‘Tevreden dat ik die laatste crisis heb mogen meemaken’

Geen emotionele speeches en tranerige zakdoeken. Zo is Christian Defrancq niet. Met pensioen gaan, dat is eten, lachen, en moppen tappen. Hooguit enkele herinneringen ophalen. En dan: genieten. Maar de Belgische aanpak van de vergrijzing blijft hem tegen de borst stoten.

Als chief risk officer van KBC is Christian Defrancq intussen opgevolgd door de Brit John Hollows, die vorig jaar zijn intrede deed in het directiecomité van de bank-verzekeraar. En bij Assuralia, de beroepsvereniging van de Belgische verzekeringsmaatschappijen, neemt voortaan Bart De Smet – topman van Ageas – de honneurs waar als voorzitter. Gemengde gevoelens bij Christian Defrancq. Hij is niet het type dat al maanden reikhalzend naar zijn pensioen heeft zitten uitkijken. Eerder het tegendeel. “Ik heb altijd graag gewerkt, maar op een bepaald moment besef je dat het tijd wordt om ermee te stoppen. Bij KBC heb ik vorige zomer aangekondigd dat ik nog zou blijven tot eind april 2010. In de periode daarna heeft de twijfel soms geknaagd. Ook aan het thuisfront. Mijn vrouw werd ineens ongerust, en vroeg wat ik de godganse dag zou zitten te doen. (lacht) Maar nu is de winter voorbij, en de zon schijnt. Het ideale moment om te vertrekken, zou ik zeggen.”

Versnelde de crisis uw beslissing om met pensioen te gaan?

CHRISTIAN DEFRANCQ (KBC / ASSURALIA). “Nee. Ik was vóór de crisis al van plan om te stoppen op mijn zestigste. Even is er twijfel geweest om door te gaan tot 61, omdat het er op een bepaald moment naar uitzag dat verschillende directieleden van KBC op hetzelfde moment pensioengerechtigd zouden worden. Mijn vrouw was toen zeer ontgoocheld dat ik alweer aan het toegeven was. Maar in tussen is André Bergen vertrokken bij KBC, net als Guido Segers. Ik was – op CEO Jan Vanhevel na – de enige van die generatie die overbleef in het directiecomité. En dus ben ik net voor mijn 60ste met pensioen kunnen gaan.”

De crisis heeft het einde van uw carrière fel gekleurd. Hoe was dat?

DEFRANCQ. “Hels. Het zijn zware jaren geweest, die laatste twee. Crisissen zijn een natuurlijk fenomeen, maar niemand had de hevigheid en de snelheid ervan verwacht. Je staat machteloos tegen wat er allemaal op je afkomt. Om je heen zie je mensen instorten, je hoort van andere financiële instellingen die het moeilijk hebben, en dan die ongelooflijke verhalen uit Amerika,…

Het dieptepunt voor KBC lag natuurlijk in maart vorig jaar, toen de beurskoers zakte naar 5 euro. Daar voel je je toch ongemakkelijk bij, en je vraagt je af waar het zal stoppen. Ook het vervolg in april en in mei was zwaar, toen we voor de derde keer om overheidssteun moesten vragen. Zo’n onderhandeling doe je niet even in twee, drie uurtjes. Maar er was nu eenmaal geen andere uitweg. En ondertussen begint het personeel vragen te stellen. Ook in familieverband en onder vrienden werd ik overstelpt. Iedereen vroeg naar oorzaken en verklaringen. Probeer dat maar eens uit te leggen in vijf minuten. Op den duur zat ik constant naar mijn e-mails te kijken, of naar de beurskoers op het internet. Geen plezante tijd, kortom. Gelukkig zijn we in het directiecomité van KBC altijd heel solidair gebleven, eerder dan elkaar met beschuldigende vinger te zitten aanwijzen. We hebben samen alle puzzelstukjes op de juiste plaatsen proberen te leggen. Die onderlinge solidariteit was onontbeerlijk om gemotiveerd te blijven. Want als je er alleen voor staat, dan zie je nog méér af. Maar eigenlijk ben ik ook wel tevreden dat ik die laatste crisis heb mogen meemaken.”

Pardon?

DEFRANCQ. “De goede kant aan een zware crisis als deze, is dat je alles weer eens goed op een rijtje zet. Je probeert te zoeken naar de oorzaken ervan, je denkt na hoe het speelveld er morgen zal uitzien, en hoe je daar als bedrijf zult in meespelen. Een koude douche, en eens goed ontnuchteren: dat is nog zo slecht niet. Maar het blijft jammer natuurlijk dat de crisis in zo’n grote mate heeft toegeslagen.”

Wat zijn de lessen die de afdeling Risk Management van KBC heeft getrokken?

DEFRANCQ. “We hebben het risicobewustzijn weer dichter bij de businesslijnen gebracht. De werknemers aan de loketten zijn de eersten die moeten weten welke risico’s ze mogen – en moeten – nemen. Het is niet verkeerd om risico’s te nemen, want dat houdt de economie in beweging. Maar als je risico’s neemt waarvoor je niet voldoende vergoed wordt, dan moet je eraf blijven. Als je bijvoorbeeld alleen maar autoverzekeringen verkoopt aan jonge bestuurders, die statistisch gezien meer brokken maken, dan kun je je het niet permitteren om doorsneepremies te vragen. Want dan loopt het gegarandeerd verkeerd.”

