Tijd voor detente tussen Brussel en Vlaanderen
Brussel en Vlaanderen, het blijft een moeilijke verhouding. Vlaanderen en zijn hoofdstedelijk gewest liggen opnieuw overhoop, ditmaal over de spreiding van de nachtvluchten boven Zaventem. Het dossier van de nachtvluchten zorgt zelfs binnen de groene familie – doorgaans wars van communautair getouwtrek – voor een schisma tussen Vlamingen en (Franstalige) Brusselaars. Het dossier voegt zich bij de andere wrijvingen tussen Vlaanderen en Brussel, bijvoorbeeld rond het Gewestelijk Expressnet ( GEN) – het voorstadsspoornet rond Brussel, het optreden van de VDAB op de Brusselse arbeidsmarkt, en het onderwijs van het Nederlands in Brussel.
Not in my backyard. Veel van deze conflictstof is in wezen een puur politiek spel, dat weinig te maken heeft met reële belangentegenstellingen. Integendeel, in tal van deze probleemdossiers lopen de belangen van Vlaanderen en Brussel gelijk, tenminste vanuit een sociaal-economische invalshoek.
In het dossier van de nachtvluchten ligt het gemeenschappelijke belang in Zaventem, de luchthaven als motor van jobs. Het not in my backyard-conflict over de nachtvluchten (Brussel wil niet gestoord worden en stuurt de vliegtuigen over de Vlaamse rand) zou kunnen escaleren, met als uitkomst een verbod of een zware beperking van de nachtvluchten in Zaventem. Dat zou rampzalige sociaal-economische gevolgen hebben voor Vlaanderen én voor Brussel. Een nachtelijk vliegverbod kost 11.000 banen, rekende Pierre Klees, topman van luchthavenuitbater Biac, voor. Bovendien zou de luchthaven van Zaventem verder worden gedegradeerd tot een regionale luchthaven, die Brussel als hoofdstad van Europa bespottelijk maakt.
Ook het GEN lijdt onder de politieke kloof tussen Vlaanderen en Brussel, die maakt dat het dossier verzandt. Daardoor blijft het wachten op een voorstadsnet, dat de mobiliteit in en rond Brussel zou kunnen verbeteren. Zowel in het dossier van de nachtvluchten als dat van het GEN wordt de kloof tussen Brussel en Vlaanderen overigens nog breder gemaakt door een federale schoonmoeder – in casu de minister van Verkeer – die een eigen agenda heeft. En die is Brussels en groen gekleurd.
Nederlandsonkundig. Een ander slepend strijdpunt tussen Vlaanderen en Brussel is de arbeidsmarkt. De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding ( VDAB) mag in Brussel niet aan bemiddeling doen, omdat dat een regionale bevoegdheid is. Overdreven Vlaamse ijver om de Brusselse arbeidsmarkt te bewerken, wordt vanuit Brussel met argwaan bekeken. Ondertussen zijn vrijwel alle Brusselse werkzoekenden Nederlandsonkundig, en stromen er weinig door naar de opleidingen van de VDAB, laat staan naar het bedrijfsleven in de Vlaamse rand. Het Brussels Gewest kampt met een recordwerkloosheid van circa 20% of meer dan 80.000 werkzoekenden, terwijl veel bedrijven in de Vlaamse rand problemen ondervinden om bepaalde vacatures in te vullen.
Tegen deze achtergrond is het intriest dat de minister van Onderwijs van de Franstalige Gemeenschap de verplichte lessen Nederlands in het Franstalig basisonderwijs in Brussel wil afschaffen, en vervangen door extra lessen Frans en lessen in de moedertaal van de allochtone leerlingen. En dat terwijl nergens meer dan in Brussel geldt dat kennis van het Nederlands de zekerste hefboom is naar werk en maatschappelijke integratie. Terwijl Vlaanderen van zijn migranten meer dan ooit kennis van het Nederlands vraagt. Terwijl de Vlaamse Gemeenschap in Brussel enorme inspanningen levert om anderstaligen de taal van Vondel aan te leren door het Nederlandstalig onderwijs open te stellen voor massa’s Franstaligen, of door een ruim aanbod van naschoolse vorming, produceert de Franse gemeenschap in Brussel steeds meer Nederlandsonkundige afgestudeerden.
Het belet Franstalig Brussel wel niet om een aanpassing van de taalwet in Brussel te vragen in de richting van een versoepeling van de tweetaligheidsvereisten voor de openbare diensten… omdat er te weinig sollicitanten zijn die Nederlands kennen.
Eilandmentaliteit. De Brusselse politici verwijten de collega’s uit Vlaanderen vaak dat ze Brussel zonder kennis van zaken en met een Vlaamse vooringenomenheid benaderen. Dat zal wel deels zo zijn. Maar omgekeerd mag je zeker ook vaststellen dat de Brusselse politieke klasse aan een verregaande vorm van eilandmentaliteit lijdt, en niet verder kijkt dan haar negentien baronieën. De omvorming van Brussel tot een apart, volwaardig gewest heeft enerzijds zeker de politieke aandacht in Brussel voor de lokale buurtwerking versterkt, maar anderzijds ook geleid tot een politiek van apartheid in de relaties tussen Brussel en het omliggende Vlaanderen.
Het is de hoogste tijd voor een detente tussen Brussel en Vlaanderen. Brussel gaat straks vijftien jaar als ‘hoofdstedelijk gewest’ van de Belgische staatsstructuur door het leven. De Brusselse autonomie zit inmiddels voldoende diep verankerd om tot een mature relatie met Vlaanderen te komen. Die relatie kan niet anders dan de politieke schaduw zijn van de realiteit van de sociaal-economische belangengemeenschap die beide bindt. Concreet betekent dit dat er tussen Brussel en Vlaanderen een georganiseerde (en dus niet vrijblijvende) politiek-institutionele brug wordt geslagen, een soort van hoofdstedelijke samenwerkingscommissie waarin beide gewesten samen alle dossiers behartigen die boven het lokale Brusselse belang uitstijgen en ook van belang zijn voor Vlaanderen. We denken daarbij aan dossiers van mobiliteit, ruimtelijke ordening, arbeidsmarkt, economie, exportpromotie enzovoort. Een soortgelijk voorstel stond overigens al te lezen in de resoluties die het Vlaams Parlement in 1999 goedkeurde over de staatshervorming.
Jan Van Doren [{ssquf}]
De auteur is adjunct-directeur van de VEV-Studiedienst.
Er moet voor Brussel en Vlaanderen een hoofdstedelijke samenwerkingscommissie komen waarin beide gewesten samen alle dossiers behartigen die boven het lokale Brusselse belang uitstijgen en ook van belang zijn voor Vlaanderen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier