TEXTIEL. De kip met het gouden ei

Het Pakistaanse Nishat Mills van Mian Mansha is momenteel de grootste top-to-bottom-textielfabriek van Zuid-Azië. Maar de textielaktiviteiten maken verlies. Daarom diversifieert de Nishat-groep naar energie, cement en banken. Mian Mansha wordt een internationale partner.

Achter elke Pakistaanse industrieel schuilt een man die zijn eerste poen heeft gepakt als drugdealer of wapenhandelaar. Zo leert althans de plaatselijke overlevering. Of de betrokken magnaat heeft zijn weg naar de top waarschijnlijk gemaakt met de ruggesteun van regeringsmensen in Islamabad. Zakenlui worden verwend met belastingpauzes, soepele leningen en protektionistische maatregelen in ruil voor smeergeld en een baan voor familieleden van de politici.

Textielbaron Mian Mohammed Mansha heeft nagenoeg heel zijn carrière tegen die stereotiepen gevochten. Zijn intieme vrienden en ook konkurrenten zeggen dat hij de in Lahore gevestigde fabrieken van garen en stoffen, in de schoot van de Nishat Group, via professioneel management, hard werken en een buitengewone zin voor timing heeft opgebouwd. Zijn vlaggeschip, Nishat Mills, heeft in 1993 een nettowinst gehaald van 250 miljoen roepies (240 miljoen frank), driemaal zoveel als de netto-inkomsten van 1990. De volledige groep staat vijfde gerangschikt op de lijst van de grootste Pakistaanse ondernemingen, in termen van marktkapitalizatie.

Hoewel het vlaggeschip van de groep, dat in 1951 in Faisalabad van wal stak, vaste winsten blijft opleveren, zijn de vier andere fabrieken van Mansha, waar katoendraad en stoffen worden gemaakt, duchtig aan het uiteenrafelen.

Ze werden alle vier opgestart tussen 1987 en 1992 een periode waarin de plaatselijke katoenprijs laag was, en hoge tarieven de binnenlandse markt beschermden, waardoor de textielexport van Pakistan kon konkurreren op wereldniveau.

Maar net toen de fabrieken op volle kracht begonnen te spinnen, stortte de markt ineen. Drie jaar na elkaar werden de Pakistaanse katoenoogsten door droogte verwoest, waardoor de prijzen voor ruw katoen de hoogte invlogen en veel kleine fabrieken de deuren moesten sluiten. Mansha heeft zijn fabrieken niet moeten sluiten, maar drie van de vier recente produktievestigingen hebben in 1993 een gezamenlijk verlies opgestapeld van 60 miljoen roepies (zie grafiek).

Met 180.000 spindels is Nishat Mills van Mansha momenteel de grootste top-to-bottom-textielfabriek van Zuid-Azië, met allesomvattende aktiviteiten, van het spinnen tot het produceren van afgewerkte goederen. Tot het produktengamma behoren lakens, spreien en tapestry, een lukratieve nevenbranche die bestemd is voor export en geleid wordt door zijn echtgenote Naz Mansha. Naz is een lid van de Saigol-familie, een andere rijke zakengroep in Pakistan.

“Ik denk niet dat een verstandig persoon in Pakistan nog overweegt om meer geld te investeren in de textielnijverheid, ” aldus Raza, de oudste van de twee zonen van Mansha. “Feitelijk denken wij en andere zakenlui er zelfs aan om geld uit de textielnijverheid te halen en dat in andere sektoren te investeren. “

DIVERSIFIKATIE.

Reeds in 1990 had de 47-jarige Mansha het plan opgevat om zijn textielimperium te verweven met een gediversifieerd konglomeraat, met belangen in de bouwnijverheid, de financiële wereld en de energiesektor.

In die periode was de toenmalige eerste minister, Nawaz Sharif, begonnen met het privatizeren van staatsondernemingen. Een consortium onder leiding van Mansha had zich voor 26 % ingekocht in de Muslim Commercial Bank (MCB) voor een bedrag van 830 miljoen roepies, en het zou de werking van de bank in 1991 onder zijn kontrole krijgen. Een jaar later verwierf Mansha D.G. Khan Cement voor 2 miljard roepies.

Na die twee deals lieten de beschuldigingen van favoritisme niet lang op zich wachten. Leden van de PakistanPeople’s Party, toen in de oppositie, beweerden dat Mansha, als goede vriend van Sharif, die hij geholpen had met zijn verkiezingscampagne, als wederdienst op vrij duistere wijze activa van de regering kon verwerven.

Ook onafhankelijke waarnemers hadden veel kritiek. “Sharifs privatizeringen liepen mank door een gebrek aan transparantie. Daarom zullen diegenen die er toen baat hebben bij gevonden steeds worden geassocieerd met de vriendjespolitiek van Sharif, ” aldus een buitenlandse bankier.

Mansha ontkent die beschuldigingen ten stelligste. “Voor de Muslim Commercial Bank waren er vijf kandidaat-kopers, ” zegt hij. “Eén daarvan was de grootste wanbetaler van de bank en is nog steeds een wanbetaler. Twee anderen raakten nadien betrokken bij bankschandalen. De vijfde kandidaat heeft niet de hoogste prijs geboden, ” aldus Mansha.

INTERNATIONAAL GROEIEN.

