voor het nieuwste product van de voedingsgroep uit Lembeke: speculaaspasta. “Eigenlijk niet te geloven dat we daar zelf niet zijn opgekomen”, geeft gedelegeerd bestuurder Matthieu Boone toe.
Het familiebedrijf draait telkens een derde van zijn 224,5 miljoen euro omzet in België en in Nederland, nog eens 16 % in Frankrijk, de rest in de VS en elders in de wereld. Lotus investeert continu in vernieuwing: nieuwe koekjes. Met meer fruit en meer granen en met minder suiker.” We maken gezonder wat er is, zonder de smaak te veranderen”, legt secretaris-generaal Filip Standaert uit.
Sinds anderhalf jaar wordt ook in het weekend gewerkt om aan de vraag te voldoen. De nieuwbouw is dan ook dringend. “En dan nog blijft er een tekort aan rechtszekerheid. Wij worden beperkt in onze uitbreidingsmogelijkheden door de 100 meterregel. Zonder speciale toelating kan een voedingsbedrijf niet uitbreiden als de fabriek op minder dan 100 meter van een woonzone ligt. Dat geldt voor ons, de voedingssector, maar bijvoorbeeld niet voor een fabriek van niet-gevaarlijke chemicaliën, textiel, papier of kunststoffen.” Toch heeft het bedrijf niet te klagen van zijn buren. “We hebben altijd open gecommuniceerd naar de gemeente en naar de buurt.”
De kracht van de familie
Lotus is het enige familiebedrijf dat we vandaag bezoeken. Is dat belangrijk voor de verankering? “Ik denk dat familiebedrijven een groter voordeel bieden in continuïteit, tenminste als ze professioneel worden gerund. Wij zijn juist naar de beurs gegaan om de familie de uitdagingen te geven die nodig zijn. Externe druk. Maar doordat slechts 30 % van de aandelen op de beurs staat, zijn we niet afhankelijk van het resultaat op korte termijn en kunnen we onze langetermijnstrategie uitvoeren.”
En daarvoor is het niet slecht toeven in het Meetjesland. Doordat er een echte voedingscluster is, met andere grote en kleine bedrijven als Imperial, Ter Beke, Campina, Vandemoortele en Blauwe Reiger, is het iets makkelijker om de krachten te bundelen en aan de jeugd op de technische scholen duidelijk te maken dat staalbedrijven als Volvo en Sidmar misschien wel sexy klinken, maar dat ook de voedingssector een toekomstgerichte, aantrekkelijke sector is. “Ons voordeel is: we maken een merkartikel waar mensen fier op zijn. Indien we dertig jaar terug in de tijd konden, dan zouden we misschien nooit hier zijn begonnen. Theoretisch is Lembeke wellicht een van de slechtst mogelijke locaties. We liggen in feite ver van alles. Maar intussen zouden we onze mening moeten herzien. Toen vroeg iedereen zich af waarom ze in godsnaam hier zouden komen werken. Maar dankzij de files komen de mensen nu veel liever naar hier dan dat ze elke dag moeten aanschuiven naar Brussel of naar Antwerpen.” (T)
Door Luc Huysmans/Foto’s Wouter Rawoens
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier