Tijgers zonder tanden ?

De munten van de gevreesde Zuidoost-Aziatische topgroeiers vallen als vliegen. Tast dit hun potentieel op langere termijn aan ? Neen, tenzij de politici echt heel domme dingen gaan doen. Het gevaar voor hun verdere ontwikkeling komt uit een heel andere hoek.

“Kan de groei-goeroe ook op de rem gaan staan ?”, zo vroeg de Wall Street Journal zich recent af. Met die groei-goeroe bedoelt de Amerikaanse krant Mahathir Mohammad, de man die al 16 jaar premier is van Maleisië. De Maleisische economie groeide de afgelopen 10 jaar met gemiddeld ruim 8 % per jaar. Samen met de andere Zuidoost-Aziatische tijgerbroeders Thailand, Indonesië en de Filipijnen, kwam het land van Mahathir de voorbije weken terecht in een spiraal van muntdevaluatie en financiële crisis (zie grafiek).

Zelfs de eerste generatie van Zuidoost-Aziatische tijgers, de zogenaamde draken, bleef niet onaangeroerd. Vooral Zuid-Korea wordt met structurele problemen geconfronteerd. De bancaire sector heeft het er moeilijk, onder meer als gevolg van een waterval aan faillissementen. Bovendien overspoelt een economische inzinking het land terwijl het net zijn prille democratie vaste vorm probeert te geven. Singapore en Hongkong lijken met niet veel méér dan speculatieve strovuurtjes te moeten afrekenen. Enkel Taiwan is op het eerste zicht uitgerust met een zo goed als kogelvrije vest.

Deze financiële crisis confronteert Mahathir en de andere beleidsmensen in de Pacific Rim met een realiteit die ze niet of nauwelijks kennen : een noodzakelijke grondige bijsturing van het macro-economische beleid. De kaarten liggen echter vrij eenvoudig. Zij hebben de keuze tussen twee opties. Eén : snel en doortastend orde op zaken stellen inzake de monetaire en de budgettaire toestand waardoor de huidige schokgolf niet veel meer dan een tijdelijke vertraging van de economische groei met zich zal meebrengen. Twee : de kop in het zand steken waardoor de financiële crisis blijft woekeren en, een beetje naar het vroegere Zuid-Amerikaanse model, het groeipotentieel van de reële economie ernstig wordt aangetast.

Twee wetten genegeerd

De fundamentele oorzaak van de Zuidoost-Aziatische problemen ligt helemaal niet bij een gezamenlijke aanval van de elitetroepen van het internationale speculantenleger. Met Thailand als meest schrijnend geval groeide in deze regio recent een fundamenteel macro-economisch onevenwicht. Omdat de wisselmarkten daarop hebben gereageerd, moeten die landen nu sneller handelen dan ze zonder die marktdruk waarschijnlijk zouden gedaan hebben. Dat macro-economisch onevenwicht is ontstaan omdat twee altijd en overal geldende wetten van de economie al te nadrukkelijk veronachtzaamd werden.

Wet nummer één. Als het spaarvolume dat intern in een land gegenereerd wordt onvoldoende is om de investeringen en het begrotingstekort te dekken, dan wordt dit land geconfronteerd met een deficit op de lopende rekening van de betalingsbalans. Vermits een betalingsbalans van een land altijd in evenwicht is zoals er ook altijd gelijkheid heerst tussen actief- en passiefzijde van een ondernemingsbalans houdt een deficit op de lopende rekening automatisch een overschot op de kapitaalrekening van diezelfde betalingsbalans in. Een overschot op de kapitaalrekening betekent de invoer van buitenlands kapitaal. Bestaat er twijfel over de degelijkheid van het economisch-monetaire beleid, dan gaan die kapitaalstromen stokken en ontstaat er onvermijdelijk een muntcrisis.

Wet nummer twee. Landen die hun munt rigoureus koppelen aan een andere munt kunnen geen autonoom monetair beleid voeren. Dat onvermogen heeft verstrekkende gevolgen wanneer omvangrijke kapitaalstromen het land binnenlopen. Inkomende kapitaalstromen verhogen immers de binnenlandse geldhoeveelheid tenzij de munt opwaardeert. De Zuidoost-Aziatische landen koppelden allemaal sedert enige tijd hun respectievelijke munten vast aan de Amerikaanse dollar. En daardoor kon die correctieve opwaardering er niet komen.

De enige variabele die overblijft om een monetair aangedreven oververhitting van de economie te voorkomen, is het budgettair beleid. Slechts door begrotingstekorten terug te schroeven en zelfs eventueel overschotten te creëren en dus remmend te werken op de economische groei was een koppelingsbeleid van de munt houdbaar.

Thailand voert onzinnige verdediging

De logica van de twee geciteerde economische wetten werd duidelijk niet gerespecteerd in de Zuidoost-Aziatische landen. Gevolg : de jongste weken zijn hun munten spectaculair afgewaardeerd ten opzichte van de dollar.

Maar er is een belangrijke nuancering. Sinds september 1996 devalueerden de Duitse mark, de Franse frank en de Belgische frank méér tegenover de Amerikaanse dollar dan de munten van Maleisië, de Filipijnen, Zuid-Korea, Singapore en Hongkong (de Thaise baht en de Indonesische rupiah daalden wel nog sterker). Het verschil is echter dat die ontwaarding niet zo snel is gegaan.

De meest precaire situatie doet zich voor in Thailand. Tussen begin 1992 en medio 1996 daalde de dollar ruim 35 % tegenover de yen. Ook tegenover de belangrijkste Europese munten verloor de dollar in die periode aanzienlijk aan waarde. Door de binding van de baht aan de dollar verwierven Thaise ondernemingen een gigantisch competitief voordeel op de internationale afzetmarkten. De economische voorspoed die daaruit resulteerde, versterkte nog meer de lokroep van het land als the place to be voor internationale investeerders. Door de vastgeankerde wisselkoers ontstond gaandeweg een helse monetaire draaikolk met veel te lage rentevoeten. Met onder meer als gevolg een totale overspanning van de vastgoedmarkt. Bovendien leenden vele Thaise bedrijven zwaar in Amerikaanse dollars.

Zoals hoger uiteengezet konden de Thaise autoriteiten het onheil enkel voorkomen door via budgettaire restrictie de monetaire overhang weg te zuigen. Dat deden ze echter helemaal niet : het budgettair overschot van 1,5 % van het BBP in zowel 1995 als 1996 sloeg dit jaar om in een tekort van minstens 1,5 % met voor volgend jaar een verdere verslechtering in de pijplijn (zie tabel). Dit was een totaal onhoudbare situatie, zeker omdat sedert medio 1995 de dollar weer in stijgende lijn gaat. De Thaise autoriteiten verkwanselden sinds mei van dit jaar ongeveer 23 miljard dollar aan internationale reserves in de onzinnige verdediging van de baht-dollar-binding.

Megalomane Mahathir

Vergeleken met Thailand zien de fundamentele gegevens van de Maleisische economie er een stuk positiever uit. Vooral de budgettaire situatie lijkt beter onder controle (zie tabel). Naast de aanhoudende monetaire overexpansie, komt het gevaar hier vooral van de eigen sterke man, eerste minister Mahathir Mohammad. Deze 71-jarige geneesheer zet al jaren met de regelmaat van een klok een grote bek op, bij voorkeur tegen het Westen. Ook nu had hij het weer onmiddellijk over de “internationale criminelen” van de geldmarkten en over de “samenzweringen”, uiteraard georchestreerd door de Amerikanen, tegen de zich ontwikkelende landen.

Voor westerse investeerders was het reeds lang duidelijk dat Mahathirs retoriek voornamelijk bestemd is voor de eigen bevolking. In de realiteit voerde zijn regering immers een beleid van openheid, aantrekking van buitenlandse investeringen, lage belastingen en privatiseringen. Niemand besteedt dan ook enige aandacht aan de uitval van Mahathir.

Maar de invoering van kapitaalcontroles en de blokkering van sommige mogelijkheden tot het verkopen van aandelen doet wel wenkbrauwen fronsen. Daardoor worden immers niet enkel speculanten maar ook investeerders gegijzeld. Ook het de facto uitrangeren van zijn minister van Financiën Anwar Ibrahim baart zorgen. Anwar Ibrahim uitte de jongste maanden bedenkingen omtrent diverse grote overheidsprojecten waar Mahathir van droomt (een nieuwe hoofdstad, haven en luchthaven, een gigantische hydro-elektrische dam, een uiterst ambitieuze copie van Silicon Valley enzovoort). Mahathir veegde Ibrahims bedenkingen in zijn bekende stijl van tafel. Niemand, zo liet hij weten, zal hem stoppen in zijn rush naar het jaar 2020 : dan moet Maleisië economisch in de absolute top league thuishoren.

