Tijdelijke werkloosheid subsidieert ook jobs die niet bedreigd zijn

Bij Audi Brussels werd het systeem van tijdelijke werkloosheid meerdere keren ingevoerd. © Belga
Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur Trends

Het Belgische systeem van tijdelijke werkloosheidsuitkeringen is aan een opknapbeurt toe, volgens een nieuwe studie van economen uit Gent en Louvain-la-Neuve. Het steunmechanisme wordt te vaak ingezet zonder dat jobs op het spel staan. De overheid voerde een mechanisme in om overmatig gebruik te vermijden, maar dat werkt niet naar behoren.

Principieel is er niks mis met ons systeem van de tijdelijke werkloosheid, volgens de groep economen uit Gent en Louvain-la-Neuve. In crisistijden laat het systeem bedrijven toe om tijdelijk het aantal werkuren te verminderen, terwijl de overheid de werknemers een uitkering betaalt. Dat geeft bedrijven financiële ademruimte, terwijl ze ontslagen en de bijhorende kosten vermijden. Eens de crisis voorbij is, kunnen de bedrijven snel heropstarten.

Tijdens de recessie van 2009 kwam meer dan 5 procent van de werknemers in het systeem terecht, en tijdens de lockdowns van 2020 was dat bijna een op de drie. Maar Belgische bedrijven bleken veel intensiever gebruik te maken van het systeem dan hun collega’s in andere landen met vergelijkbare beschermingsmechanismen, zoals Frankrijk, Duitsland, Zwitserland en Italië. Nochtans moeten bedrijven in België een responsabiliseringsbijdrage betalen om het overmatig gebruik van het systeem te beperken.

Die vaststelling deed vragen rijzen bij de economen. Maakten bedrijven er onnodig gebruik van? Hadden de werknemers ook zonder ondersteuning aan de slag kunnen blijven? De kwestie is niet onbelangrijk. Al te langdurig of slecht gericht gebruik van tijdelijke werkloosheid kan de doorstroming van arbeidskrachten naar betere jobs belemmeren, en zo wegen op de economische groei, met verspilling van overheidsgeld tot gevolg.

Nauwkeurigheid

De studie verschijnt maandag in Gentse Economische Inzichten, een wetenschappelijk tijdschrift van de Universiteit Gent. De economen gebruikten gegevens over werkgelegenheid, deelname aan tijdelijke werkloosheid, en financiële toestand van de Belgische bedrijven met minstens vijf werknemers. Ze sloten bedrijven met meerdere vestigingen uit, aangezien beslissingen over tijdelijke werkloosheid op het niveau van de vestiging genomen worden. Alles bijeen dekte hun studie nog steeds de helft van de werknemers in de Belgische privésector, wat een goede basis is voor analyse.

Uit die analyse blijkt dat tijdens de grote recessie van 2009 de tijdelijke werkloosheid daadwerkelijk jobs heeft beschermd in de zwaar getroffen verwerkende industrie. Voor elke voltijdsequivalent in tijdelijke werkloosheid bleef ongeveer een halve baan behouden, goed voor het behoud van circa 5 procent meer jobs dan in bedrijven in dezelfde sector die geen gebruik maakten van het systeem.

Maar in minder zwaar getroffen sectoren vonden de economen geen gelijkaardig positief effect op de werkgelegenheid. Sommige bedrijven maakten gebruik van de regeling zonder dat er jobs daadwerkelijk bedreigd waren. Zelfs in de zwaar getroffen verwerkende industrie verdween het voordeel na ongeveer een jaar, door personeelsinkrimping, automatisering en reorganisatie van de productie. De tijdelijke werkloosheid had blijkbaar alleen maar de noodzakelijke herstructureringen vertraagd.

Conclusie: de doeltreffendheid van de tijdelijke werkloosheid hangt af van de nauwkeurigheid waarmee de steun op de doelgroep gericht wordt. Weinig selectieve steun riskeert banen te subsidiëren die niet bedreigd zijn, schrijven de economen.

Bedienden

Ook tijdens de covid19-crisis van 2020 tot 2022 bleek dat de steun alleen jobs behoudt bij bedrijven en voor functies die daadwerkelijk bedreigd waren. In minder getroffen sectoren was er geen significant verschil in tewerkstellingseffecten tussen bedrijven met en bedrijven zonder tijdelijke werkloosheid.

Bovendien bleek dat de doelmatigheid van het systeem ook afhangt van de maatregelen om misbruik te beperken. Tijdens de covid19-crisis werden de toekenningsvoorwaarden tijdelijk versoepeld, wat vooral voor de bedienden goed nieuws was. Voorheen konden zij slechts onder strenge voorwaarden gebruik maken van tijdelijke werkloosheid. Arbeiders hadden al voor de crisis soepeler toegang.

Die soepele toegang leidde tot aanzienlijk oneigenlijk gebruik van het systeem, zonder positieve effecten op de tewerkstelling, vooral in bedrijven die niet door lockdowns werden getroffen en waar ondersteuning niet echt nodig was. Dat betekent dat een grote hoeveelheid overheidsgeld werd ingezet zonder aantoonbaar effect, aldus de studie. Omgekeerd verhinderden te strikte beperkingen – zoals die voor de pandemie voor bedienden – dat bedrijven gebruik maakten van tijdelijke werkloosheid, zelfs als dat banen had kunnen redden. De restrictieve toegang van de bedienden in de pre-coronaperiode heeft mogelijk geleid tot vermijdbare faillissementen of ontslagen. De economen pleiten voor een juist evenwicht, maar in plaats van striktere voorwaarden voor arbeiders pleiten ze voor een versterking van de financiële responsabilisering voor zowel arbeiders als bedienden om het oneigenlijk gebruik af te remmen.

Drempel

Een andere aanpak is een versterking van de financiële responsabilisering van bedrijven. In 2005 voerde België een systeem van responsabilisering in voor de bouwsector, dat in 2012 uitgebreid werd naar alle sectoren. Vanaf 110 dagen tijdelijke werkloosheid in eenzelfde kalenderjaar moeten bedrijven een bijdrage per dag per werknemer betalen. De bijdrage loopt op naarmate de duur van de tijdelijke werkloosheid de periode van 110 dagen overschrijdt.

De economen oordeelden dat die responsabilisering het overmatig gebruik van het steunmechanisme slechts in beperkte mate teruggedrongen heeft. Door de relatief hoge drempel van 110 dagen moest slechts een minderheid van de bedrijven de bijdrage betalen. Bovendien schakelden veel bedrijven over op ‘drempelbeheer’, praktijken om het aantal dagen van tijdelijke werkloosheid per werknemer te verminderen en zo onder de limiet van 110 dagen te blijven. De economen pleiten daarom voor een verlaging van de drempel.

Tussen opeenvolgende periodes van tijdelijke werkloosheid geldt slechts een wachttijd van één week. Dat is te kort, oordeelt de studie, want in de praktijk komt zo’n korte wachttijd neer op onbegrensd gebruik. Ook de recente verplichting voor werknemers om zich na drie maanden tijdelijke werkloosheid in te schrijven als werkzoekende is weinig zinvol. Dat geldt ook voor het aanbod aan algemene opleidingen voor tijdelijk werklozen. Die opleidingen zijn weliswaar bruikbaar in andere bedrijven, maar een job in een ander bedrijf is voor een tijdelijke werkloze niet aan de orde. Hij of zij is meer gebaat met bedrijfsspecifieke opleidingen. Algemene opleidingen komen van pas op lange termijn, bij een aanhoudende en structurele crisis.

Het systeem van tijdelijke werkloosheid moet zeker niet op de schop, besluit de studie. Tijdens de recessie van 2008-2009 en de coronapandemie hebben ze steun geboden aan werknemers en bedrijven. Maar het oneigenlijk en overmatig gebruik moeten eruit, samen met de tijdrovende en complexe procedures die vandaag nog gelden voor bedienden. Tenslotte moet er ook bekeken worden hoe het systeem beter ingepast kan worden in het ruimere stelsel van beschermende maatregelen voor de werkgelegenheid, zoals ontslagbescherming, werkloosheidsverzekering en flexibiliteitsregelingen.

Lees ook: Uitkeringen afpakken helpt langdurig werklozen niet aan een baan

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise