TEXTIEL OPDOEKEN ?

Alternatieve tewerkstellingsprojekten voor verloren werkgelegenheid in de textiel zijn er niet. Behoud van de 45.000 nog bestaande arbeidsplaatsen is op zich al een mooi tewerkstellingsinitiatief. Het zwakke konkurrentievermogen van de Vlaamse textielsektor laat echter weinig maneuvreerruimte. De konkurrentie uit Azië en Oost-Europa wordt harder.

Eind vorig jaar stelden Kurt Salmon Associates (KSA) in een onderzoek voor de Europese Kommissie dat de produktie van weefsels en breisels in de EU nog dit decennium, tegen het jaar 2000, met 30 procent zal inkrimpen. De laatste vier jaar daalde de textielproduktie in de EU al met bijna 13 procent ; zowat 2000 ondernemingen van enige omvang gingen verloren. Garens en stoffen voor konfektie met andere woorden de basis, want goed voor 55 procent van de totale Europese textielproduktie worden ook steeds meer buiten de EU aangekocht.

Zelfs de textielveredeling springt over de grenzen naar Midden-Europa en Noord-Afrika. De import zal van nu tot 2001 met gemiddeld 15 procent stijgen. Hier en daar wordt via modernizering en rationalizering getracht het kostennadeel op te vangen, maar dat zal ook voor meer “veredelde” artikelen niet meer helpen. Vrijwel alle konkurrenten buiten de EU kunnen geautomatizeerde massaproduktie bieden met goede kwaliteit. Moeten wij daarom onze textielindustrie toonaangevend op wereldniveau maar opdoeken ?

De textiel- en kledingsektor is een slagader van het Vlaams ekonomisch weefsel. De textielfederatie Febeltex dringt al jaren aan niet op subsidies, maar op een aangepast overheidsbeleid dat moet beletten dat schakels in onze textielketting (van vezel tot afgewerkt produkt) wegvallen. Remedies zijn : produktkwaliteit, korte levertijden, exacte leveringsvoorwaarden, modische flexibiliteit. Doorslaggevend hierbij zijn : service tot in het extreme, kreativiteit, snelle modische vertaling, kleinere series en korrekte produktie in het buitenland.

“Het is beter een markt te bezitten dan een fabriek, ” vonden de Nederlandse textielbaronnen in de jaren zeventig en ze schakelden over op textiel- en konfektiedistributieconcerns die hun eigen produktie in lage-lonenlanden kontroleren. Vlaanderen koos voor het Textielplan, voor het behoud van de fabrieken.

Bij gebrek aan alternatieve tewerkstelling komt het er prioritair op aan de resultaten van het Textielplan te konsolideren. De Nederlanders beseffen nu dat ze voortvarend zijn geweest : door alleen op handel te mikken, vervaagt de eigen know-how ; hun Gamma Holding komt dus nu de parels van de Vlaamse textiel-industrie inpikken (Bekaert Textiles, de Witte Lietaer). Om de noodzakelijke onderzoeks- en ontwikkelingsinspanningen te kunnen dragen, is immers een voldoende “kritische massa” vereist. Hetzelfde geldt voor inspanningen naar een aangepast onderwijs.

Voor een dergelijk industrieel clusterbeleid is de Vlaamse regering bevoegd. Fiskale stimuli om de loonkostenhandicap tegenover de belangrijkste handelspartners te verzachten (investeringsaftrek, lagere vennootschapsbelasting, vrijstellingen voor extra tewerkstelling) zijn echter federale bevoegdheden gebleven. De overheid moet een klimaat scheppen waarin een hoogwaardige textielproduktie kan gedijen. Er bestaat een markt voor textiel van hoge kwaliteit uit Vlaamse fabrieken ; tot in India, China en Indonesië toe.

E.B.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content