TERUG NAAR HET OERDUEL

Na motoren, wielrennen en tatoeages zijn ook harde gevechtssporten aan een sociale opmars bezig. De lol aan vechtsporten, stelt de Amerikaanse universiteitsdocent en kooivechter Jonathan Gottschall, is dat het in hun puurste vorm duels zijn. En daar zijn vooral mannen dol op.

Echte mannen vechten. Zo heet een recent boek waarin de Amerikaanse universiteitsdocent Jonathan Gottschall verslag doet van zijn ervaringen als kooivechter — een vrij doortastende sport waarin bijna alles is toegelaten: slaan, trappen, wurgen en klemmen leggen. Bijna gelijktijdig verscheen In de ban van de ring, geen remake van de klassieker van Tolkien, maar het relaas van de filosofiestudente Kerry Howley, die eveneens gefascineerd raakte door kooivechten. Een tijd geleden liet de Hollywoodkomedie Here Comes the Boom het publiek kennismaken met een uitgebluste biologieleraar die kooivechter wordt. Ook bij ons lijken vechtsporten in opmars. Zo traden in juni veertien advocaten tegen elkaar in de ring tijdens een boksgala in het Antwerpse Justitiepaleis.

Het lijkt erop dat de hardere vechtsporten op de drempel van de gentrificatie staan. Dat begrip drukt uit dat stadswijken opgewaardeerd raken doordat beter gesitueerden er gaan wonen. Met wat verbeelding laat het zich uitbreiden naar andere volkse dingen die hip worden: het gebeurde eerder al met motoren, wielrennen en tatoeages. Nu dus ook met vechtsporten.

Academische carrière

Dat sportbeoefening en sociale klasse samenhangen, is zonneklaar, ook in de vechtsporten. Professor Marc Theeboom van de faculteit Lichamelijke Opvoeding van de Vrije Universiteit Brussel deed er onderzoek naar: “De algemene trend is: hoe harder het fysieke contact, hoe populairder de sport is bij lagere sociaaleconomische klassen. Oosterse vechtsporten — aikido of tai chi bijvoorbeeld, waar ook nog eens een filosofie achter zit — worden meer gedaan door mensen met een hogere opleiding. Velen zullen tai chi niet eens als vechtsport beleven, maar als een bewegingsleer, of als levenswijze.”

Geven die verhalen van gestudeerde mensen die gaan kooivechten een kentering aan? Professor Theeboom: “Zo nieuw is dat niet, hoor. Een illustere voorganger is de Franse socioloog Loïc Wacquant. Zo’n vijftien jaar geleden ging hij bij een boksclub. Dat beviel hem zo dat hij zelfs even overwoog profbokser te worden en zijn academische carrière te laten varen.”

Het belang van Waquants boek daarover, Corps et âme, is dat het die wereld — hij bokste in de achterbuurten van Chicago — van binnenuit laat begrijpen. Professor Theeboom: “Als je twee kampers in de ring bezig ziet, denk je meteen aan woede en brute agressie. Maar Wacquant kwam erachter dat er ongeschreven regels gelden, dat de vechters heel veel respect voor elkaar hebben, en dat het atleten zijn die weten wat ze aankunnen.”

Beestachtig hard

Ook Gottschall moet zijn middenklassenkijk op de vechterswereld bijstellen. “Ik zag kooivechten als de verzinnebeelding van iets wat door en door rot is in de mens”, schrijft hij. “Ik had gedacht een stel etterbakken aan te treffen. Dat was niet zo.” Hij krijgt in zijn kooivechtersclub ook een andere kijk op mannelijkheid en kameraadschap. “Kooigevechten zijn vaak beestachtig hard, maar het gevecht eindigt bijna altijd met authentieke wederzijdse genegenheid: met handen schudden, oprechte troostwoorden en felicitaties. Vaak omarmen vechters elkaar langdurig, om uiting te geven aan hun onderlinge affectie.” Ook lichamelijk leeft hij er helemaal van op. “Wanneer ik een goed gevecht heb geleverd, draait mijn hele systeem op volle toeren door iets wat puurder is dan een runner’s high. Ik rij naar huis in de wetenschap dat ik tot dan toe halfslapend door het leven ben gegaan.”

Veel mensen die recreatief aan vechtsporten doen, zeggen dat ze het doen om zich te verdedigen als het erop aankomt. Als dat zo zou zijn, aldus Gottschall, kun je beter een pepperspray kopen. Bovendien: werken aan je uithouding, kracht en snelheid kun je ook in andere sporten. De lol aan vechtsporten, stelt hij, is dat het in hun puurste vorm duels zijn. En mannen in het bijzonder zijn dol op duels. Winnen doet je status stijgen, en de roes die daaruit voortkomt, doet je “systeem op volle toeren draaien”. Om die reden gaat het boek fundamenteel over het streven naar dominantie onder mannen — en zegt het iets over onze samenleving in haar geheel.

Terug naar het oerduel

Je ziet het al bij spelende kinderen. Jongens, veel meer dan meisjes, houden van competitieve en wilde spelletjes waarin ze elkaar kunnen overtroeven. Degene die wint, klimt in de rangorde van de groep. Jongens slagen er vaak al in na één keer samenspelen een stabiele hiërarchie op te bouwen. Gottschall: “Meisjes doen dat ook, maar binnen hun hiërarchieën komen vaker staatsgrepen voor.”

Als jongens volwassen worden, promoveren ze naar formelere en subtielere manieren om in de dominantiehiërarchie te klimmen: door consumptiegedrag, door diploma’s aaneen te rijgen, door voorwaartse carrièresprongen te maken en door andere vormen van uitblinkerij.

Het mannelijke streven naar dominantie wordt vaak met de vinger gewezen als de oorzaak van alle ellende in de wereld, en daar valt wat voor te zeggen. Maar het is ook een bron van energie die zich laat kanaliseren in constructieve projecten. Je zou dus denken dat die jongensachtige duels met het opgroeien langzaam uit het leven verdwijnen, maar dat lijkt maar zo. Gottschall heeft het over de “verbijsterende veelheid van geritualiseerde, aan regels gebonden duels”, sporten bijvoorbeeld, maar ook verbale steekspelen. De intellectuele belangstelling voor kooivechten zou je een herontdekking van het ‘oerduel’ kunnen noemen.

Marc Theeboom: “We zijn vandaag veel met beeldschermen bezig en met interactie op afstand. Een vechtsport waarbij de confrontatie fysiek is, kun je in dat opzicht zien als een back to basics.”

Vrouwen in bikini

Waar blijven de vrouwen in dit alles? De socioloog Wacquant nam destijds als aanknopingspunt de bikinimeisjes die tijdens de wedstrijdpauzes met een plakkaat het cijfer van de volgende ronde aangeven. “Een technisch overbodig tafereel, maar essentieel in de dramaturgie van het gevecht. Het toont het contrast: het vrouwelijke lichaamskapitaal wordt gepresenteerd als erotisch, het mannelijke als krijgshaftig.”

Professor Theeboom ziet dat anders: “Er is een flinke toename van meisjes die boksen en kickboksen. Dat verneem ik van mensen die in het veld staan. Zoiets als tae bo, een combinatie van vechtsporten en fitness, heeft daarbij geholpen. Zo worden vooroordelen weggewerkt, en dat is een goede zaak. Overigens, in China — de bakermat van heel wat disciplines — zijn vrouwen in vechtsporten veel vanzelfsprekender dan bij ons.”