Hoe gaat KBC dat risicobesef laten doorsijpelen tot in elk loket?

DEFRANCQ. “Het personeel krijgt opleidingen, en het variabele loon wordt voor een deel gekoppeld aan de invoer en de opbrengsten van het economisch kapitaal. Dat is het kapitaal dat je nodig hebt om alle risico’s van je activiteiten te kunnen afdekken. Dat is trouwens een algemene tendens in de markt, eerder dan een uniek idee van KBC. Enig probleem: de tijd om dat nieuwe risicobesef uit te rollen, is heel beperkt. Zodra de economie zich herpakt, zal iedereen weer gedreven zijn om zo veel mogelijk zaken te doen, zonder precies te beseffen welke risico’s daarachter zitten.”

De voorbije crisis zou het failliet van het risicomanagement hebben aangetoond. Gaat u akkoord met die uitspraak?

DEFRANCQ. “Nee. Risicomanagement is geen exacte wetenschap. Het gaat om wiskundige modellen, gebaseerd op gegevens uit het verleden, over de kans dat extreme scenario’s zich kunnen voordoen. Iets als die vulkaan in IJsland bijvoorbeeld, in combinatie met een windrichting waardoor het volledige Europese luchtruim dicht moet. Ga je dan zeggen dat het risicomanagement van de luchtvaartsector volledig verkeerd is geweest? Want alle vliegtuigen staan aan de grond, en er worden miljoenen euro’s verlies gemaakt. Risicomanagement heeft de waarheid niet in pacht. In het verleden werd risicomanagement misschien wel iets te veel beschouwd als het domein van hooggeleerde statistici. Mensen die zich voortdurend zaten af te vragen wat er zou gebeuren als er nog eens een bom valt op een wolkenkrabber in New York en als er zich op hetzelfde ogenblik een zware aardschok voordoet in San Francisco.”

Risicomanagers zijn de Cassandra’s van de economie: ze doen voortdurend slechte voorspellingen, maar ze worden nooit geloofd?

DEFRANCQ. (lacht) “De bedoeling is niet om doemscenario’s te voorspellen. Je moet niet alleen vertellen wat de kans is dat er volgend jaar een bom valt op een wolkenkrabber, maar je moet vooral wijzen op de zware gevolgen van zo’n gebeurtenis. Een beurscrash, torenhoge inflatie, noem maar op. Het moeilijke aan risicomanagement is om in een verstaanbare taal te verwoorden wat in de cijfers zit. Je moet het heel eenvoudig kunnen uitleggen aan de aandeelhouders. Vervolgens moet je de aandeelhouder vragen of hij bereid is om de gevolgen van zo’n doemscenario te aanvaarden, mocht het zich voordoen. Als hij er niet mee kan instemmen, dan moet je als bedrijf je risicogedrag aanpassen. Dan moet je bijvoorbeeld uitzoeken welke activiteiten je niet meer kunt doen, of in mindere mate.”

Als voorzitter van Assuralia heeft u regelmatig contact gehad met politici. Gelooft u nog in de Belgische politiek? Of beter: gelooft u nog in België?

DEFRANCQ. (lacht luid) “U kunt ook vragen of ik nog in de Kerk geloof. Er zijn veel dingen die in aanmerking komen om niet meer in te geloven.”

Dus?

DEFRANCQ. “Als de politiek haar werk doet zoals het hoort, dan geloof ik erin. Anders niet. Het baart me zorgen dat de Belgische politici belangrijke dossiers op de lange baan schuiven. Dat van de vergrijzing bijvoorbeeld. Studies van de Hoge Raad voor Financiën hebben aangetoond dat er al een probleem is met de pensioenen vanaf 2015. En het zijn toch geen uilen die in die Raad zitten. Dat zulke dingen niet altijd ernstig genomen worden, dat stoot me tegen de borst – zeker vanuit een verzekeringsstandpunt. Als verzekeraars worden we al jarenlang geconfronteerd met de pen-sioenproblematiek, via onze business in de extralegale pensioenen.

“In de jaren tachtig al zat ik in werkgroepen die het pensioenvraagstuk probeerden op te lossen. Ook toen al kwamen we tot de conclusie dat er vanaf 2015 een serieus probleem zou rijzen. Toen we het gingen uitleggen aan de politici, kregen we – ook toen al – geen echt antwoord. Eertijds konden we ons daar nog redelijk bij neerleggen. Het was immers pas een probleem op lange termijn. En de politiek doet vooral in kortetermijnproblemen. Maar nu is pen-sioen een probleem op de korte termijn geworden, en toch nemen de Belgische politici het niet ter harte. Zoiets kan niet. Dat is spelen met de welvaart van de bevolking. In Nederland valt de regering zelfs over de pensioenproblematiek, en ook alle andere Europese lidstaten zijn ermee bezig. Maar in België beperkt de regering zich tot het opmaken van een inventaris.”

Het wordt dus hoog tijd.

DEFRANCQ. “Het is eigenlijk al te laat. En daar ben ik zeer scherp over. Zoiets kan toch niet, in het Europa van morgen! Ik sta nu aan de kant van de gepensioneerden (lacht), dus ik wil weleens zien hoe het allemaal afloopt.”

Door celine de coster, fotografie jelle vermeersch

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content