Mansha laat zich in zijn uitbouw weinig gelegen aan al die aantijgingen. Sinds de privatizering hebben de winsten van MCB en de cementfabriek een hoge vlucht genomen. Groeien is prioritair. De direkteurs denken eraan om de bank op wereldniveau te tillen : er werden reeds filialen geopend in Bangladesh, Sri Lanka en China, terwijl momenteel joint ventures worden opgestart in Kazakhstan en Oezbekistan.

Midden 1994 bedroegen de activa, de deposito’s en de nettowinsten van de bank reeds meer dan het dubbele van eind 1990, net voordat een groep van 12 zakenfamilies, onder leiding van Mansha, de bank opkocht. 51 % van MCB is thans in handen van die families. De totale kostprijs van dat meerderheidsaandeel bedroeg 1,6 miljard roepies ; dat aandeel is nu bijna 3 miljard roepies waard. De regering behoudt een aandeel van 25 %, terwijl de rest op de openbare markt wordt verhandeld.

Mansha is ook voorzitter van twee investeringsbanken, Nishat Capital Management en Fidelity Investment Bank. Vorig jaar werd de Fidelity bank door kollega-bankiers gerangschikt als de grootste private investeringsbank van het land.

Voor de cementfabriek ziet de nabije toekomst er iets somberder uit. De bouwindustrie zit in het slop. De cementsektor mag dan wel noodlijdend zijn, de groep heeft ook plannen om de D.G. Khan-fabriek uit te breiden via een lening van 162 miljoen dollar bij de Wereldbank.

Volgens analisten is Mansha de grote man achter de groei van Nishat en het vroege sukses van de geprivatizeerde ondernemingen. In tegenstelling tot vele Pakistaanse familiebedrijven die interen op de familie, doet Mansha een beroep op een team van professionals. Het personeel krijgt premies in kontanten en andere prestatieverhogende vergoedingen.

“Hij is de kip die altijd een gouden ei kan leggen, ” zegt een konkurrent. “Mansha hoeft nooit partners te zoeken om samen met hem zaken te doen. ” Mansha maakt ook indruk op internationale zakenlui. “De kredietbeoordeling van de Nishat Group is beter dan die van vele multinationals die aktief zijn in Pakistan, ” aldus een buitenlandse topbankier.

OOK IN ENERGIE.

Mansha kijkt uit naar de volgende generatie om al zijn verwezenlijkingen veilig te stellen. Raza, 22 jaar, is vorig jaar afgestudeerd aan de University of Pennsylvania. Hij is naar Pakistan teruggekeerd om er voor één jaar slechts chief executive te zijn van D.G. Khan Cement. De komende herfst keert hij terug naar de Verenigde Staten om er zijn MBA te halen. Umer, de tweede zoon van Mansha, is net afgestudeerd.

“Ik zou iets nieuws willen starten, ” zegt Raza. “Misschien een olieraffinaderij of een dagbladuitgeverij. Mijn vader verwacht wel veel van mij. “

En dat meent hij, want Mansha zelf steekt het niet onder stoelen of banken : “Mijn belangrijkste doel in het leven is er nu voor te zorgen dat mijn kinderen met sukses de zaak voortzetten die mijn vader heeft opgestart en dat de familienaam wordt voortgezet. “

Die naam zou uiteindelijk wel eens kunnen geassocieerd worden met energie, bouw en financiën, in plaats van textiel. Nishat heeft immers twee kleine elektrische centrales gebouwd Genertech Pakistan met 23 kilowatt, dat drie van de spinfabrieken van de groep van stroom voorziet, en Nishat Tek met 22 megawatt voor Nashat Mills. Er liggen tevens plannen klaar voor een nieuwe 125-megawattfabriek die elektriciteit moet produceren voor het nationale elektriciteitsnet.

Maar in Islamabad stuiten ze tegen een hindernis. Zo’n jaar geleden had Mansha aan de regering de goedkeuring gevraagd voor de uitgave van buitenlandse aandelen voor een bedrag van 55 miljoen dollar teneinde de uitbreiding van zijn fabriek in het buitenland te helpen financieren. De groep had tevens de uitgave van konverteerbare obligaties voor Nishat Mills gevraagd. “Die twee verzoeken werden ons om onbekende redenen geweigerd, ” zegt Mansha.

Premier Benazir Bhutto heeft geweigerd om Mansha te ontmoeten of te antwoorden op de twee brieven die hij haar had gestuurd. “Bhutto’s regering zet mijn bedrijven steeds meer onder druk, ” zegt Mansha. Nadat ze vorig jaar aan de macht kwam, hebben de belastinginspekteurs zich op de Nishat Group gestort. Hoewel verscheidene politici-industriëlen in de gevangenis werden gestopt op verdenking van korruptie en belastingfraude en nog steeds op hun proces wachten, werd niets onregelmatigs gevonden in de holdings van Mansha.

De problemen van Mansha tonen hoe moeilijk het is om in Pakistan zaken en politiek gescheiden te houden. En daar zal geen verandering in komen zolang de politici hun vrienden blijven belonen en hun vijanden blijven straffen.

AHMED RASHID

(c) Far Eastern Economic Review.

MIAN MANSHA EN ZIJN ECHTGENOTE NAZ (NISHAT GROUP) Hun familiale textielgroep diversifieert in banken, energie en bouw.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content