Nuchtere Berkeley-boys

In tegenstelling tot Mahathir heeft de Indonesische president Suharto blijkbaar wel ingezien waar het allemaal om draait. Hij zei dat zijn land “de nieuwe realiteit” onder ogen moet zien. De impact van de Berkeley-boys (mensen van of opgeleid aan de University of California in Berkeley) in Jakarta is daar allicht niet vreemd aan. De hamvraag luidt eens te meer of de overheid, ondanks een begroting die zo goed als in evenwicht is, de politieke moed kan opbrengen om op de rem te drukken. Het opnieuw escalerende deficit op de lopende rekening (zie tabel) toont ten overvloede aan dat de binnenlandse economie dringend moet afgeremd worden. De gevoelige renteverhogingen van de jongste weken vormen alvast een stap in de goede richting (een stap die bijvoorbeeld Maleisië weigerde te zetten).

Andere problemen loeren voor Indonesië echter net om de hoek. Zo nam het land recent onmiskenbaar protectionistische maatregelen ten voordele van zijn auto-industrie en petrochemie. Internationale investeerders en financiers volgen deze ontwikkeling met argusogen, omdat ze weten dat openheid absoluut noodzakelijk is om tot duurzame economische ontwikkeling te komen. Met even grote argusogen kijken zij toe op de politieke evolutie in dit gigantische land. Hoe stabiel zit sterke man Suharto nog in het zadel na het recente politieke oproer ?

Meer nog dan voor Indonesië geldt voor de Filipijnen de meest recente aanwinst van het tijgerleger dat hun groeipotentieel relatief ongeschonden uit de huidige crisis zal tevoorschijn komen. Tenminste als de hervormingen die nodig zijn om van de Filipijnen een heuse vrije markteconomie te maken, verder gezet worden. Met de felle discussie omtrent een tweede ambtstermijn voor president Ramos hangt ook hier echter onzekerheid in de lucht.

Het gelijk van Krugman

Conclusie : Thailand zal op het vlak van economisch-monetair beleid erg goed moeten laveren om de schade van de huidige valuta-opschudding te beperken tot niet méér dan een vertraging van het groeitempo. Voor de andere landen volstaat een beetje gezond verstand in hun beleidsuitstippeling. Met deze muntcrisis komt echter een heel andere problematiek opnieuw aan de orde, een problematiek die aangekaart werd door Paul Krugman, het enfant terrible onder de Amerikaanse economen.

Eind 1994 publiceerde Krugman in het tijdschrift Foreign Affairs een artikel dat bijzonder veel stof deed opwaaien. De titel loog er niet om : “The Myth of Asia’s Miracle”. Daarin vergeleek de Amerikaanse econoom de prestaties van de Aziatische tijgers in de jaren tachtig met die van de Sovjet-Unie in de jaren vijftig. Krugman ontdekte een fundamentele parallel : de forse economische expansie vloeide telkens in hoofdzaak voort uit een massale toename van de opname van de productiefactor arbeid in de industrie. Groei die voortvloeide uit een stijging van de arbeidsproductiviteit bleef echter zeer beperkt.

Krugmans analyse zette levensgrote vraagtekens bij de waterval van doem-analyses waaruit zou moeten blijken dat die Zuidoost-Aziaten het Westen, bij wijze van spreken, met haar en huid zouden gaan oppeuzelen. Steeds meer blijkt dat Krugman het bij het rechte eind had. De kloof tussen de Amerikaanse en de Japanse economie vergroot terug… in het voordeel van de Amerikanen. Voor verschillende van de Zuidoost-Aziatische landen blijkt het verder opvoeren van de arbeidsproductiviteit steeds moeilijker te lukken. Vooral de te geringe geschooldheid van een groot gedeelte van de beroepsbevolking is een hinderpaal. Opnieuw is dit probleem het meest nijpend in Thailand, maar Maleisië, Indonesië en de Filipijnen zijn er niet echt beter aan toe.

Waar het op de pure kostenconcurrentie aankomt, moeten ze de duimen leggen voor China, ook al krijgen ze via de recente devaluaties weer wat meer bewegingsruimte tegenover die Chinese concurrentie. Om te overleven, moeten ze zich onvermijdelijk in meer gesofisticeerde producten en markten gaan bewegen. Maar de beperkte scholing verhindert dat. Dit enorme probleem oplossen, is een veel zwaardere opgave dan het bedwingen van een muntcrisis. En het zal in ieder geval véél langer duren.

JOHAN VAN OVERTVELDT

FILES IN BANGKOK Geraakt de hele economie in een stilstand ?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content