Gottschall vindt het toch wat raar, vrouwen die vechten. Hij vindt het feit “dat vrouwen überhaupt sporten een van de waarlijk fascinerende aspecten van onze soort. Bij de meeste diersoorten doen de vrouwtjes niet mee aan rituele krachtmetingen.” Goed, vrouwen kunnen van lichaamsbeweging en sport houden, “alleen niet zo veel als mannen”. In de praktijk vertaald: op het Antwerpse boksgala deden ook vrouwelijke advocaten mee, maar ze waren maar met twee.

Aan Gottschall is dus geen socioloog met zin voor historisch perspectief verloren gegaan. Dat komt ongetwijfeld omdat hij vasthoudt aan een radicaal darwinistisch perspectief. Daarin — bij wijze van spreken — verjagen de mannen de wilde beer en beconcurreren ze elkaar voor de hoogste plek op de apenrots, terwijl vrouwen bessen plukken en de kinderen verzorgen. Die rolverdeling zit in onze genen gebeiteld.

De drang van mannen naar rituele krachtmetingen, met de vuisten of anderszins, zit “net zo diep in ons verankerd als bij twee rammen die met de koppen tegen elkaar slaan of twee chimpansees die in het oerwoud gillen en vechten”, aldus Gottschall.

Hiërarchische ladder

De bedoeling van die rituelen is dat de krachtsverhoudingen in de groep duidelijk worden zonder dat er doden hoeven te vallen. Vanzelf komt er een dominantieladder tot stand. Wie bovenaan staat, geniet voorrechten zodra er voordelen te rapen zijn. Hij heeft de beste nestplaats, heeft als eerste zijn eten en heeft de wijfjes voor het uitkiezen — want die hebben het liefst een sterke, beschermende partner.

De oertijden zijn nochtans al lang voorbij. Voedselvoorziening en huisvesting worden intussen anders geregeld. Bij het kiezen van een partner spelen zo veel sociologische, culturele en psychologische factoren mee dat je mag verwachten dat het belang van “goed kunnen vechten” niet meer speelt. “Dat is een klassieke denkfout”, vindt professor Mark Nelissen, gedragsbioloog aan de Universiteit Antwerpen. “We zitten met gedragspatronen die in de loop van de evolutiegeschiedenis zijn ontstaan. Die patronen gaan er nooit meer uit, hoeveel lagen aan cultuur en normen en waarden je daar ook overheen legt. Of toch, maar dan binnen tweehonderdduizend jaar misschien.”

Wat we zelf denken over onze drijfveren, is slechts schuim op de golven, stelt de gedragsbiologie. Nelissen: “Het streven naar dominantie zit diep ingebakken, vooral bij mannen. De mens is nu eenmaal een hiërarchisch wezen. We zijn vrijwel elke minuut bezig met het handhaven of verwerven van status”, en dikwijls zit dat in minuscule details, zoals een blik of een compliment.

Overspringen

Gestudeerde mensen genieten al een hoge status. Is er een reden waarom zij, mannen én vrouwen, gecharmeerd kunnen worden door het back-to-basicsgevoel van de vechtsporten? Professor Nelissen: “Jazeker. Vroeger was er één kanaal voor status: fysiek overwicht. Ondertussen zijn er heel veel andere. Je kunt bijvoorbeeld op financieel, intellectueel of creatief vlak ontzag afdwingen. Maar die ambitie kan ook naar andere gebieden overspringen. Als je op een bepaald domein een hoge status hebt, kun je die nog vergroten door ook op andere terreinen dominantie te verwerven.”

Jonathan Gottschall, Echte mannen vechten. Hoe mannen de pikorde bepalen, Maven Publishing, 336 blz., 19,90 euro (ook verkrijgbaar als e-book).

FILIP HUYSEGEMS

“De drang van mannen naar rituele krachtmetingen zit net zo diep verankerd als bij twee chimpansees die in het oerwoud gillen en vechten”

“Winnen doet je status stijgen, en de roes die daaruit voortkomt, doet je systeem op volle toeren draaien”

“We zijn vrijwel elke minuut bezig met het handhaven of verwerven van status”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content